KINE Siief uit het IHuSeum 13 Beste Willem, Er was eens een klein jongetje, dat liever bij zijn oom dan bij zijn vader kwam. Nu hebben kleine jongetjes dat wel meer en ik zou je er niet mee lastig vallen als dat jongetje later niet een zeer beroemde kustenaar zou worden. Hij heette Ossip Zadkine en zijn vader was een leraar klas sieke talen, zijn oom een scheepsbouwer. Zodoende ging Ossip vaak op de werf van zijn oom naar de arbeiders kijken. Zij maakten iets geweldigs: houten schepen voor de Wolga (Ossip was een Russisch jongetje). De planken voor die schepen werden op de werf gezaagd uit pijnbomen. Er stond dan een man bovenop de boom en er stond er een onder en ze gebruikten een lange spanzaag. Het zaagsel viel op de man onder de boom en die werd er helemaal wit van en zijn huid rook naar het hout. „Net een levende bloem", zo herinnert de nu al grijze Ossip zich. De Wolgaschepen waren eenvoudig van vorm maar prach tig gemaakt. Ze deden precies wat ze moesten doen: snel door het water gaan. De beroemde kunstenaar Ossip Zadkine heeft de herinnering aan de werf altijd bewaard. „Als ik houten beelden maak", zo zei hij mij, „probeer ik altijd iets van het volmaakte van zo'n schip te bereiken". Het jongetje werd geen scheepsbouwer maar een beelden bouwer. Dat was niet de bedoeling van de familie, maar een geboren kunstenaar houdt men evenmin uit de kunst als wij jou, Willem, in Schiedam hebben kunnen houden. Zadkine ging naar Engeland „voor zijn algemene ontwikke ling". Dat legde hij zo uit dat hij al spoedig tussen deftige Engel se dames op een zolder te boetseren zat. (Op reis naar Enge land bezocht hij voor het eerst Rotterdam. Hij was er in 1909, de stad was toen nog gaaf en niemand kon het vermoeden hebben van de verwoesting die Zadkine er later zelf in een monument zou herdenken). Boetseren op die zolder viel niet mee, want Zadkine kreeg een borstbeeld voorgezet dat hij moest copiëren. Het was het borstbeeld van Voltaire, gemaakt door de beroemde Franse beeldhouwer Houdon. „Dat gipsen ding stond maar naar mij te glimlachen" zegt Zadkine. „Zo'n heel klein benepen glim lachje en ik kon er niets anders van maken dan een grijns." Waarop Zadkine naar Londen „vluchtte" en zijn oude liefde, het hout, weer opzocht. Hij werkte bij een firma waar oude behoedzame vaklieden met witte baarden (zo vertelt hij het) decoraties in hout sneden. Zij namen elk weekeind hun gereedschap mee naar huis om het zelf te slijpen en als e' een beitel onbruikbaar werd, maakten ze zelf een nieuwe! Eén van die grijsaards liet Zadkine een roos snijden „en ik moest hem zo maker, dat je het licht door de blaadjes kon zien schijnen". Zadkine heeft die lessen van zorgvuldigheid en liefde voor het materiaal nooit vergeten. Nu zul je je afvragen, beste Willem, waarom ik je zo'n college over Zadkine zit te pennen en het antwoord is eenvoudig: waar mijn hart van vol is loopt mijn brief van over en in dit geval is mijn hart vol van Zadkine omdat we eindelijk „De verloren zoon" in ons museum hebben. Dat is een geschenk van de N.V. Dok- en Werfmaatschappij Wilton Fijenoord, in 1956 aangeboden ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan. Het meer dan een meter hoge beeld was nog nooit in ons museum geweest omdat het onmiddellijk na schenking naar Canada en Amerika ging voor een grote tentoonstellings tournee. En nu is het dan thuis. Het staat in onze nieuwe zaal voor eigentijdse kunst. Een vorstelijk geschenk, een buitengewoon interessant beeld. Kijk eens naar de foto en je ziet er al iets van. Als je in een lastige bui bent zeg je misschien: moet dat de terugkeer van de verloren zoon voorstellen? Wat is dat voor opgewonden toestand! Het lijkt nergens naar. Ik laat je dan eerst even uitblazen (dat is altijd goed als mensen zich kwaad maken over moderne kunst) en zou je dan willen zeggen: Een opgewonden toestand is het en dat moet het ook zijn. De terugkeer van de verloren zoon in het vader huis, de omhelzing, de tranen, de emotionele gebaren, dat zit er allemaal in. Kijk eens naar de handen die boven het beeld uitsteken. Kijk eens naar die drukke bouw van de houten vlakken, wat een beweging, wat een ontroering! Lijkt het dan nergens naar? Het lijkt er wel degelijk naar, maar op een speciale manier. Zadkine heeft het dramatische proberen op te vangen in zijn beeld, en binnen het dramatische het intieme, nl. van de drie figuren, vader, moeder en zoon die één worden. Je kunt dat natuurlijk nemen of niet nemen, maar je zult niet kunnen ontkennen dat je iets kunt zien van wat ik je be schrijf. En dat vind ik altijd al heel wat. Zou je nu vragen, is dat de enige waarde die dat beeld voor jou heeft, dan zou ik zeggen „nee". Wat mij bijzonder boeit is de manier waarop Zadkine uit een blok ebbenhout dat hele ritme, die vervoering te voorschijn heeft gebeiteld zonder het prachtige hout te verminken en zonder in heel die ingewikkelde compositie het spoor bijster te raken. Kom het eens zien zoals het in de ruimte staat en je zult erkenen, dat het beeld op de een of andere manier iets in de ruimte DOET; het is méér dan een ding, het lijkt wel of het de ruimte „elektrisch" laadt. Je kent het monument in Rotterdam, bezie je nu het Schie- damse beeld dan merk je ook de samenhang op. Ook in Rotter dam rijst een figuur dramatisch in de ruimte omhoog en het hele drama wordt als het ware samengevat in de opgeheven armen. Ook in Rotterdam is een opbouw uit blok-achtige elementen en ook in Rotterdam vind je in het beeld zo'n gat, zo'n door boring, die de ruimte dwars door het beeld laat komen. Beide sculpturen hebben iets van een groeiende boom. En daar zijn wij nu weer terug bij het uitgangspunt, bij het kleine Russische jongetje. De bomen houden Zadkine altijd bezig, de bomen, die zware solide dingen zijn en tegelijk levend in de ruimte groeien. Heel typerend is de titel die hij aan één van zijn beelden heeft gegeven nl. „Het menselijk woud". Daarin zie je juist als bij ons beeld menselijke figuren omhoog „kiemen" uit de aarde. Ergens heeft het werk van Zadkine de sfeer van het ongerepte, het zo juist geschapene. Men komt bij hem dicht aan het begin van alle dingen. Mijn complimenten, goede Willem, dat je deze brief ten einde hebt willen lezen en ik wil dan ook niet besluiten alvorens je te melden dat ik ben en blijf, je naar verdere geschenken reikhalzende vriend de conservator PIERRE JANSSEN

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1958 | | pagina 13