Zo is dit 5e Schiedamse Miniatuur, ruim 50 pagina's tellend, wel een buitengewoon boeiend boekje geworden al met al. Wij wagen het zelfs te betwijfelen of er veel Neder landse steden bestaan, waar zo'n degelijk brok literatuur over de jaren 1850-1913 het licht heeft gezien. Voor iedereen die belang stelt in de stad Schiedam en haar historie is dit boekje een schier onuitputtelijke bron van kennis en men kan er de heer Kedde slechts dankbaar voor zijn, dat hij de gang van zaken zó duidelijk en zó rijk gedocumenteerd voor ons uit de doeken heeft gedaan. De opkomst van de Schiedamse arbeidersbeweging 213 toen de branderijen stuk voor stuk getroffen werden door de crisis van 1873 en de bloeitijd helemaal afgelopen was, mede door de snelle opkomst van Amerika als im- en exportgebied. Laagconjunctuur Scherp en terdege gedocumenteerd schetst Kedde de gevolgen van de laagconjunctuur, die haar dieptepunt bereikte in de jaren 1885-1886. We maken de oprichting mee van een „Comité tegen Werkloosheid", waartoe o.a. M. C. M. de Groot (de lezers van dit blad uit vroegere artikelen welbekend) een der initiatiefnemers was. We beleven de komst van de stoomwerktuigen, die een indu striële omwenteling ten gevolge hadden. We worden binnengeleid in de kring van de branders, die het onderling nooit eens konden worden over prijsafspraken en produktie- regelingen en hun bedrijf alleen maar als een aardige geld belegging beschouwden. En zo komt de hele economische achtergrond van de opkomst der Schiedamse arbeidersbeweging ons na een tiental pagina's glashelder voor ogen en is daarmee tevens de fundatie gelegd voor het verhaal over die opkomst zelve. Politiek ontwaken En dan komt er langzamerhand schot in. Dat blijkt o.a. uit de eerste omvangrijke Schiedamse staking, op 6 juli 1896, toen een volwassen man bij de Kaarsenfabriek 72 uur moest werken (voornamelijk 's nachts) voor een loon van zegge en schrijve f 7,-. De bona fide vakbonden steken hun kop op, de S.D.A.P. met het zeer strijdbare blad De Moker is volop actief en gaandeweg gaan de arbeiders ook het belang van politieke macht inzien. Dat komt dan voor het eerst tot uiting in 1907, als P. de Bruin tot eerste S.D.A.P.-lid in de ge meenteraad wordt gekozen. Ook openbare vergaderingen en betogingen voor algemeen kiesrecht worden nu beter bezocht en het politiek ontwaken in Schiedam heeft zoveel boeiende facetten gehad, dat Kedde er een apart hoofdstuk aan heeft gewijd. En tot slot, na nog enkele stakingen onder de loep te hebben genomen, zegt de schrijver dan deze wijze woorden: „Laten wij, moderne mensen, die dikwijls de vele vruchten van het verworvene onnadenkend ge nieten, toch vooral niet vergeten onder welke moeizame omstandigheden de pioniers het zaad hebben gezaaid en de akker verzorgd." Geen vuisten op tafel Snel is alles bepaald niet in z'n werk gegaan. Uit de relletjes van 1854 was al gebleken dat van enig georgani seerd verzet tegen de heersende wantoestanden geen sprake was. In latere jaren staken nu en dan werknemers uit bepaalde bedrijfstakken wel de koppen bij elkaar, maar de door hen gestichte verenigingen hadden nooit een lang leven. Nimmer werd met de vuist op tafel geslagen, steeds was de toon nederig en onderdanig. En was er al eens een wat krachtiger vereniging, zoals die van de smeden en metaalbewerkers in 1888, dan werden daarin zoveel reactionaire denkbeelden uitgebroed, dat de ontwikkeling van de vakbeweging eerder geremd dan gestimuleerd werd. Maar een belangrijke stap werd gedaan in 1890 door de oprichting van de Algemeene Schiedamsche Werklieden- vereeniging „Door Eendracht Grooter", die direct sympa thie ontving van de liberale en r.k. pers en na drie jaar al 635 leden telde. Typerend is echter, dat deze vereniging nog tégen stakingen was en ook anderszins weinig activiteit ontplooide. De eerste bonden Op dit punt aangeland gaat Kedde diep in op de ont wikkeling tijdens de jaren rond de eeuw-wisseling. Hij beschrijft de invloed van de vooruitstrevende liberalen op de gang van zaken, doorspekt zijn relaas met tal van boeiende citaten uit de „Schiedamsche Courant" uit die tijd en wijst o.a. op het merkwaardige feit, dat van de 9.596 mannen, die onze stad in 1870 telde, er slechts 651 kiesgerechtigd waren, zodat de interesse voor politiek nihil was. En dan krijgen we wat meer te horen over de diverse arbeidersgroeperingen. De Algemeene Schiedamsche Werk- liedenvereeniging noemden wij reeds, dan was er het Christelijk Werkliedenverbond „Patrimonium", de Roomsch-Katholieke Volksbond, de Christelijk Nationale Werkmansbond en het Luthers Werkliedenverbond. „Maar," zo schrijft Kedde, „dit waren geen vakvereni gingen in de werkelijke betekenis van het woord. In hoe verre zij voor de oprichting van deze laatste van enigerlei betekenis zijn geweest, wordt verschillend beoordeeld." Boeiende bijlagen Het verhaal als zodanig is daarmee ten einde. Maar zeker even boeiend zijn de bijlagen. Treffend is bijvoorbeeld het werkloosheidsrapport uit de winter van 1901-1902, toen 5 opperlieden al 86 weken zonder werk waren. Ongelooflijk zijn ook de cijfers, die voorkomen uit het Gemeenteverslag over 1871, toen in 56 mouterijen aan volwassen mannen een weekloon van f 3,werd betaald, om een van de talloze gegevens eens te noemen. En wie belang stelt in de lonen en werktijden zoals die in 1902 in branderijen gang baar waren, die bestudere slechts bijlage no 4, waar alle gegevens in vermeld worden. W. O. DUYS Een beschouwing over het gelijknamige boek van B. Kedde, dat dezer dagen als 5e deel van de reeks „Schiedamse miniaturen" is verschenen prijs Verkrijgbaar bureau f j Schiedamse Gemeenschap en bij de boekhandel

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 21