135
trok om de danszalen te stofferen van het Babel-in-
zakformaat aan de Schie. Deze „Waspitten" hadden ook
in Amsterdam een twijfelachtige reputatie. Er was wel
het een en ander aan hen te verbeteren. Kwalijk paste
hun lomp schoeisel op de keurig onderhouden, gladgewre
ven dansvloer. En het was dan ook niet louter uit mensen
liefde, dat de patroon zijn „Waspitten" op zijn kosten
voorzag van elegante dansinuiltjes.
De patroon wist w at zijn gasten toekwam en zorgde be
halve voor een goede dansvloer ook voor andere gelegen
heid ter „leerlinghe ende vermaeck" der naar gezelligheid
en vrouwelijke charme dorstende varensgezellen. En ik
kan met stelligheid zeggen, dat de zoete woorden welke de
schone stearine-werksters haar pas verworven Romeo's
toefluisterden, beslist niet geïnspireerd waren op de litte
raire volzinnen van haar Meesters kring, de Mannen van
Tachtig.
Behalve de twee danshuizen-der-vreugde waren er ook
meer dan vijftien herbergen samengekropen op de enkele
honderden meters tussen Varkenssluis en Hoofd en ook zij
maakten goede zaken. En de vele victualiën-zaken wisten
het mes aan twee kanten te laten snijden, daar de gezag
voerders zich met hun dames thuis voelden in de rook
kamertjes achter de winkel.
Evenwel, niets is eeuwig in deze wereld. Van steeds
minder belang werd het koren voor de alcoholindustrie,
meer en meer verdrong de spiritus de moutwijn. De zeil
vaart nam ook af en steeds moeilijker werd de concurrentie
met het zich snel moderniserende Rotterdamse haven
bedrijf. De graanschepen losten steeds minder en minder
aan het Hoofd en snel takelde het „amusementscentrum
aan het Hoofd af. Amor en satan moesten hand in hand
terugtrekken. De danszalen werden leger en leger. Niets
is vluchtiger dan de vrouw, zoals enige eeuwen geleden
door koning Francois I werd opgemerkt. De dames van
het Hoofd werden onze stad ontrouw en trokken weg naar
plaatsen waar de liefde meer opgeld deed. En toen de
vroede vaderen die steeds officieel de zonde binnen de
stadsmuren hadden toegelaten in 1892 besloten de
Slaapsteden voor zeelui hadden in de vorige eeuw weinig gerief voor
de gasten. Ze sliepen a raison van een stuiver hangende over een touw
op de zolder van een zeemanskroeg. Wie dubbel tarief betaalde, kon
zittende op een bank zijn armen over een touw hangen en zo enige
rust „genieten". Ongetwijfeld heeft Schiedam, als iedere haven
plaats, vroeger dit „slapen over het touwook gekend.
huizen des verderfs te sluiten, toen trapten de vertegen
woordigers der stedelijke overheid een open deur in. De
flitsen van hun rechtmatige toorn konden de stenen des
aanstoots niet meer treffen. De tijd had zijn werk gedaan,
zes jaren tevoren was reeds het laatste bolwerk van het
rosse zeemansvertier bezweken door algehele uitputting.
En het Hoofd verloor zijn glans. Het schrompelde ineen
tot het dood-fatsoenlijke, dorre, kleurloze straatje, dat
zijn oude functie heeft verloren en er geen nieuwe voor in
de plaats kreeg.
Mr. Ir. M. M. VAN PRAAG.
Schilderij van J. H. Koekkoek, aamvezig op
de tentoonstelling „Schip en Werfin het
Schiedamse Stedelijk Museum. Het schilde
rij is afkomstig uit het museum mr. S. van
Gijn te Dordrecht.
PASSAGIERENDE ZEELUI
VIEREN FEEST
AAN DE WATERKANT