13
alleen het turnen. Ook in de kunsten was de natuur
lijkheid ver te zoeken in die dagen. Een der eersten
die daar bezwaren in zag, was de Fransman Fran-
gois Delsarte (1811 -'71In een behoefte om iets aan
het onnatuurlijke en geremde bewegen van de toneel
spelers te doen, zette hij zich aan de bestudering van
het bewegen van spelende kinderen en van dieren.
Hij stelde vast dat dit bewegen vloeiend en gemakke
lijk verliep, natuurlijk en zonder geremdheid of ver
keerde spanningen.
In de danswereld kwam er langzamerhand eveneens
verzet tegen het gestileerde bewegen van het Russi
sche en het Franse ballet met zijn voorgeschreven
houdingen, sprongen en standen. Rudolf von Laban in
Duitsland en Isadora Duncan in Amerika brachten
ten slotte een vernieuwing teweeg. Isadora Duncan
verwekte al sensatie door op blote voeten te dansen,
in losse soepele kleding, niet in de klassieke „tutu".
Toen kwam er ook iets nieuws voort in de wereld
van de muziek. De muziekleraar Jacques Dalcroze
probeerde de slechte resultaten van het toenmalige
muziekonderwijs te verbeteren door zijn leerlingen
toonhoogte en maat door lichaamsbewegingen te
laten aangeven. Maar was bij Dalcroze de muziek nog
het doel: een leerling van hem, de Duitser Rudolf
Bode, kwam met zijn „Ausdrucksgymnastik" tot een
bewegen met de muziek als stimulans, niet als doel.
Bode zag in dat de wil en de geest remmend kunnen
werken op het juiste, natuurlijke bewegen. En om dit
weer onwillekeurig en vloeiend te laten verlopen, gaf
hij vooral zwaai-oefeningen, waarbij de zwaarte
kracht (het gewicht van het lichaam) de bewegings-
inzet steunt. Vooral aan Bode is het te danken geweest
dat de ritmische gymnastiek in de turnwereld door
drong. Demonstraties en lessen hebben ook in ons
land zijn systeem verbreid.
Hier te lande geeft Jan van As zijn'gymnastiek op basis
van ritme en heeft mevrouw Jeanne van der Most-
Leyerweert de ritmische gymnastiek verbreid in de
verenigingen, aangesloten bij het Koninklijk Neder
lands Gymnastiek Verbond.
Hoe gaat men nu in de ritmische gymnastiek te werk?
We laten de leerlingen een ritme op de tamtam horen
of we spelen piano, waarbij ritme en melodie het be
wegen stimuleren. We streven voortdurend naar een
vreugdevol en zinrijk bewegen, en daarbij gaat het
helemaal niet om „de snelste, de hoogste of de verste",
zoals bij andere takken van sport en spel. Verder
willen we ons niet tegen de zwaartekracht verzetten
door, zoals bij het ballet, ons op de „pointe" te ver
heffen, wat trouwens alleen mogelijk is met speciale
balletschoenen. We werken in de ritmische gymnastiek
op blote voeten en we zijn, bij wijze van spreken,
gebonden aan de grond. Zonder een soepel buigen en
strekken van heup-, knie- en enkelgewricht kunnen we
niet tot een zuivere beweging komen. We kennen
spanning in zinrijke afwisseling met ontspanning, zo
dat het bewegen natuurlijk en met een zo economisch
mogelijk gebruik van krachten verloopt. Spanningen
zoals bij het toestelturnen voor komen of de stilering
bij het ballet kennen we echter niet.
Een belangrijke vorm van ritmische gymnastiek is het
zwaaien; dit is een valbeweging van de armen. Daar
te grote aandacht voor het bewegen remmend kan
werken, en dan dus tot valse spanningen aanleiding
geeft, laten we de leerlingen vcak werken met een
werktuig in de hand: een bal, een knots of een hoepel.
Dit werktuig eist de aandacht van de leerling op,
zodat deze wordt afgeleid van het bewegen zelf.
Een knots maakt de arm als het ware langer en zwaar
der, zodat de valbeweging bij het zwaaien beter wordt
gevoeld; de leerlingen concentreren zich op het hand
gereedschap, „denken" dus niet meer: „Hoe moet ik
ook alweer zwaaien met het gevolg dat de be
weging vloeiender, soepeler verloopt. Vooral ook een
bal leidt de aandacht van het bewegen af; de leerling
speelt met de bal, maar de bal speelt ook met de
leerling. En met het opgooien en in de zwaai vangen
van de bal komen de leerlingen tot een goed bewe
gingsverloop. De bal is eigenlijk ideaal als handge
reedschap: hij mag niet worden „vastgegrepen",
maar wordt op de hand gedragen; de geringste fout
bij het opgooien of het opvangen wreekt zich: de bal
eist de aandacht volledig op.
Niet de beweging met het oog op een sportief doel
(prestatieverbeteringen) of hygiënisch doel (verbete
ring van de lichamelijke conditie, bijvoorbeeld: ter
verhoging van het uithoudingsvermogen) staat in het
middelpunt, maar de ontwikkeling van het bewegings
leven als uitdrukking van innerlijke levenskrachten.
Een oorspronkelijke, natuurlijke beweging verloopt
spontaan en ritmisch.
Kunnen wij onze leerlingen iets laten „beleven" van
deze bewegingen, kunnen wij hen brengen tot een
ontplooiing van het bewegingsleven, met een gegre
pen worden door ritme en melodie, dan hebben wij al
iets van ons doel bereikt.
In onze ritmische afdelingen is dus niet het doel (wat
buitenstaanders vaak denken): we leren knotsoefe
ningen of baloefeningen neen, we proberen het
bewegen te bevrijden en te ontplooiien.
P. S. KLOPPERS-VAN WAGTENDONK
Wie in Schiedam deze mooie sport wil gaan beoefenen
kan alle adressen krijgen aan het bureau der Schiedamse
Gemeenschap, Plantage, telefoon 6 80 43.