122 dié goederen wordt het privilege verleend. Het feit dat zij vrachtvaarders zijn, duidt reeds op scheepvaartbedrijf; het feit dat zij met eigen goederen varen duidt bovendien op zelfstandige handelsactiviteiteigen goederen zijn goede ren die men voor contant geld heeft gekocht; men gaat ze op een markt elders weer van de hand doen; vrijheid van tol voor dit soort goederen was een voordelig en gezocht privilege. Hier stilzwijgend, maar in andere dergelijke oorkonden met ronde woorden, is men gewaarschuwd tegen fraude: men moet het niet wagen om, terwille van het gewin, goederen van derden die men slechts in diens op dracht, dus in vracht, vervoert, als eigen goederen aan te gevendan ontduikt men de grafelijke tol, met alle gevolgen van dien wanneer men gesnapt wordt. Zou met „eigen goederen" ook bedoeld kunnen zijn: produkten van eigen industrie? Welke zouden dat dan geweest moeten zijn? Lakens misschien? Duidelijke be wijzen van een werkelijk bloeiende lakennijverheid be zitten we pas uit de aanvang van de 15e eeuw. Wel spreekt een oorkonde uit 1310 reeds over de ramen, apparaturen tot het drogen van lakens die stonden opgesteld op het Raamveld. Verder weten we dat Delft reeds in de tach tiger jaren der 13e eeuw lakens fabriceerde en uitvoerde, zeer waarschijnlijk via Schiedam hoe zou het anders naar het Brabantse; er had dus reeds lakenfabricage in de nabijheid plaats in deze jaren, gevolg van het feit dat de Engelse wol tijdens het Vlaams-Engelse conflict niet meer naar Vlaanderen werd uitgevoerd. Daarenboven, in de be kende oorkonde van het opperste kleed uit 1286 treffen we als getuige aan een zekere Willem die Lakenman, en deze verschijnt in de jaren negentig nog eens als getuige. Was hij lakenfabri kant? Op grond van bovenstaande ge gevens lijkt deze conclusie niet voor barig. Vanwaar betrok hij dan de wol? Zeer waarschijnlijk niet rechtstreeks uit Engeland want van vaart daarop vanuit Schiedam is in deze tijden nog geen spoor te vinden. Hij zal de grond stof voor zijn weverij wel uit Dordrecht of uit een van de plaatsen op de Zeeuwse eilanden betrokken hebben, want sedert Vlaanderen door Engeland geboycot werd, werden Dordrecht, Middelburg, Zierikzee en Vere vaak met de woltoevoer begunstigd. Dat er tussen Schiedam en het eilandengebied tussen de Zeeuwse stromen regelmatige contacten bestonden blijkt uit verschillende gegevens. In 1268 krijgt Aleidis' zoon Floris kasteel en gebied van Schiedam van zijn neef Floris V inleen; zijn aanwezig heid in onze stad spreekt duidelijk uit het feit dat zijn zegel, bij ontstentenis van een stadszegel, de oorkonde van het opperste kleed bekrachtigtdit zegel is het waarop ons huidige stadswapen teruggaat. Deze Floris nu bezat boven de Maas nog andere goederen: te Rijswijk en te 's-Gravezandeook op de Zeeuwse eilanden was hij gegoed te Arnemuiden, op Noord-Beveland, te Baarland en op Schouwen; en bovendien fungeerde hij sedert 1272 als 's graven stadhouder in Zeeland. Dat hij nu, met zijn ge volg, zijn goederen boven en beneden de Maas vaak zal hebben bezocht, alsook de grafelijke residentie in Den Haag waaraan Floris V juist in deze jaren de roemrijke Ridder zaal toevoegde, lijdt geen twijfel. En bij die gelegenheden was Schiedam voor hem de aangewezen haven. In dit verband verdient het ook opmerking, dat de grafelijke rentmeester van Zeeland in later jaren zijn woonplaats in Schiedam placht te hebben. Verder: toen Willem van Borselen, die de zoon en opvolger van Floris V in zijn macht en onder zijn invloed had, met deze uit Den Haag naar Zeeland trachtte te vluchten, in 1299, scheepte hij zich voor de overtocht in te Schiedam. De overkant van de Maas heeft hij nooit bereikt want zijn achtervolgers had den zijn schip al geënterd toen het nog nauwelijks van de wal was. Tijdens de oorlog tegen Vlaanderen in 1304 gingen de grafelijke troepen voor een tocht naar Zierikzee te Schiedam scheep. En toen korte tijd daarna de Vla mingen andermaal Zeeland bezetten en Holland bedreigden was Schiedam wederom de verzamelplaats niet alleen voor het landvolk dat tegen de Vlamingen zou worden ingezet maar ook van de vloot onder commando van de Genuees Grimaldi, die op Frans bevel de Lage Landen te hulp kwam. Opmerking verdient het ook dat in 1301 graaf Jan II, oudste zoon van Aleidis, bepaalde dat Schiedam hem op zijn krijgstochten moest dienen met een kogge van 25 man, waarvan er 12 voor rekening van de stad kwamen; een voor die tijd respectabele belasting waaruit wel blijkt dat de stad voor vol werd aangezien. Dat Schiedam in deze periode van de overgang van dertiende naar veertiende eeuw een erkend gunstige lig ging aan de Maas had, wordt door deze gegevens wel in het licht gesteld en ongetwijfeld profiteerden de oudste be woners daarvan door zich ook zelf met de scheepvaart bezig te houden zoals we reeds zagen. Al lieten ze zich, blijkens het grafelijk tolprivilege, in heel het Hollandse stromengebied zien, voornamelijk zullen ze toch wel contact hebben gehouden met het achterland, met Delft met name en met het rondom de grafelijke hof zich ontwikkelende Den Haag. Delft, hoewel reeds in 1246 tot stad verheven, bleef nog zeer lang in wezen een agrarische nederzetting en moest dus allerlei niet-agrarische produkten van elders betrekkenen van elders, dat kon haast niet anders zijn dan: via Schiedam. En uit de grafelijke rekeningen uit deze jaren blijkt dat de bevoorrading van de grafelijke hof in Den Haag met levensmiddelen en bouwmaterialen veelal via Schiedam plaats vond. Daaruit zal dan ook mede de belangstelling te verklaren zijn die graaf Jan II voor de stad koesterde; in 1299 stond hij haar inwoners toe de vaargeul van de dam af tot aan de Maas te bekaden en deze van een sluis te voorzien, zodat voortaan schepen met grotere diepgang de stad zouden kunnen bereiken. De dam, als zijnde een onderdeel van de belangrijkste water kering in het zuiden van Holland, bleef natuurlijk intact, een doorgraving daarvan zou op hevig verzet hebben ge stuit. Niettegenstaande al deze bedrijvigheid was het aandeel dat Schiedam nam in de handels- en scheepvaartactiviteit der Lage Landen uiterst bescheiden. We moeten daarbij niet over het hoofd zien, dat het gebied van de Maasmond pas begon te ontwaken toen in het zuidwesten en noord oosten van ons land reeds levendig werd gehandeld en gevaren: op Vlaanderen, op Engeland, op Hamburg en de Duitse Oostzeesteden, op de Franse kusten. Toen Vlaan deren omstreeks 1270 met Engeland in conflict raakte en dientengevolge zijn handel op het eiland werd lamgelegd, stonden Dordrecht vooral, en iets later ook Middelburg en Zierikzee klaar om zijn taak over te nemen. De steden in het noorden en oosten van ons land konden, toen er van Schiedam nog geen sprake was, al op een gevestigde traditie terugzien: Groningers voeren reeds in de jaren

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 14