Nf EEN NIEUWEN HOET In maart 1668 werd. te Schiedam een contract gesloten betreffende de bouw van een ,,coopvaardieboot" door Hendrick Semelaer, scheeps- timmerman, voor schipper Jan Bruyn, wonende te Liet in Schotland. Voor het ,,op te timmeren ende nieus uithaelenvan het schip moest aan de scheepsbouwer betaald worden 3650 gulden ,,ende daerenboven twee rosenobels voor sijn vrouw ende noch een nieuwen hoet voor sijn kint, daermede hij eer inleght". 123 twintig der dertiende eeuw op Engeland; Friezen, Gro ningers en bewoners van de IJselsteden Kampen, Zwolle en Deventer hadden al omstreeks 1270 vaste voet op de beroemde markt aan het Zwin: Brugge. Friezen en Gro ningers waren gezochte vrachtvaarders in Hamburg en de Duitse Oostzeesteden. De reeds genoemde IJselsteden en de Zuiderzeesteden Elburg en Harderwijk namen in de tweede helft der 13e eeuw al groot aandeel aan de Omme landvaart, dit is de vaart om Kaap Skagen heen, benoor den Jutland. En Nijmegen, Arnhem, Roermond en \enlo onderhielden nauwe contacten met het Rijnland en het midden-Maasgebied. In het licht van deze feiten verschijnt de Schiedamse bedrijvigheid rondom de eeuwwende van 1300 slechts als een schuchtere poging om op het terrein van handel en scheepvaart een woordje mee te spreken; van meer dan regionaal belang was die bedrijvigheid zeker niet. Nochtans, dit prille begin hield beloften in voor de toekomst, beloften die in de loop der veertiende eeuw schenen te zullen worden ingelost, want dan treffen we Schiedamse schippers aan in Engelse, Franse en Oostzee havens. Maar verder dan de schijn is het niet gekomen. De opkomst van een nederzetting aan de Rotte, van jongere datum dan Schiedam, en in de aanvang zo onaan zienlijk dat men er, zo heet het, van gewaagde als van „het vlekje, niet ver van de vermaarde koopstad Schiedam gelegen" (we zullen dit „vermaarde" wel met een korreltje zout moeten nemen) de opkomst van die nederzetting heeft de ontwikkeling van onze stad in haar veelbelovend begin gesmoord. Deze wending der kansen is te wijten aan een ingewikkeld samenspel van factoren. Als van Oldenbarnevelt de „deunigheid" onzer voorvaderen daar voor verantwoordelijk stelt is dat een eenzijdige weer gave van zaken. De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat ook andere krachten daarop onmiskenbaar invloed hebben iutgeoefend en als voornaamste wel de bevoorrechte lig ging van Rotterdam aan de Maas, juist in de bocht waar voortdurend uitschuring plaats vond en geen gevaar voor aanslibbing bestond, het chronisch euvel waarmee Schie dam te kampen had. Bovendien bezat Rotterdam een rechtstreeks havenfront terwijl Schiedam lag opgesloten binnen zijn vesten, van de rivier gescheiden door een bijna twee kilometer brede strook van gorzen en slikken, en al moeite genoeg had om te voorkomen dat zijn smalle haven Pinasschip omstreeks 1600 dichtslibde. De kansen lagen dus van de aanvang af al niet gelijk. Pas zes eeuwen later dan Rotterdam heeft Schiedam de Maas werkelijk bereikt, maar dan ook zó ge heel en al dat wij ons de stad niet meer los van de rivier kunnen denken, en zó ten voordele van het economisch bestel onzer stedelijke samenleving, dat wij om de niet vervulde verwachtingen van zeshonderd jaar geleden niet meer behoeven te treuren. P. TH. J. KUYER.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 15