De negentiende eeuw: vervul en uiteenval II
SINT IANSKERK XI ds. J. 6. lansen
132
Zo heeft de 19e eeuw nogal wat veranderingen te
zien gegeven, die lang niet allemaal verbeteringen
waren, niet alleen betreffende het kerkgebouw,
waarvan ik hierboven al een somber relaas gaf,
maar ook in ander opzicht.
In 1834 vindt de Afscheiding plaats. De notulen van
de Kerkeraad maken eerst in november 1835 melding
van een twaalftal personen, dat zich van de hervormde
kerk afscheidt. Tot en met het jaar 1841 blijken zich
ongeveer 135 personen losgemaakt te hebben.
Voegen we daarbij nog een aantal kinderen, dan
komen we tot de conclusie, dat de Afscheiding in
Schiedam niet van bijzonder grote omvang is ge
weest. Temeer, omdat kter enkelen weer terugkeer
den in verband met moeilijkheden onder de afge
scheidenen. Want die waren daar velerlei. Nadat
deze groep op verschillende plaatsen kerkdiensten
had gehouden, o.a. in de Vleeshal achter het Stad
huis en in de oude regentenkamer van het Proveniers
huis, kwam in 1841 hun eigen kerkgebouw klaar,
maar kort na de voltooiing stortte, ten gevolge
van de sterke oostenwind, de achtergevel in en enkele
weken later een zijgevel. Grote schuldenlast maakte
verkoop noodzakelijk. Met de eerste drie voorgangers
Brummelkamp, Fijnebuik en Leenmans ontstonden
moeilijkheden. Ds. Fijnebuik werd in 1842 geschorst,
aan het einde van het jaar was de pastorie plotseling
leeg. De volksmond dichtte:
„jongens, jongens, wat een klucht
Fijnebuik is op de vlucht".
Ook Ds. Leenmans werd geschorst. In 1368 rezen er
moeilijkheden met Ds. de Groot over zijn prediking.
Eerst daarna kwam het kerkelijke leven der afge
scheidenen in wat rustiger banen, toen in 1872
de Plantagekerk in gebruik werd genomen en Ds.
Noordzij hun predikant werd, in 1875 opgevolgd
door Ds. Wiersma, al is deze laatste later over
gegaan naar de Hervormde Kerk.
Wcs de Afscheiding in Schiedam slechts van geringe
omvang, meer deining veroorzaakte de Doleantie
van 1886, en dat zeker in de kerkeraad, omdat één
der hervormde predikanten, nl. Ds. Hendrik Hoijte
Veder, met de dolerenden meeging.
In het begin van 1885 komen de verschillende inzichten
en standpunten ten volle naar voren, als in de kerke-
raadsvergadering, naar aanleiding van een schrijven
van Dr. Hoedemaker, een diepgaande discussie ont
staat over het in Amsterdam uitgebroken kerkelijke
conflict. Ouderling Bosman ontpopt zich hier als een
geharnast en gedocumenteerd tegenstander van de
houding der dolerenden. Ds. Veder verklaart, dat hij
niet anders kan doen, dan de zijde der in Amsterdam
geschorste kerkeraadsleden (medestanders van Dr.
A. Kuyper) te kiezen. De verhoudingen spitsen zich
toe als in 1887 Ds. Veder ook preekt in het lokaal
van de Geref. Vereniging aan de Lange Haven.
Ouderling Bosman ziet in dit lokaal op zich zelf al
„een protest tegen de overige rechtzinnige predikanten".
Een verzcek van de heren Hoek, Groeneweg en Van
der Drift, dat de kerkeraad „de reformatie der kerk"
ter hand zal nemen wordt afgewezen, met de uitspraak
„dat de Kerkeraad noch vrijheid noch recht heeft om te
reformeeren langs de weg der Revolutie".
In de vergadering van de kerkeraad op 12 april is
een schrijven van Ds. Veder, waarin deze meedeelt,
dat hij zijn bediening in de gemeente en in de Herv.
Kerk neerlegt met ingang van 16 april 1887.
Waren de verhoudingen in de dagen van de Afschei
ding scherp, mede ook door de aanvankelijke over
heidsmaatregelen, die tegen de afgescheidenen werden
get'offen, in de tijd der Doleantie was de toestand
niet minder geladen. Zo gaat het verhaal, dat doleren
den aan de noordingang van de Grote Kerk eens een
bordje hadden gehangen met het opschrift: „deze
winkel is uitverkocht". Het typeert de sfeer. De om
vang van de Doleantie is iets groter geweest dan die
der afscheiding. Aangenomen mag worden, dat in
1890 ongeveer 300 personen de weg van Ds. Veder
hebben gevolgd.
En tussen deze twee gebeurtenissen in heeft nog een
andere verandering een belangrijke rol gespeeld in
het kerkelijke leven der 19e eeuw.
In 1867 treedt een nieuw reglement op de benoeming
en beroeping van ambtsdragers in werking in de
Hervormde Kerk, behelzende het algemeen kiesrecht.
Kiescolleges doen hun intrede. Kerkeraad en kies
college dragen een rechtzinnig signatuur, met als
gevolg, dat nadien steeds rechtzinnige predikanten
werden beroepen. Ds. C. de Wilde was de eerste,
die op deze wijze naar Schiedam kwam.
Het gevolg was, dat de meer vrijzinnig georiënteerde
gemeenteleden aparte bijeenkomsten gingen houden
in het gebouw „Paulus" op de Korte Haven, temeer
omdat de, na het vertrek van Dr. Hooijkaas in 1873,
enige nog vrijzinnige predikant, Ds. Francois
HaverSchmidt, als schrijver-dichter bekend onder
de naam „Piet Paaltjens" slechts eens in de 5 weken
in de kerk een ochtendbeurt kon vervullen.
En zo werd in 1874 de Schiedamse afdeling van de
Ned. Protestanten Bond opgericht.
Het is deze verandering, die sinds 1867 in Schiedam
op de achtergrond ook in niet geringe mate de ver
houding tussen kerkeraad en college van kerkmeesters
bijna een eeuw lang heeft beïnvloed en dat meestal
op ee weinig vruchtbare wijze.
De 19e eeuw is de eeuw geweest van het individualis
me, de tijd, waarin de autonome mens zich meer dan
ooit kon laten gelden. Vandaar dat dit tijdperk een
reeks \an de meest bonte en uiteenlopende verschijn
selen te zien geeft. Verheugende, als ik denk aan het
opbloeien van persoonlijke vroomheid in het Reveil,
de opkomende jeugdbeweging (C.J.M.V.) enz., maar
daarnaast ook veel, dat alleen maar als wansmaak
en verval in de breedste zin moet worden betiteld.
En rond de Grote Kerk was dit laatste er helaas
maar al te veel.