JEUGDHERINNERINGEN AAN HET KNUSSE SCHIEDAM VII SUB 129 zwemschool van de Maas de klandizie te gunnen. Voorbij het Balkengat of anders nabij de sluis van Van Wieringen kropen we dan door het griendhout, ontkleedden ons ergens, en doken we tussen in het water groeiende slingers van planten tot we de vrije stroom om ons heen wisten. Die Maas zoals we de Nieuwe Waterweg on veranderd noemden was de glorie van Schiedam. Als een magneet trok de machtige rivier vooral des zondags de Schiedammers naar het Hoofd, waar de contoeren van Rotterdam de stroom schenen af te sluiten. Aan de overkant lagen de weinige huisjes van Pernis, dat toen nog niet naar olie stonk en je kon er met het Vlaardingse stoombootje voor een luttel aantal centen heen varen. Het Hoofd was het bescheiden uitlopertje van de staart, die lang zamerhand aan de binnenstad was gegroeid, een pleintje van geringe afmetingen, ingesloten tussen de rivier en het café van Van der Waart van Gulik. Voor ieder was het een steeds weerkerend genot om naar de leven digheid op de ri vier te kijken. Maar ook de weg terug naar de stad langs de Voorhaven had een bijzondere bekoring. Aan de overzijde, op het Oosterhoofd, lag de kaar senfabriek Apollo, en ook daar waren grienden langs de rivier, waarin we wel doordrongen om te gaan zwemmen. Deze Voorhaven placht vol schepen te liggen met hun licht bewegende masten en hun veel vertakte tuigage, als een levend getuigenis voor de belangrijkheid van de handel, een levensvoorwaarde voor de stad. Wie van dit gezicht hield koos niet de terugweg naar de stad langs de Plantage, maar stak bij het politie-posthuis over naar de Buiten haven, waarlangs eveneens talrijke schepen lagen gemeerd. Al schrijvend zie. ik al het leven in en rondom het water van Schiedam weer voor me opleven. Het bootje zie ik weer, waarin ik met mijn groot vader de Maas overstak om zogenaamde „vloten", stukken kurk die netten moesten dragen, af te leveren aan de zalmvisserij, schuin aan de overkant. Ik herleef het ogenblik, waarop we bijna door een machtig zeeschip werden overvaren. Ik zie het ijs weer kruien door de stroom, de avondnevel Rotter dam weer overgrauwen, overal de lichtjes branden, die een feeërieke sfeer scheppen langs het licht be schenen water. En ik voel me weer jong als toen. Als ik nu, bijna zeven decenniën later, aan dit oude Schiedam en zijn water terugdenk dan is het als in een diep bevredigd verlangen van mijn jeugd. Hoe schoon was die stad, ondanks haar zwart be- rookte huizen en haar luchtjes van spoeling en moutwijnAls ik haar terug roep in mijn herinnering dan zie ik haar weer liggen, besloten door haar kring van molens op de plaatsen der voormalige vesten, gegroeid als een in haar bodem vast gewortelde nederzetting aan de boorden van de Maas. DAAN VAN DER ZEE. De oude Schiedamse zalmvisser Koetsveld Uit het journaal van de bark Amicitia, 25 december 1874: Vierden Kerstfeest op de gebruikelijke uijze en met een maal van bruine bonen met een dubbel rantsoen spek en rijst met bessensap Kerstmenu van de bemanning van de tankschepen der Petroleum-Maatschappij „La Corona" in 1954: Russisch ei Koninginnesoep Nierbroodje Filet van zeetongwijnsauspureeworteltjes Biefstuk, doperwten, gemengde salade, gebakken aardappelen Gebraden konijn, appelmoes Pudding Kaas met crackers Vers fruit Geconfijt fruit Koffie Wijn: Graves Superieur.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 21