Schiedamse
jeugd
van de
waterkant
Eer ik nu overga tot het terugroepen van de Schiedamse gemeente
secretarie in de negentiger jaren van de vorige eeuw, wil ik nog iets ver
tellen van mijn relaties met het water van mijn knusse geboortestad.
Want als een jongen, die in een grote mate van vrijheid leefde, was ik
niet alleen een landrot-je maar ook een waterrot-je. Er was water genoeg
in en rondom Schiedam, water om in te zwemmen en water om in te vissen.
Met het vissen had ik het eerst te maken, nog in de dagen dat ik wijs
heid vergaarde op de lagere school. Want mijn grootvader van vaders
zijde was eigenaar van een visschuit met een kruisnet om paling te vangen.
Dit gedierte was blijkbaar het best te vinden in de Nieuwe Haven en in de
Westerhaven, want in beide havens zie ik in mijn herinnering het kruisnet
weer dalen en omhoog gaan, waarna mijn grootvader met vaardige hand
het glibberig goed met een netje aan een stok binnen haalde.
Mijn aandeel in deze visserij bestond uit het toekijken en het slaken
van allerlei kreten als veel palingen zich tegelijk hadden laten verschalken,
en in het misnoegd toezien als het net ook wel leeg boven kwam. Maar
het zitten in het licht schommelend bootje was reeds op zichzelf een genot.
Ik besefte zelf niet een kleine gevangene te zijn, die gedurende uren aan
een bankje was gebonden. Die visserij was voor mij een wekelijks herhaald
festijn, dat op de zaterdagmiddagen werd gecelebreerd. En als het tegen
het uur van zessen liep kwam het hoogtepunt van dit festijn. Dan ver
scheen mijn vader, nadat hij met zijn knechts had afgerekend, om me te
halen, en dan bracht hij krentebrood mee voor mijn vragende maag. Met
ons drieën schommelden we dan voort, als vertegenwoordigers van drie
geslachten, waarvan de oudste in 1825 het licht aanschouwde.
En dan was er het genot van het zwemmenEr was een zweminrichting
wij spraken van de zwemschool in het kanaal, dat de Westerhaven
in verbinding bracht met de Maas, dichtbij het kippebruggetje naar de
Groenelaan. Verderop, vlakbij de dijk, die de stroopfabriekdijk werd ge
noemd, woonde de sluiswachter Van Wieringen, en deze naam verbonden
wij steeds met de zwemschool. Van deze zweminrichting was ik een trouwe
klant. Soms was ik er wel driemaal per dag te vinden, en ik herinner me
nog een keer op de vierde oktober een duik te hebben genomen om me
daarna ijlings al bibberend te kleden.
Groter geworden, ook nog in mijn eerste secretarie-tijd, ging ik meer
malen met een paar vrienden de grienden binnen om de zoveel grotere
Zalmvisserij „Prins Hendrikte Schiedam in 1910