184
W.V.) aan in deze woorden: „Jonge dochters, kwaade
wijven, die in drank of erger kwaad, loopen de eer
baarheid voorbij en haar bloed een smet aanwrijven,
daarvoor is dit Huis gestigt, waar men die brengt tot
pligt". Een inderdaad fraaie omschrijving van de taak
van het Blauwhuis.
merkt. Er is een bepaalde idylle in vastgelegdde idylle
van Hubert Cornsz. Poot, maar dan geënt op de stad.
Af en toe is er een raak realistisch trekje tussendoor,
zoals de omgevallen fruitkar op de prent van de
Plantage. De tinten zijn helder en talrijk, het tafereel
doet gezellig aan. De opticaprenten zijn zeer gewild
Dan is er nog de opticaprent van de Sluysbrug en den
Dam na de Kruysstraat, wat nu Korte Dam heet. Op
de achtergrond de Grote Kerk, de voorgrond geeft
ook weer een rustig straattafereeltje te zien, een op-
klapbrug bekroond door twee leeuwen, die het wapen
met de drie zandlopers dragen, dartelende honden,
de eerbiedwaardige burger, die voor zijn plechtstatig
herenhuis in de rechte stijl zonder versiering aan zijn
gouwenaar zuigt.
Nummer vier in de serie opticaprenten geeft een
beeld van de Korte Haven met de Beursbrug. Er liggen
wat scheepjes in de haven, er is veel groen in de bo
men, de kijker ziet enkele van de 100 branderijen, die
zo rond 1750 in Schiedam waren.
Technisch zijn de opticaprenten niet „af". De voor
stelling is aardig, rustig, speels soms, wel naar de
eisen van het vakmanschap verzorgd, maar ook niet
meer. Zij geven een beeld van de zelfingenomenheid
en van de bestendigheid, waardoor vooral de eerste
helft van de achttiende eeuw in ons land werd geken-
op het ogenblik; zij vormen dan ook inderdaad een
wandversiering, die aangenaam aandoet.
Dateren van de prenten kan niet meer dan een gissing
zijn: in zijn boekje Nederland in de Prentkunst (Heem
schut deel 43) geeft P. T. A. Swillens de periode van
helft achttiende eeuw aan, de grote Winkler Prins
schrijft 1740 tot 1790.
Wat de oplage van de prenten betreft: die kan, daar
het etsen zijn, niet zo groot zijn geweest. De meeste
exemplaren zijn in de loop der jaren in onze stad
teruggekomen: door aankoop van particuliere ver
zamelaars, door het Stedelijk Museum en het Archief.
Een enkele maal wordt nog wel eens een prent aange
boden op een veiling. Schiedam, in de persoon van het
Archief of een particulier, is er dan direkt bij om de
prent naar Schiedam te halen. De tinten kunnen nog
we! eens verschillen, de inkleuring is niet altijd even
gelijkmatig, soms zelfs slordig, maar er kan altijd een
betere prent ten verkoop worden aangeboden. Voor
het overige: de prent is ook als geschenk zeer gewild.