131
De H. Willibrordus, voor de rederij J. H. van Gent op de werf De Lelie gebouivd.
profiteren. Zo werd in 1835 de Schie-
damse Scheepsrederij opgericht, die op
de eigen werf De Nijverheid door
Schiedammers schepen wilde laten
bouwen, welke bemand met Schie
dammers de zeven zeeën moesten be
varen. De werf werd gebouwd aan de
Maas op het Galgoord, dus op de plaats
waar thans Gusto is gevestigd. Hij
kwam onder beheer te staan van een
directie waar burgemeester Loopuyt
voorzitter van was, terwijl de scheeps
bouwersfirma C. Gips en Zn. te Dor
drecht werd belast met de technische
leiding. De schepen die werden ge
bouwd kwamen onder het direct be
heer van de cargadoorsfirma De
Groot, Roelants en Co., waarvan het
lid H. W. Roelants de dagelijkse lei
ding had.
Het was de bedoeling, dat zowel
werf als schepen profijt zouden bren
gen aan iedereen, hetgeen ook gebeurd
is, want in tegenstelling tot de meeste
andere werven in ons land waren de
Nijverheid-aandelen niet in handen
van een kleine groep kapitaalkrach
tigen, doch in het bezit van een groot
aantal Schiedamse middenstanders.
De laatste dag van de maand juni
1835 werd op feestelijke wijze de
kiel gelegd voor het eerste schip, het
fregat Stad Schiedam. Overal hingen
de vlaggen uit, 's avonds was er een
„fraaije illuminatie" en door de toege
stroomde Schiedammers werd luid
keels de lof gezongen van ieder die op
de een of andere wijze bij de bouw van
de Stad Schiedam was betrokken. Zo
werd op de toen blijkbaar populaire
deun van „Flip Snelwiek heeft een
fraaije vrouw", een lied gezongen
over de scheepsbouw, waarin de wel
wat optimistische regels voorkwamen
„Een jaartje of wat, en weg is het
leed Hoezee! dan brengen de sche
pen I Op deze werf te zaam ge
steld, U vreugde, welbegrepen,
In zeeroem en in geld." Burgemeester
Loopuyt werd ook toegezongen op de
wijs van „De mooije meisjes van de
stad" (Honi soit qui mal y pense) en
dat men de toekomst hoopvol inzag
bleek wel uit het lied „De Schiedamse
Vlag" waarin werd gezegd: „Moed
maar Branderijen Onze vlag brengt
granen aan, Moed maar Stoke
rijen, 't Zal nu beter gaan."
Het ging inderdaad wel iets beter,
maar de hoop, dat de nieuwe scheep
vaart de oude branderij-industrie er
weer bovenop zou helpen, is niet be
waarheid geworden, de scheepvaart
richtte zich vrijwel uitsluitend op de
vaart van het toenmalige Indië, daarna
ook op de vaart tussen Indië en China
en Indië en Australië, zodat ze van
weinig of geen betekenis was voor de
branderijen. Voor het algemeen-econo
mische leven van de stad zijn de scheeps
werf De Nijverheid en de scheep
vaart dat echter wel geweest. Want
al spoedig ontstonden naast de Schie
damse Scheepsrederij andere belang
rijke rederijen, zoals die van De Groot,
Roelants en Co., die een twintigtal
grote schepen in de vaart heeft gehad,
van A. Prins en Co., M. Kerdel, Loncq
en Cool en van J. H. van Gent. Deze
laatste rederij liet haar schepen echter
niet op De Nijverheid bouwen, maar
op de werf De Lelie, die tot 1850 alleen
kleine binnenschepen had getimmerd.
In dat jaar werd van De Lelie echter
de schoenerbrik Stella Maris te water
gelaten voor Van Gent, welk schip
nog door verschillende andere werd
gevolgd. De rederij J. H. van Gent,
die in 1862 werd opgeheven na het
overlijden van de reder tijdens een reis