m-- mtsmm |Mg§|§i 103 mensen, die onbewust allen op elkaar een zekere invloed hebben gehad voor de vorming van ieders persoonlijkheid. En wat voor deze mede-kwekelingen geldt is van gelijke betekenis voor de leraren van de normaallessen, die nu eveneens op een stokje moeten worden gestoken omdat een poppenkast zo weinig bewegingsruimte biedt. Onze leraar in de Nederlandse taal was C. Kerdel, het plaatsvervangend hoofd van de armenschool achter het Blauwhuis in de Plantage onder meester Piet van laar- dingen. Hij was een lange magere man, altijd in het zwart gekleed, een soort gestyleerde doodbiddersfiguur. Ik her inner me niet deze man ooit te hebben zien lachen. Een figuur, waarmede ik wel in botsing moest komen, hetgeen dan ook prompt geschiedde. Later heb ik hem in Batavia ontmoet, waar hij leraar aan een handelsschool was. Een geheel andere figuur was de kleine Tijl, hoofd van de ulo-school voor jongens aan het Oude Kerkhof. Die onderwees de vaderlandse historie, mijn liefste vak. Dit vak kende hij op een prik, ook al onderwees hij het in de toenmalige trant als de krijgskundige historie van een soort heldenvolk. De leraar in aardrijkskunde en natuurlijke historie was mijn buurman in het Broersveld A. W. Vaan drager, hoofd van de armenschool bij de Noordmolen. Later moet hij in het verzekeringswezen verzeild zijn ge raakt. Een nogal droge figuur was de leraar in reken kunde, J. van der Hout, hoofd van de tussenschool aan de Schoolstraat bij de Warande. Het voor de toenmalige onder wijzersopleiding zonderling gekozen vak Frans werd onderwezen door Koosje van Driel, die deed denken aan een oude eerbiedwaardige tante. Zij was het hoofd van de jongejuffrouwtjes-school. Doordat ik reeds meer Frans kende dan zij in die eerste twee klassen kon onderwijzen, was ik voor haar een lastige kwant, die wel eêns een klap om zijn oren kreeg met de harde kaft van een grammaire. Wiskunde werd onderwezen door Dr. L. de Bruyn, een H.B.S.-leraar. Deze had de hebbelijkheid om in ongewoon krenkende termen zijn verbolgenheid te luchten als er te weinig begrip werd getoond voor zijn edele vak. Wij noem den hem altijd Lou de Bruyn. Een plezierige leraar was de tekenonderwijzer J. A. Boer, een rossige verschijning met een musketiers-sikje, bedaard en humaan in zijn op treden. De natuurkunde-leraar Dr. N. J. Kam was een ge leerde, die weinig orde kon houden, een fijne man, enigszins een vreemde eend in de bijt van Sanders' schoolmeesters- erf. Ten slotte waren er nog de Rotterdamse leraar in zang Van Roon, en de gymnastiek-leraar J. B. Meilink. De laat ste gaf les in het lokaal aan het Paardewater aan het begin van de Buitenhavenweg. Meen nu niet, dat zulk een dooie opsomming van figuren, die voor het huidige Schiedam door het verleden werden opgeslorpt, geen enkele betekenis heeft. In hen leefde het knusse Schiedam. Zij drukten hun stempel op de opgroeien de jeugd, die op haar beurt weer veel overdroeg op de hui dige Schiedammers, voor zover deze aan de oorspronkelijk besloten bevolking zijn ontsproten. Ongeweten heeft al licht een uwer, die deze jeugdherinneringen leest, aan hen ook wel een kleinigheid te danken gehad, want alle mensen, die met elkaar verkeren, werken ook op elkaar in en dragen veel van hun gedachten- en gemoedsleven weer op hun nageslacht over. Zo'n preekje er tussen door moet me maar worden vergeven. Met het opsommen van figuren uit mijn reeds ruimer geworden wereld ben ik trouwens nog niet eens klaar. Ik wil nog enkele namen noemen van mede-leerlingen uit die eerste klasse van de normaallessen in 1894, die als Schiedammers een waardige plaats hebben gevonden in de samenleving. Piet van der Vlies zou ik later in Indië terug vinden als directeur der cultuurschool in Soekaboemi, Dirk Lamers als leraar in de Engelse taal. Herman Wilkes- huis werd schoolhoofd in Overschie. Jaap Klein, die tegelijk met mij korporaal werd in het garderegiment der grena diers en jagers in 1900, bleef zijn opleiding trouw en werd onderwijzer in Den Haag. Ik noemde reeds de breuk tussen de heer Brouwer en mij, die aanleiding zou worden voor een wending in mijn leven. Er verscheen in het laatst van 1895 namelijk een advertentie in de Schiedamse bladen, waarbij sollicitanten werden opgeroepen naar de betrekking van tweede ambte naar ter secretarie, en op aandrang van mijn moeder meldde ik mij als sollicitant. De voornaamste eis was „een goede hand" te hebben in schrijven, maar niettemin werd er een vergelijkend examen afgenomen, waarbij ik de benoeming wegdroeg. Natuurlijk was er een grote begeerte onder de jongelui, waaronder ik tal van klasgenoten van Sanders' school herkende, naar deze functie, want er was een salaris aan verbonden.... van honderd gulden.... per jaar! Met deze vorstelijke beloning ving mijn optreden aan in de maatschappij en al moge dit voor de Schiedamse geschiede nis geen feit zijn van belang, voor mij zou het wel degelijk van grote betekenis zijn, ook al stond het aan het begin van een lange weg, die naar de opperste administratieve functie van de Indische hoofdstad Batavia zou leiden. Op 20 januari 1896, als een ruim vijftienjarige, begon ik mijn loopbaan op de Schiedamse gemeentesecretarie. Daarmede trad ik een geheel nieuwe wereld binnen, die van het oude stadhuis, de zetel van de locale machthebbers. Ik werd een dienaar van het publiek, mocht gelukkige vaders te woord staan, die de komst van een nieuw ge boren Schiedaminertje kwamen melden, en de dienaren van begrafenis, oneerbiedig doodbidders geheten, van de zorg voor hun overlijdensaangiften ontlasten. Maar boven mijn hoofd verkeerden de vertegenwoordigers van de Schiedamse burgerij, de burgemeester, de wethouders, de leden van de gemeenteraad. En wie zal kunnen ontkennen dat ik op de belangrijkste plaats was aangeland van het knusse Schiedam uit de negentiger jaren der vorige eeuw? Het was het centrale punt van de locale samenleving der jeneverstad, nog altijd een besloten stad binnen de gordel van haar hoge molens. DAAN VAN DER ZEE. (Wordt vervolgd.) Bij «le voorplaat Acht mandflessen, een smeedijzeren jaar tal, een raam met luiken en een muur. Met dergelijke een voudige hulpmiddelen kan een kunstzinnige fotograaf reeds een prachtig resultaat be reiken, zoals deze foto bewijst die de heer A. Meulstee maakte op het Groeneiveegje. Een eenvoudig beeld, maar fraai en har monisch endóór en dóór Schiedams!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 15