Schiedam in de 2e helft van de 19e eeuw Een studie van Dr. H. Schmitz 60 Een beeld van de Voorhaven, waarschijnlijk omstreeks 1890. De geschiedenis van Schiedam is, van economisch standpunt uit bezien, nogal overzichtelijk. In vrij nauwkeurig te omschrij ven perioden volgen bepaalde vormen van stedelijke bedrijvig heid elkander op: de lakennijverheid, de haringvisserij, de mout wijn- en gedistilleerdfabricage, de ijzerindustrie. Eén merk waardig onderscheid springt echter aanstonds in het oog. De drie eerstgenoemde fasen vloeien vrijwel geruisloos en schokvrij in elkander over; het oude, dat aan het verdwijnen is, en het nieuwe, dat komt, staan nog geruime tijd zonder controverse naast elkander. De vrij trage bevolkingsgroei Schiedam telde in 1850 nog geen dertienduizend zielen vormt voor deze ge leidelijke overgang alreeds een duidelijke aanwijzing. Wel valt er in de veertig jaren na 1850 een zeer snelle toename van het inwonertal te constateren, van dertien- naar vijfentwintig dui zend, maar deze heeft plaats aan het eind van een ruim twee eeuwen durende hegemonie van het branderijbedrijf en begeleidt niet een overgang van de ene economische activiteit naar de andere. Maar tussen de derde en de vierde fase is alle continuïteit zoek; hier loopt een brede breuklijn door het tot dan toe zo rustige economische ontwikkelingspatroon van onze stad. Wanneer in de eerste twee decennia van de twintigste eeuw in snel tempo de scheepswerven en ijzerverwerkende industrieën het economisch en sociaal karakter van de stad gaan bepalen, is het vonnis over de branderijnijverheid reeds lang geveld. Wat er nog van overeind staat, dat is niet meer een waardige nabloei van een glorieus verleden, maar dat zijn de povere resten van een reeds lang vervallen bedrijf. Tussen dit verval van het oude en de komst van het nieuwe bevindt zich een economisch vacuüm, waarin Schiedam het beeld vertoont van de stad met „de ouderwetse havens zonder mensen, zonder schuiten, met blinde huizen, bedekt met een laag zwarte armoede". Een stad als een landschap, waarover de najaarsstorm is uitgeraasd en waarop de stilte van de winter gevallen is. De breuklijn krijgt nog meer accent door het feit dat het branderijwezen, onmiddellijk voor zijn acute ineenstorting, nog even een periode van grote bloei doormaakte, bijna even acuut. Deze bloei en dit verval voltrekken zich binnen het bestek van slechts vier decennia, van 1850 tot 1890. Het is een periode die in economisch opzicht een eenheid vormt. En daar de bran derijindustrie haar stempel op het totale stadsbeeld had gedrukt vormt dit tijdperk eveneens een eenheid in sociaal en admini stratief opzicht. Dit binnen duidelijke tijdsgrenzen zich voltrekkend proces van bloei en verval vormt het onderwerp van een diepgaande en boeiende studie van Dr. H. Schmitz, onder de titel: „Schiedam in de tweede helft van de negentiende eeuw". In de uitvoerig gedocumenteerde eerste twee hoofdstukken worden de omvang en de economische betekenis van de Schie- damse nijverheid bij uitstek, de moutwijnindustrie, op nauwge zette wijze bepaald en wordt tevens een beeld gegeven van de overige industrieën en ambachtelijke bedrijvigheden, alsmede van de handel, de rederijen en de scheepvaartbeweging. Eén indruk dringt zich bij lezing van deze hoofdstukken onweerstaanbaar naar voren: die van een beangstigende con junctuurgevoeligheid; bijna alles wat in Schiedam op het gebied van nijverheid, ambacht, handel of scheepvaart floreert, floreert bij de gratie van het branderijwezen. Dit branderijwezen is de wortel en de stam van het gehele Schiedamse economisch leven van die jaren; wanneer deze worden aangetast, zullen de takken verdorren en de bladeren afvallen. Die aantasting wordt een feit; de eerste symptomen ontwaren wij reeds in het begin van de tachtiger jaren. Op heldere wijze geeft de auteur ons een inzicht in het ingewikkelde en voor een outsider nauwelijks ontwarbare complex van factoren, die de eens zo bloeiende moutwijnindustrie snel en afdoende naar haar ondergang hebben gevoerd. De oorzaken van het verval lagen voor een groot deel buiten de branders zelf: de internationale concurrentie, de landbouwcrisis en de graanpolitiek, de runder pest, de fiscale wetgeving, om er maar enkele te noemen. Maar voor een minstens even groot deel hebben zij hun ondergang aan zichzelf te wijten. Zij zagen niet in, dat de veranderende omstandigheden en de economische ontwikkeling, die tendeerde naar het grootbedrijf, hen noodzaakte hun particuliere be langen ondergeschikt te maken aan de algemene en bijgevolg de handen ineen te slaan en tot samenwerking te komen; zij interesseerden zich slechts voor de geldelijke uitkomsten van hun bedrijf en lieten de gang van zaken maar over aan de meesterknecht; nooit werden er pogingen aangewend om door middel van wetenschappelijke research het eeuwenoude procédé te doorbreken en op betere bedrijfsresultaten aan te sturen, alles duidelijke aanwijzingen van een gebrek aan inzicht eens deels, en anderdeels van een gebrek aan ondernemingsgeest en een doffe onverschilligheid waarmee zij zich schikten in het geen zij als onvermijdelijk meenden te moeten zien. Aan de mensen die achter al deze bedrijvigheid staan be steedt de auteur ruime aandacht in het derde hoofdstuk. Met behulp van op bekwame wijze verwerkt statistisch bewijsmate riaal geeft hij hierin een beeld van de bevolkingsgroei en van de sociale omstandigheden in de door hem behandelde periode. In deze pagina's krijgen de economische uiteenzettingen van de beide eerste hoofdstukken hun eigenlijke reliëf. De sterke stijging van het aantal inwoners gedurende deze jaren, een verdubbeling bijna, is voornamelijk een gevolg van het bijzonder hoge geboortecijfer in deze stad. Dat de bevol kingstoename uiteindelijk niet hoger was, is te wijten aan het ontstellend hoge sterftecijfer, vooral onder de zuigelingen en de kinderen beneden tien jaar; met dit sterftecijfer behaalde Schiedam zijn triest record onder de steden van Nederland en evenaarde het de meest ongezonde buurten van Brussel en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1962 | | pagina 16