...en scheepswerven, waar nu het badhuis staat 16 omgeving van Broersveld en Broersvest. Straatnamen als Baan en Grofbaan herinneren nog daaraan. Op de kaart van De Ghein uit 1598 zijn verder ook de „Soudtkeeten" te zien, waar ruw zout geraffineerd werd; een dergelijk bedrijf was natuurlijk van groot belang voor de vissers, die grote hoeveelheden zout verwerkten. Er is voor het nagaan van de omvang van het Schie- damse scheepvaartbedrijf nog een belangrijke bron. Eeuwen lang hebben de Denen namelijk tol geheven van de schepen, die de Sont passeerden tijdens hun vaart naar of van de Oostzeehavens, die o.m. veel graan exporteerden. Uit de betalingsregisters, die bewaard zijn gebleven, kan men bij benadering leren hoeveel Schiedamse schepen op de Oostzee voeren. In de jaren 1595-1615 schommelde dat aantal tussen 6 en 24; meestal bedroeg het ongeveer een dozijn. Hoewel die schepen bijna altijd hun lading in andere havens dan de Schiedamse innamen, kwamen zij waarschijnlijk als regel 's winters, als de vaart op de Oostzee stil lag, naar hun thuishaven voor onderhoud of reparatie. Uit de certificaatboeken blijkt verder, dat Schiedammers ook de Straatvaart beoefenden, d.w.z. reizen maakten via Straat Gibraltar naar de Middellandse Zee, en dat zij naar de Goudkust, in West-Afrika, gingen. Ook voeren zij op Engeland. Men mag aannemen, dat omstreeks 1600 zeker een 25-tal Schiedamse schepen de zeeën bevoer mogelijk waren het er meer en dat zeer vele daarvan in Schiedam overwinterd zullen hebben. Daarmee rijst een nieuwe vraag: waar lagen die schepen 's winters? Ligplaats boden alleen de Lange en Korte Haven; de Schie was vrij smal en hier zullen zeker geen zeeschepen gekomen zijn gezien de afme tingen van de sluis in de Dam. De havens boden echter slechts een zeer beperkte ruimte. Van de Dam tot de oude Koemarktbrug had de Lange Haven een lengte van ongeveer 560 meter. Als men aan beide zijden schepen legde wat voorbij de Appelmarkt- brug haast onmogelijk was wegens de geringe breedte had men ruim 1100 m kadelengte beschikbaar; in de Korte Haven kwam daar nog 400 m bij, zodat er maximaal 1500 m aanlegplaats was. De Buitenhaven was in deze tijd voor het bergen van schepen nog zeer onaantrekkelijk: zij lag vrij ver van de stad en stond bovendien geheel onder invloed van eb en vloed de Buitensluis is eerst later gebouwd. Wel was er sinds 1590 een sluis bij de Koemarkt, die bij hoge vloed het water keerde. Een kadelengte ten dele niet eens van een kade maar slechts van een goedkoper beschoeiing voorzien van 1500 m was echter veel te weinig voor de tach tig a negentig Scheidamse schepen. De haringbuizen, die omstreeks 1600 in gebruik wa ren, hadden gemiddeld een lengte van 20 en een breedte van ruim 4 meter. In deze tijd hoorden in Schiedam meer dan veertig van die schepen thuis. Voor hen was dus een 800 a 900 meter ligplaats nodig. Daarnaast waren er tussen de twintig en dertig klei nere vissersschepen, die de totaal-benodigde aanleg- ruimte op minstens 1100 meter gebracht zullen heb ben. Voor de Oostzeevaart gebruikte men toen veel boeiers, verder speciaal voor dit soort reizen gebouw de buizen en een enkel karveel. De karveel was een vergeleken met de buis vrij log type schip met een naar verhouding grote diepgang, waardoor het in verschillende Oostzeehavens niet zonder meer terecht kon; in deze jaren werd de karveel dan ook steeds meer vervangen door de buis, een driemaster met een bezetting van 12 tot 14 koppen, die lagere exploitatiekosten had. Dat voordeel had ook de boeier die men ook wel vlieboot noemde. Dit was een schip met twee masten, dat veel weg had van onze tjalk. Het was iets breder dan de buis tot bijna 7 meter wel wat langzamer maar nog goedkoper in het ge bruik omdat een bemanning van 5 of 6 man als regel voldoende was. De buizen en boeiers waren ongeveer 20 m lang de karvelen waren nog grotermaar bovendien hadden de eerstgenoemde schepen een boegspriet, zodat zij meer aanlegruimte nodig hadden. Door hun grotere breedte de haringbuis was slechts plm. 4 m breed vormden zij een probleem-apart in de Schiedamse haven, die op veel plaatsen juist vrij smal was. Voor deze koopvaardijschepen was zeker 600 meter aan legplaats nodig. In de Schiedamse haven, die hoog geschat een kadelengte van 1500 meter had, be stond laag geschat! behoefte aan minstens 1600 meter. Juist in het tijdvak 1600-1615 namen scheep vaart en visvangst, ondanks een enkele inzinking, flink toe en dus moest er een oplossing gevonden worden voor het gebrek aan ruimte, dat vooral in de winter nijpend was. Men redde zich voorlopig door de haven zo intens mogelijk te benutten. Vandaar de talloze resoluties betreffende het bekaden en het op- diepte-houden van de haven; vandaar ook het verbod in 1589 al om schepen in de Lange Haven op te leggen. Op die manier hield men de haven vrij voor schepen, die er werkelijk moesten kunnen komen, terwijl het baggeren een soepel verloop van het scheepsverkeer bevorderde. In die omstandigheden begaf de spuisluis bij de Korte Haven het. Op 13 november 1611 werd de Schiedamse vroedschap in een speciale vergadering bijeengeroepen om te vernemen, dat de „spuye", die spuisluis aan het einde van de Korte Haven, defect was: de deur was kapot en het houtwerk bijna geheel vergaan. Men besloot de sluis zo goedkoop mogelijk te repareren en verder te onderzoeken hoe zij definitief in orde gemaakt moest worden. Dit onderzoek verliep vrij vlot, want reeds op 6 juli 1612 volgde het besluit een nieuwe spui sluis te maken „opt fatson als die te Vlaerdingen". Men zou het benodigde materiaal nog dezelfde zomer kopen en de sluis in het voorjaar van 1613 bouwen. In dat half-jaar juli 1612 tot februari 1613 moet men in de Schiedamse vroedschap zijn gaan twijfelen aan de juistheid van het herstelplan. Daar was dan ook wel enige reden voor. Het bestaande spuisysteem bestond nu al geruime tijd. Of het aanvankelijk vol daan heeft weten we niet, maar vanaf 1593 zijn er volop aanwijzingen, dat men er niet in slaagde de Haven op voldoende diepte te houden: in dat jaar besloot men namelijk het spuiwater langs de Vlaar- dingerdijk te vergroten; twee jaar later volgde een besluit om de Haven zo veel mogelijk uit te baggeren. Weer twee jaar later werd een soortgelijke resolutie

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 16