127 temidden van de pakhuizen en de vroegere heren huizen van de eens zo machtige distillateurs. Officieel laat het huis dit vermelden: industrieel C. N. L. Nolet liet het huis (kosten noch moeite sparende) bouwen 160 jaar geleden, het werd ge restaureerd in 1908 en nu werkt de Rijksgebouwen dienst met Monumentenzorg er weer eens aan. Archi tect Giovanni Giudici, de ontwerper van (de) enkele bijzondere gebouwen in Schiedam, deed zonder twijfel zijn best op materiaal en mogelijkheden. Lange Haven 65 kreeg de Lodewijk de Zestiendestijl met een bakstenen gevel en een met bergsteen ver sierde middentravee. Een hoge dubbele stoep ver leent toegang tot de deur boven welks bovenlicht een kop omgeven door vruchten is gebeeldhouwd. Twee gebeeldhouwde hardstenen lantaarndragers staan op de uiteinden van de stoep. Naast het huis ter linkerzijde is een poort met bakstenen posten die vazen dragen. In de hal van het huis trekt de groene grillige slang kruipende uit een lange plant en dragende de hal verlichting direct de aandacht. Dat is een lantaarn drager van houtsnijwerk met cupidootjes rond het voetstuk. Marmer op de vloer, barok stucwerk aan de lambrizering en een gesneden trapleuning. De kamers tonen schilderstukken uit de romantische periode, een overdaad aan stucwerk, napoleontische gobelins, marmeren schoorsteenmantels, gesneden friezen en deuren en grauwtjes. Kunstenaar P. Tossa gaf het plafond de vele decoraties. In de balzaal suggereren wanden met halve zuilen en pilasters en de fraaie fries de rijkdom. Vermelding verdienen de wandschilderingen (Romantiek) in de kamer van de kantonrechter. Sinds tientallen jaren zien de bezoekers de schoonheid niet. Zij dragen het officiële papier met de ambtelijke geheimtaal dat om een onderhoud in pand Lange Haven 65 verzoekt. Meestal zijn de genodigden al wat schuldbewust. Ze verwachten dan ook geen luisterrijk onthaal, maar de eerste teleurstelling is toch wel, dat ze voor de gesloten deur komen als ze de stenen trap aan de havenkant op lopen. Hier wordt men dan ook niet verwacht. Het is even zoeken maar toch komen de gasten via de poort in het gebouw. Argwanend bekijken de Schiedammers, de Vlaardingers, de Maassluizenaren en plattelanders naar de langs hun benen rollende vaten. Misschien pogen zij nog even de biljetten op het aanplakbord te lezen. Dat zit echter zo dik onder het roest dat men zou denken dat het hier bevelen van de grote Corsi- caan zelf betreft maar haha, weer is het mis. De mede delingen zijn nog vrij recent ook al wordt het daarom minder duidelijk waar het dik opgelegde roest van daan komt. De kelderdeuren van het gebouw staan uitnodigend open. Dat is ook alweer misleidend, want wel moet men via de kelder naar de zittingszaal, maar het grauwe cement van de onderste verdieping toont niet te duidelijk dat de ruimtes nimmer gebruikt worden. Wie dan ook argeloos geloof schenkt aan het bordje „Wachtkamer" in de kelder is verloren. Er zijn zo vele bezoekers in eenzaamheid vergeten. Het bordje wachtkamer is namelijk een ambtelijk fopperijtje. Hier kan men wel op het harde hout en het wat sluimerende vuil gaan zitten, maar niemand verwacht dat men het zal doen. Daarom doen de beleefde bezoekers het tot hun verdriet en latere verontwaar diging wel. Verderop het gebouw in. De trap op, een trap die doet denken aan de goed oud-Hollandse klimrondingen van kerktorens of de mysterieuze plaats met het kanonskogelgat van de Vader des Vaderlands in Delft. Hier echter de stilte, totdat de bezoeker bij het openen van de deur in de verrassing van een menigte valt. De bezoekers wachten namelijk allemaal in de hal die geen wachtkamer is. Zelf bewuste naturen ontdekken de zittingszaal, zij menen dat zij daar moeten zijn, ze stappen dan ook naar binnen om prompt naar buiten gezonden te worden. Vooraf aan elke strafzitting gaat namelijk de besloten kinderzitting. In de hal wordt de waarheid geboren. De enkeling zegt met walging dat „die ouwe huizen maar niks zijn". De anderen zien de schoonheid van Nolets streven niet. Zij vragen de aandacht van de tientallen. „Hij wou het me laten afkopen, maar ik ben daar gek, nee ik laat het voorkomen" zegt de opstandige gelijkhebber trots alsof hij zeggen wil dat de politie na zijn vrijspraak wel lelijk zal opkijken. „Nee, mij krijgen ze niet, ik zeg hem gewoon. dat het zus en zo is, en dat het absoluut dit is", klinkt het in die hal en steeds weer klinkt de overtuiging van de eigen onschuld. Men kan gaan denken dat de justitie louter onschuldigen dagvaardt. Dan roept deurwaarder P. C. van Duin: „openbare zitting"; slechts de zwartkijkers zullen later aan wachtmeester, aan deurwaarder, aan kantonrechter, officier en meestal aan griffier kwaad mededelen dat „zij toch om tien uur besteld zijn", of „dat zij toch om tien uur afgesproken hadden". De anderen zijn rustig naar binnengeschoven. Vergeefs gaan ze naar de tribunes. De deurwaarder verspert hun de weg. Die drie banken zijn namelijk al verdeeld, vooraan voor getuigen en politie, in het midden de juristen verdedigers, achterste rij netjes naast elkaar links de socialistische verslaggeefster, in het midden de rooms-katholieke nestor en rechts uw scribent tezamen vormend het oor van „de plaatselijke pers". Het is een lange, trage en ingewikkelde weg naar de groene tafel. Soms staan de verdachten vele kwar tieren, de enkeling vindt een plaats op de te weinige bankjes achter in de zaal. Bij de koperen stang ge komen is het elan verdwenen, kantonrechter Mr. P. B. Cos releveert de inhoud van de dagvaarding zoals de infanterie oefent op de Mookerhei, vlot, vaardig maar zonder tegenstand te verwachten. „Dat is zo, he?" zegt Mr. Cos dan en verbluft knikt elke verdachte van ja ook al zwemt hij zich vergeefs door het woord van het recht. Heel vlot volgt dan de veroordeling, het is zo dikwijls hetzelfde bedrag, zowel bij een uiterst lang, als bij een kort verweer, bij het beroep op welke overmacht dan ook, bij het verwijzen naar de erbarmelijkste omstandigheden of bij het trotse zwijgen. Honderden passeren de magis traat en het is voor de drie-van-de-krant slechts een lachertje als Mr. Cos per ongeluk de verbalisant of de getuige wil veroordelen. Zovele namen zijn gelijk, zovele daden ook dat het protest van de bezoeker

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1962 | | pagina 15