De negentiende eeuw: vervnl en uiteenval l ds. G. lansen SINT IANSKERK X 104 De Staatsregeling, die door de „Constitueerende Ver gadering, representeerende het Bataafsche volk" werd ontworpen en in 1798 na de „eerste staatsgreep" van Daendels aanvaard, proclameerde de „een- en ondeelbaarheid der Bataafsche Republiek". Zij beslechtte in ons land de strijd tussen Federalisten, die een bond genootschappelijk verband der verschillende gewesten voorstonden en de Unitarissen, die een sterke centra lisatie beoogden, ten gunste van de laatsten: de gewestelijke zelfstandigheid werd vernietigd en een grote centralisering doorgevoerd. In een geheel ander opzicht echter werd door diezelfde staatsregeling een opmerkelijke scheiding vastgelegd. In de Additionele artikelen, art. VI, lid 6 wordt namelijk bepaald: „De Torens, aan de Kerkgebouwen gehecht, benevens de Klokken, met derzelver huisingen, worden verklaard, eigendommen te zijn en te blijven der Burgerlijke Gemeenten, staande ten allen tijde onder derzelver beheering en onderhoud". Op grond van deze bepaling behoort dan ook nog altijd de toren van de Grote Kerk met zijn 3 klokken en carillon niet aan de Hervormde Gemeente, die eigenaresse van het Kerkgebouw is, maar aan de burgerlijke gemeente Schiedam. In de jaren van de Franse overheersing was de toren het zwijgen opgelegd en lieten de klokken op de zon dag niet hun feestelijke klanken over de stad galmen krachtens het uitgevaardigde verbod om „volgens de oud-vaderlijke gewoonte den aanvang van den openbaren Godsdienst door het luiden der klokken aan te kondigen". Eerst in 1815 werd dit verbod bij missive van de Gouverneur van Zuid-Holland aan de gemeente besturen, d.d. 2 februari, opgeheven en reeds op zondag 12februari beierden de 3 klokken hun nodigen de roep over de stad. Door de kerkmeesters werd tot vaste klokluider benoemd: Andries van Woerkom op een bezoldiging van 52 gulden per jaar. Toch hadden diezelfde klokken ruim een jaar daar voor reeds een andere feestdag ingeluid. Dat was op woensdag 1 december 1813 ter gelegenheid van de heuglijke tijding, dat de Prins van Oranje daags tevoren te Scheveningen was geland en na een ware zegetocht te 's-Gravenhage was aangekomen. Later op de dag werd het klokgelui en klokkenspel herhaald en 's avonds van 8-12 uur waren de openbare ge bouwen geïllumineerd. De vreugde was groot en uitte zich o.a. in een plechtige dank- en bidstond op 12 december. De bevolking was de „zegeningen" van de Franse revolutie en overheersing al lang beu. Ik denk aan de door Napoleon ingestelde conscriptie, d.w.z. dienst plicht en loting. Wie een ongelukkig nummer trok werd voor 5 jaar soldaat. In Schiedam werd op 23 september en 5 oktober 1811 het koor van de Grote Kerk voor deze loting gevorderd. Ook waren de prijzen van verschillende levensmiddelen schrikbarend gestegen. Vele tractementen werden van overheidswege niet uitbetaald. Een gevolg hier van was o.a., dat de kerkmeesters besloten om naast de gebruikelijke collecte voor de diaconie ook een collecte voor de kerkvoogdij te doen houden, met ingang van 21 juli 1811. Sedertdien fungeert een college van collectanten. Het land en zijn burgers leed onder een geweldige verarming. Geen wonder, dat toen de geallieerde troepen naderbij kwamen en geruchten omtrent Oranje-dragende burgers in de grote steden tot hier waren doorgedrongen, ook de Schiedamse burgerij in beweging kwam. Op 19 november 1813 tooide een groot aantal personen zich reeds met Oranje-linten. Op de Maire van de stad, Cornelis Heereman, werd vanuit de burgerij druk uitgeoefend, doch deze weigerde en hield dit vol tot 1 december, intussen met een tijdelijk bestuur de orde en de rust hand havende. In dit licht wordt wel heel duidelijk het besluit om op 24 november wegens de verregaande armoede onder de geringe ingezetenen" een buiten gewone uitdeling van brood en kaas aan de behoef- tigen te laten doen. Ook werd er in die dagen veel gebedeld. Na het verdwijnen der Fransen waren de sporen van hun overheersing niet zo spoedig uit gewist, al kan niet worden ontkend, dat Schiedam goede zaken deed bij de levering van enorme hoeveel heden jenever voor de troepen der geallieerden. Net name de Kozakken waren grote afnemers: twee bierglazen jenever per man per dag! Maar voor het overige was de ontreddering groot. En daarbij kwamen al spoedig nieuwe moeilijkheden, veroorzaakt door de opgelegde vereniging van Noord- en Zuid-Nederland. Dat de gevolgen daar van ook in Schiedam speurbaar waren blijkt o.a. uit een resolutie van kerkmeesters d.d. 29 juli 1831: „In aanmerking genomen zijnde de Zorglijke toestand des Vaderlands, en de mogelijkheid van daar uit voort te vloeijen vermindering of min rigtige betaling der Kerke lijke inkomsten: Is, in navolging van het geene heeft stand gegrepen ter gelegenheid van zoortgelijke ingewikkelde omstandigheden, plaats gehad hebbende ten jaare 1810 en vervolgens, besloten: dat alle werkzaamheden en leverin gen, niet alleen aangaande het onderhoud en de inrigting van het Kerkgebouw, maar ook betrekkelijk alle de verdere deelen der Kerkelijke administratie, voor zoo verre dezelve niet reeds vroeger zijn aanbesteed geworden, zich, ge durende gem: toestand, uitsluitend zullen bepalen tot het volstrekt onvermijdelijke; terwijl al het andere zal blijven uitgesteld tot gunstiger tijdsgelegenheid". En daarmede zijn we gekomen midden in de trieste geschiedenis van het verval van de Grote Kerk gedurende de 19e eeuw, een tijdperk van wansmaak

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1962 | | pagina 12