OPTIC APR ENTEN 182 l/jLoaimt 3g ax J*. Internationale correspondentie tussen jongeren begint meestal met het verzenden van een prentbriefkaart: de grachten van de stad met oude gevels, zonlicht op het water, klapbruggen met mensen, die over de leuning hangen, of moderne gebouwen, fraaie plantsoenen en nieuwe wijken, waarin kinderen een rondedans maken op het gras tussen de bloemperken. De volgende stap is de V.V.V., waar folders worden gehaald, die de stad van inwoning in fraaie woorden schilderen. De correspondentievriend of -vriendin in den vreemde bekijkt dit alles en prikt de kaarten aan de muur boven bed of boekenplank. De kaarten doen de ronde onder de familie leden: „aardig stadje daar" of „wel heel anders dan bij ons". Met verjaardagen valt een fotoboek in de brie venbus. Wie ergens met vakantie is, neemt zijn eigen fototoestel mee of koopt fotokaarten in alle kleuren en maten. Soms komt er een filmtoestel aan te pas om de reis in levende beelden te tonen aan familie en kennissen. Boven dien: kleurendia's, die op een televisieloze avond geprojecteerd worden. Vreemde landen en het eigen land (soms) interesseren de mens. Wat is er al niet te zien! Het vreemde, onbe kende onderzoeken: een typisch trekje van deze romantische tijd. Men koopt boeken over de landstreken buiten de grenzen van het eigen land, leest ze gretig, zet de boeken in de kast en droomt er nog eens zelf rond te lopen, op sandalen, in shorts, meteen zonnebril open een fototoestel, liefst meer dan een, over de schouder. Zoals tegenwoordig de fotografen door steden en dorpen zwerven op zoek naar fraaie platen voor fotoboek of prentbriefkaart voor verzamelaar of toerist, zo trokken in de achttiende eeuw tekenaar-etsers door Europa, per trekschuit, koetsje of te voet, om gebouwen en pleinen, „groengordels" en buitenhuizen, steden en platte land in beeld te brengen. De achttiende eeuw wordt niet voor niets door vele cultuurbeschrijvers als de „eeuw van de prent" betiteld. In feite had de zeventiende eeuw deze periode van opleving in de prentkunst al ingeleid. De kopergravure maakte veel opgang. Er verschenen boeken met stadsbeschrijvingen in woord en beeld. Om maar te noemen: Huygens' „Zeestraat van 's-Gravenhage op Schevening" en „Batave Tempe" en het „Toneel der steden van de Vereenigde Nederlanden" van Joan Blaeu, de zoon van de kaartenmaker Willem Jansz. Blaeu. De eerste helft van de zeventiende eeuw kende vrijwel alleen de gravures in „coopere plaaten". Na 1630, toen Simon Frisius als één der eersten het etsprocédé in de Noordelijke Nederlanden introduceerde, trad de ets voor het voetlicht. Toen kwam de drang naar weten, naar kennis, duidelijk tot uiting. Waren het tot dan toe gebouwen geweest, die voornamelijk „poseerden" voor de kunstenaar, rond de tweede helft van de zeventiende eeuw en vrijwel de gehele achttiende eeuw werd alles getekend en geëtst. De ets bood meer mogelijkheden: de afbeelding werd „losser', speelser, schilderachtiger.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1960 | | pagina 18