VOOR EN NA DE OEVERTERE
163
Maandagavond, première van de S.G.-revue ,,Alle
Hens Aan Dek". Het is zes uur en de zaal ligt nog in zoete
dommel. Op het toneel, dat spaarzaam verlicht is, lopen
wat technici met schijnwerpers en weerstanden en zijn
een paar toneelknechts bezig de diverse decorstukken te
controleren, om straks, als het scherm voor de eerste maal
op zal gaan, alles van een leien dakje te laten lopen.
Zo'n eerste avond geeft altijd de nodige spanning. Hoe
zal het publiek reageren op bepaalde scènes en liedjes?
Zal alles vlot verlopen, zullen er geen haperingen zijn, zal
het orkest niet te hard zijn of de spelers te zacht? Duizend
en een gedachten dwarrelen ons door het hoofd. Naarmate
het uur van aanvang nadert neemt de spanning toe. De
laatste voorzieningen worden getroffen. De kleedkamers
onder het toneel zijn zo langzamerhand gevuld met mede
werkers. Het zijn er heel wat. De gehele „cast" met het
ballet ruim zestig personen, tien orkestleden, de dirigent,
inspecient, zes man toneelknechts, een zelfde aantal voor
de bediening van schijnwerpers in de cabine en op het
toneel, drie kappers, kleedsters, brandwachten en bedie
nend personeel van het theater. Een klein wereldje op
zichzelf.
Beneden in de kleedkamers gonst het als in een bijenkorf.
Kostuums worden in volgorde klaargelegd, want straks
kan een minuut tijdverlies een scène te laat doen beginnen.
Kleine requisieten worden verzameld. Boven, op het toneel,
staat inmiddels de eerste zetting klaar voor de proloog.
Danseressen maken nog even hun benen „los", een zange
resje probeert haar stem, een ander worstelt met een kos
tuum. Maar één ding doen we allemaal: verlangen naar
de eerste gongslag, omdat dan de spanning verbroken
wordt, die ons allemaal de laatste dagen heeft gegrepen.
De wijzers van de klok draaien langzaam naar acht
uur. De zaal vult zich met publiek. Orkestleden stemmen
hun instrumenten. In de kleedkamers klinkt het eerste
waarschuwingsbelletje. De regisseur verzamelt alle mede
werkers op het toneel en geeft ze een laatste opwekking
mee. Danslag op de gong, de zaal slaat donker, het
orkest zet de ouverture in. Daar klinkt het refrein van
het openingskoor. Schijnwerpers flitsen aan en het doek
ruist vaneen. Het eerste lied gaat de zaal in, de revue is
begonnen. Statig daalt miss Schiedam met gevolg van de
trap midden op het toneel, de girls dansen op, tromge
roffel, entree van de koks, slotrefrein. Als het doek zich
sluit voor de proloog, wandelt De Vrijgezel het proscenium
op en wordt er „achter" in tempo gebouwd en verkleed
voor de volgende scène. Tempo, tempo. Hele decors
zakken uit de toneelkap naar beneden, practicables worden
klaargezet en als de ene scène klaar is staat de volgende
al weer gereed.
Alles verloopt volgens de plannen. Een enkele keer wat
extra spanning als ergens een stuk decor blijft haken of een
gordijn niet vlot wil zakken. Maar er wordt doorgewerkt,
zonder onderbreken, tot aan de pauze. Er hebben zich geen
haperingen van betekenis voorgedaan en iedereen is vol
goede moed voor het tweede gedeelte. Vlug een kleine ver
frissing drinken, dan weer verkleden voor de eerste scène
na de pauze. Iedereen informeert bij iedereen „hoe het
gegaan is". Een paar kleine aanwijzingen; hier iets harder,
daar iets meer naar voren lopen, morgen er aan denken
dat die slotclaus beter uit de verf komt.
Daar klinkt het pauzebelletje al. Het publiek neemt de
plaatsen in voor het tweede deel van de revue. De girls
dansen de opening na de pauze en achter het proscenium
gordijn zitten de apachen al klaar in de kelder van Bibi.
Zo volgt scène 11a scène en werken we naar de finale.
Als om kwart voor twaalf het gordijn zich voor de laatste
maal onder luid applaus van het publiek sluit, dan weten
we, dat we niet ruim drie maanden voor niets hebben ge
werkt. De revue „Alle Hens Aan Dek" is vlot verlopen en
gunstig ontvangen.
De volgende avond wacht iedereen op de persverslagen.
Je kunt nooit weten.
Maar neen, de kritiek is uitstekend. De Pers schrijft
vol lof over de prestaties en met eni
ge dankbaarheid in ons hart denken
we aan de enthousiaste voorbeschou
wingen, die we gelukkig hebben kun-
UIJ 1)E VOORPLAAT
De voorplaat van dit blad roept
herinneringen op aan het vakantie-
feest Alle hens aan dekdat
immers aan de scheepvaart en de
scheepsbouw was gewijd. De heer
A. Meulstee alhier, stuurde deze
foto in groep B van de fotowedstrijd
in en icon er de eerste prijs mee. Het
is een prachtig beeld van de levende
Nieuwe Waterweg met de vertrek
kende Nieuw-Amsterdam en een
houten zeilschip. „Twee eeuwen
scheepsbouw'''' noemde de heer Meul
stee deze mooie foto. Een beeld dat
men niet dikwijls meer ziet!
nen waarmaken.
Zo draaien we dan opgewekt de
verdere voorstellingen, voor uitver
kochte zalen. De kleine première-fout
jes zijn weggewerkt, de changementen
achter lopen gesmeerd, daar ieder zijn
taak kent.
Dan komt de laatste voorstelling.
Partir c'est mourir un peu. Er is
altijd een tikkeltje weemoed bij zo'n
laatste voorstelling. Ruim drie maan
den hebben we een kleine gemeen
schap gevormd, die vanavond, na
afloop van de voorstelling uiteen
valt. Zeker, er zijn vriendschapsban
den aangeknoopt, die waarschijnlijk
langer of korter blijven voortbestaan,