Na de dood van Ds.
180
Boven: Ds. P. C. A. II A L F F M A N
Midden: Ds. J. S II R IJ VER
Onder: Ds. C. 1.VAN HE N II II O E K
Grote veranderingen kwamen er onder het nieuwe
liberale gemeentebestuur in deze laatste jaren van de
negentiende eeuw niet tot stand. Alles werd zo'n beetje
gaande gehouden in de oude trant, en het was alsof Schie
dam met zijn ongeveer 25.000 inwoners maar zo wat
voortsukkelde onder de verslappende druk van zijn kwij
nende hoofdindustrie. Er was meer gemoedelijkheid dan
voortvarendheid. De beursklok van één uur riep de bran
ders en distillateurs op als van ouds, maar het aantal hoge
hoeden van voorheen begon te slinken. Voor de jenever
industrie in het algemeen begon als gevolg van de op
komst van het grootbedrijf buiten de stad, o.a. de fabriek
van Van Marken in Delft, de moutwijnnotering van de
beurs niet langer haar betekenis van vroeger te behouden.
In dit kwijnende Schiedam nu was er een afzonderlijke
wereld, waarvan ik deel ging uitmaken, de wereld waarin
het geestelijk gezag gold van de dominees uit de Hervormde
Kerk, steevast de Grote Kerk genoemd. Deze kerk zelf was
de voormalige rooms-katholieke St. Janskerk, die in de
dagen van de beeldenstorm aan het protestantse deel der
bevolking was toegevallen. Wat er buiten deze beperkte
wereld op het geestelijk terrein voorviel moest mijn aan
dacht wel ontgaan omdat ik eerst op latere leeftijd een
minder beperkt inzicht zou verkrijgen in de godsdienstige
stromingen en verhoudingen van een op dit gebied zo sterk
verdeeld vaderland.
Na de dood van Ds. Frangois Haverschmidt in 1894
verdween het vrijzinnig element uit de leiding van de Her
vormde Kerk. De vrijzinnigen zouden voortaan hun aan
eensluiting vinden onder eigen leiding in een lokaal van de
Protestantenbond. Hun voorganger, Ds. F. W. N. Hugen-
holtz met zijn pittige baard, heb ik slechts van aanzien
gekend. De godsdienstige richting, die in de Grote Kerk
de boventoon voerde, werd destijds betiteld als een rechts-
ethische, een gematigd orthodoxe. De predikanten uit
deze tijd waren Ds. C. de Wilde, Ds. C. F. van den Broek,
Ds. P. C. A. Halffman, Ds. J. Schrijver en Ds. A. Tap.
Met hen allen, behalve met de oude Ds. De Wilde, en nau
welijks met Ds. Tap, heb ik in zekere relatie gestaan,
zodat zij levende figuren zijn geworden uit mijn jeugdher
inneringen.
Afgezien van de zondagsschool van mejuffrouw Teuntje
van Yooren, waarvan ik als jong kind deelhebber ben ge
weest, viel mij het eerste bijbelse onderricht ten deel van
Ds. Yan den Broek. Hij was een rijzige, statige verschijning
in heel zijn optreden een man van voorname stand, die
zijn leerlingen soms behandelde alsof hij een schoolmeester
was. Ik herinner me voor hem zelfs strafregels te hebben
moeten schrijven, maar hij liet zich door mij beetnemen
met een op handige wijze vermenigvuldigd produkt. Hoe
veel levendiger in al zijn uitingen was Ds. Halffman, die
veelal zijn aantekeningen op de preekstoel vergat en er