Het posse
zeemansleven
van weleer..
134
Is er in Schiedam zo iets als zeemans
leven geweest?
De vraag is misschien al te simpel ge
steld. Leeft ieder mens niet verschillende
levens, levens die nu eens na elkaar, dan
weer tegelijkertijd werden geleefd? In elke
man woont naast een Dr. Jekyll een Mr.
Hyde. Nu eens is hij de brave klooster
broeder Célestin, dan weer de grote losbol
Floridor. En misschien ik opper maar de
mogelijkheid is mevr. Jekyll bij tijd en
wijle mevr. Hyde.
Waarom zou het met een zeeman anders
gesteld zijn dan met zijn collega's te land?
In zijn eenvoudigste vorm is zijn be
staan te splitsen in twee levens; zijn leven
thuis en zijn leven buitengaats. En mis
schien valt bij voortgezette analyse het
laatstgenoemde in een leven in Amster
dam in Hamburg, in Algiers, in Yoko-
ham'a, in. uiteen, als hij zich de weel
de veroorlooft in alle plaatsen waar hij
aanlegt relaties van hoge temperatuur te
onderhouden.
Zeemansleven te onzent.
Ongetwijfeld hebben er zeelieden ge
woond in Schiedam. Onze houthandelaren
lieten hun eigen schoeners varen over de zeeën. De „Neer-
lands Vlag" van v. d. Eist en de „Quintus", het laatste
schip dat in Schiedam thuis was, hadden 'n bemanning
die waarschijnlijk in Schiedam domicilie had. Ook deze
vorm van zeemansleven heeft onze stad gekend. Onge
twijfeld de meest tamme soort, 'n Nette woning, een pronk
kamer overbelast met snuisterijen meegebracht uit de vier
windstreken, 'n geduldige vrouw, die verlangend uitziet
naar de komst van haar echtvriend, 'n kind na elke thuis
komst.
Maar Schiedam heeft ook het andere zeemansbestaan
gekend: dat van de passagierende varensgezel.
In de goede oude tijd lag onze buitenhaven vol met
zeilschepen, die o.m. het koren aanvoerden voor de in
dustrie waarvan Schiedam grotendeels bestond, 'n Deel
van de bemanning zocht vertier in het naburige Rotter
dam, in de „Polder" met z'n danshuizen en kroegen. Maar
er waren er ook die bleven in Schiedam. Waarom het ver te
zoeken als het dichtbij ook te vinden is? Zeker, onze goede
stad heeft nimmer iets bezeten, dat de vergelijking met
Rotterdams beruchte Zandstraat kon doorstaan, maar op
de ons ook thans nog eigene bescheidene, sobere wijze
heeft het voorgeslacht de zeeman toch gegeven wat des
Matrosenkroeg in de tijd der zeilvaart. De verschillende kledij der bezoekers wijst
wel op het internationale karakter.
zeemans is. 'n Tweetal Hoofdenaren, die het goed meen
den met hun stad en nog meer met haar bezoekers van
overzee, hadden zich hun lot aangetrokken. Zij ont
vingen hen, of lieten hen ontvangen in 'n tweetal etablisse
menten, eenvoudig ingericht, maar waar de varensgezel
die dikwijls maanden van huis was, geboden werd wat hij
het meest nodig had. Zeemanswelvaren lag hun na aan
het hart.
Amsterdam had in de goede dagen van de vrolijke
jaren tachtig en negentig zijn wereldberoemde Nes, War
moesstraat en Zeedijk. Hamburg had en heeft nog zijn
Sankt Pauli en Schiedam kon bogen op zijn Hoofd.
Waar zeelieden komen, zijn vrouwen. Vrouwen stonden
aan de kade naar de einder te turen, als Butterfly die op
de komst van Pinkerton wacht, en verheugden zich als een
schip meerde. Wanneer de bemanning de valreep nog maar
nauwelijks had verlaten, werd zij met open armen ontvan
gen en meegetroond naar de plaatsen waar vreugde heerste.
Vele van deze vrouwen die de zeeman een warme ontvangst
bereidden, werkten op de kaarsenfabriek Apollo die op het
Oosterhoofd lag. En het was zeker niet de schuld van de
directeur, de litterator Arie Prins, dat het bij hem wer
kende vrouwenheir in de vrije avond over de Varkenssluis