w-46 t aauu t -i&Jvf -- /v i m O. spreek mij hiel oan liefde, <Di e zijn al sinds lang ooerleden, k f3en lang er al aan in den rouio. 99 alleen een voorgeschreven levensstijl doch leven vanuit de diepte of, zo men wil, vanuit de hoogte, nl. uit God. Waarbij de deugden geen kerstboom versiering, doch vrucht van dat diep menselijke beleven zouden zijn. In zijn preken stelde hij als norm voor dat mens-zijn: leven uit het leven dat in Jezus was. Het mens-zijn aldus opgevat en be leefd betekende voor hem Gods-dienst, verheerlijking van God en tegelijker tijd dienst aan de mensen. In de formulering van zijn geloof was Haverschmidt vrijzinnig. En in het beleven en uitdragen van die LDan oriendschap en oan Irouw: Af een, spreek mij aan s menschen ellende, LDan al zijn kommer en nood, Ldn hoe hij zijn broeders leoen O erbillerl, - dan lach ik mij dood I PIET PAALTJENS geestelijke waarden? Alleen maar werkelijk „mens" zijn is te simpel om van een etiket te voorzien. Op die simpele grondslag nu van het samen vallen van geloof en mens-zijn vanuit God, streefde hij naar gemeenschap met de orthodoxe medeleden echter tevergeefs. Hij dacht niet in abstracte begrippen als „mensheid" e.d.; daarvoor zou hij de studeerkamer niet hebben behoeven te verlaten. Het ging hem om de voortdurende ontmoeting met de con crete mens, die alleen maar dagelijks langs de weg is te vinden. De eerste de beste was voor hem steeds „de naaste"; vrijzinnig, or thodox, jood of zo-maar-een-mens. Vooral de lijdenden, de gebrekkigen en eenzamen, en de kleine mensjes, de kinderen, hadden zijn voorliefde. Niet ambtshalve bezocht hij hen, doch om in hun lijden, nood en eenzaamheid alleen maar als mens naast hen te staan. Waarschijnlijk achtte hij dat de naaste weg om met de mensen bij God of, indien dat juister is, met God bij de mensen te komen. Nader dan vaak een preek of een reeks vrome woorden. De eerste de beste langs de weg hoe dikwijls toch had hij gepreekt over zijn lievelingsthema: de barm hartige Samaritaan. Deze in diepste wezen zo gave mens was echter in genen dele een krachtige, evenwichtige persoonlijk heid. Naast een sterk humoristische trek bezat hij in de grond van zijn gemoed een uiteindelijk alles beheer sende zwaarmoedigheid. Teerhartig, overgevoelig, roman tisch, botste hij onophoudelijk op de harde zakelijke werkelijkheid. In steeds mindere mate lukte het hem zich aan te passen. In zijn romantische droom- natuur leefde hij in het verleden en in de hunkering naar het schone, vredige, harmonische andere. Daarbij ideali seerde hij dat verleden en kleurde zijn jeugdherinneringen bij met tere, zachte kleuren. Van zijn jeugd af was en werd hij steeds meer een vreemdeling in deze wereld. Op de bodem van zijn aan geboren zwaarmoedigheid groeiden vroegtijdige bespiegelingen over ver gankelijkheid en dood uit tot worgende angsten. Aanvankelijk zegevierde zijn humor veelal nog in de strijd met zijn melancholieke gemoedsgesteldheid. Meer en meer echter kreeg zijn,worg engel", zoals hij zijn zwaarmoedige aanleg noemde, de overhand. Een gewoon, normaal mens onder en met de mensen te zijn, dat was steeds zijn sterk verlangen geweest. „Ziekelijk" noemde hij zijn roman tische droomleven, zijn overgevoelig heid en groeiende zwaarmoedigheid. Fragment van een tekening die ds Haverschmidt voor zijn kinderen maakte Nog in 1889 bij de herdenking van zijn vijf en twintig jarig ambtsjubileum klonk het als een noodkreet uit zijn mond: „O mijn gemeente, o gij bur gers van Schiedam, o gij mensen om mij heenik heb niet aan een kerkelijke gemeente alleen willen toe behoren, ik heb een burger willen zijn met en voor u allen...., met mij wonende in dezelfde stad; het was mijn eerzucht een mens te zijn, niets meer en niets minder, mens voor elk die mens was, onverschillig van welk ge loof, in welke stand Horen wij daarin niet de zware ondertoon van zijn strijd? In zijn onvergetelijke schepping van Piet Paaltjens reeds had hij getracht zich van dat ziekelijke andere „ik" te bevrijden. Haverschmidt splitste zich aldus a.h.w. in tweeën. Met het wapen van een scherpe ironie ging hij in de figuur van Paaltjens zijn andere „ik" zichzelf te lijf. Uitermate grappig was de vorm waarin hij Piet Paaltjens liet optreden. In de inleiding tot zijn „Snikken en x r

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 11