WILL J. VERKERK 183 Terug naar onze tekenaars en etsers, die zo rond 1700 met kuitbroek aan, een goudse pijp, de lange gouwe naar in de rechterhand en schetsboek en tekenstift in de linkerhand, door het land trokken op zoek naar ,,de" plaat, die het zou doen bij het publiek, de ge goede burger. Zoals tegenwoordig nieuwe beroepen ontstaan, zo had zich bij de overgang der eeuwen ook toen een nieuw beroep gevormd: de tekenaar-etser. Ofwel in één persoon verenigd, ofwel tekenaar en etser werkten nauw samen bij het „produceren" van prenten. Er was vraag naar prenten uit het buitenland en eigen land. Vraag naar prenten van stadhuizen en kerken, kastelen en kloosters, steden en dorpen. De tekenaars trachtten aan die vraag te voldoen. Zij waren het, die de topografische prenten vervaardig den voor boeken en prentenboeken, als wandver siering en voor de optica's. De rijke burgers wilden hun buitenhuis laten ver eeuwigen, hun prentencollecties uitbreiden, een aar dige versiering voor de „sael" of salon. De rond reizende kermisgasten zochten prenten over steden en dorpen om ze den volke te vertonen in de optica's. Alweer die „optica's"... Een vreemd woord, heeft het iets met „zien" te maken Wat voor verband houdt het met de kermis? Een tafelblad, een lens van onge veer twintig centimeter middellijn, op een voet of onderstuk geplaatst, met erachter een hellend spiegel glas: de optica in eenvoudigste vorm. Ze konden ook mooier uitgevoerd worden: een fraai zwaar eikehou ten plank op pootjes, een lens in donker hout gevat een schuinstaande spiegel er achter. Aan een optica alleen had men niet veel, er hoorden platen bij: de opticaprenten. De opticaprenten waren met de hand gekleurde etsen, die met de onderzijde in de optica, tegen de spiegel werden gelegd. In de spiegel kreeg men dan een fraaie plaat, waarbij links rechts was geworden en omgekeerd. De beelden kwamen stereo scopisch los te staan. De prenten waren dusdanig gecomponeerd, dat door de spiegeling een sterke dieptewerking ontstond. De optica was dus het appa raat, waardoor de prenten konden worden bekeken. Doorgaans werd onder de platen een tekst gezet over de voorstelling, de naam van de maker en de uitge verij, alles viertalig. Aan de bovenzijde van de prent, dus eigenlijk de onderzijde, wanneer de prent in de optica lag, stond de tekst in spiegelschrift. De acht tiende eeuw was zeer sterk Frans georiënteerd: dus de tekst in het Frans. De tekst aan de onderzijde (bovenzijde) was links in het Hollands en Frans en rechts in het Italiaans en Duits gesteld. 's Winters was het niets gedaan op straat. Tegen woordig vindt de mens het wel gezellig door de sneeuw te wandelen, onder de knipogende neonreclames door, er is licht overal. De achttiende-eeuwer moest het doen zonder straatverlichting, zonder bioscoop of theater, schouwburg of bibliotheek. Na zijn dagtaak spoedde hij zich kleumend naar de herenhuizen, waar het warme haardvuur hem wachtte. Men moest zich thuis amuseren: met de wetenschappelijke proeven i n een eigen laboratorium, met de prentenverzameling en de bibliotheek van boekwerken over lusthoven, lustprielen en lustwarandes, met de Toonelen der Steden, de Arcadia's en de Hollandse Tempe's, de boeken, die „alle lusthoven, heerenhuizen en dorpen, vermakelijkheden en wijdberoemde steden verheer lijkten en dezelve opluisterden". Daarbij kwamen de opticaprenten prachtig te pas. Wat was gezelliger, dan's avonds om de tafel gezeten bij het flakkerende licht van snuiter en kaarsen de prenten te bekijken in de optica? Vreemde landen en volkeren, het platte land van eigen Vereenigde Nederlanden, de eigen stad Prenten van Schiedam bekijken. Want ook Schiedam had „zijn" opticaprenten, ze waren dan wel in Duits land vervaardigd, bij de Augsburgse prentendrukkerij, door een Duitser, Georg Balthasar Probst, maar het waren prenten van Schiedam: Gesigt van de Plantage der Stad Schiedam, Gesigt van de Sluysbrug en den Dam na de Kruysstraat (de Korte Dam), Gesigt van het Stadhuys en van de Korte Haven; vier in getal dus. De opticaprenten beeldden veel uit: huizen, plantsoe nen, enfin, alles wat maar enigszins de moeite waard was. Wat de kunstenaar op een gegeven moment op zijn rondreis greep. Het is slechts een theorie van schrijver dezes: is Probst zelf in Schiedam geweest? Tekende hij persoonlijk deze prenten en vervaardigde hij er later de etsen naar Of etste hij de serie optica prenten naar tekeningen over Schiedam? Wat even eens zeer wel mogelijk is. Laten wij het voorlopig op de eerste theorie houden: zovele kunstenaars bezoch ten ons land in de achttiende eeuw; de Augsburgse drukkerij liet tal van dergelijke prenten over Holland se steden het licht zien. Het is vrij logisch, dat haar kunstenaars ons land zelf bezochten. Georg Probst tekende de Grote Markt: het Stadhuis met zijn Hol landse leeuw en Vrouwe Justitia, met het koepel torentje en de twee stadswapens, de Leeuw met de bekende balk erdoor en het stadswapen met de drie zandlopers, waarvan nog steeds niet geheel bekend is waar het vandaan komt. Een sleperskar met de voer man ernaast hollend, de zweep knalt in de lucht. Rechts de trapgeveltjes van de huisjes, zonovergoten, wat burgers, die de laatste nieuwtjes bespreken (misschien wel de kermisgast met de opticaprenten van de laatste markt of kermis!). Op de achtergrond een doorkijkje naar de molen aan het eind van de Broersvest. En alles natuurlijk gekleurd, in felle tinten. De tweede opticaprent, de fijnste naar 'schrijvers mening, is die van de Plantage. Er is een ongevalletje gebeurdeen kar met appelen is omgevallen, het paard ligt te spartelen op de straat, burgers snellen toe en de voerman staat met geheven armen, wanhopig. Links op de plaat vechten een paar knapen een robbertje, op de achtergrond ook weer de wandelende en pratende burgers, een sleperskar. Alles omlijst door weelderig groen van de bomen; tussen het groen door is nog zichtbaar het Blauwhuis, nu gymnasium, waar eertijds de „afgedwaalde vrouwen" werden opgeno men. Dr. C. R. Vermaas vertelt in zijn boekje „Kroniek der stad Schiedam": „de Schiedamsche rijmelaar Jan Hey geeft in 1778 die bestemming (van het Blauwhuis-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1960 | | pagina 19