MINDER BE1AMGSTEIIING VOOR HEI ZINGEN?
JOS VRANKEN
J. EIKENBROEK
GEVEN HUN VISIE
43
Uw artikel „Minder belangstelling voor het zingen?"
heeft mijn belangstelling en erkentelijkheid gewekt.
Het is reeds verheugend, dat de heer De Bij aandacht
en talent en daarnaast hem toegewezen paginaruimte
besteedt aan het probleem 'zingen in koorverband'.
Daarbij moet men niet vergeten, dat een weekblad
artikel een dergelijk veelzijdig probleem slechts kan
aanroeren de aandacht vestigen op iets dat in ons
volk leeft en zeker niet de plaats biedt al te diep
op de dingen in te gaan, omdat de courant dan voor
de meesten onleesbaar wordt.
Van een uitnodiging hier verder op in te gaan wil ik
gaarne gebruik maken, omdat ik het eensdeels niet
geheel eens ben met de heer De Bij en anderzijds zijn
artikel gaarne aanvul.
VERDERFELIJK PERFECTIONISME
De vergelijking tussen een Requiem van Verdi ge
dirigeerd door Simon Jansen, en de Hohe Messe ge
dirigeerd door Jochum, gaat niet op, waar het gaat
om de kwaliteitsbepaling der twee koren. Jochum is
een wereldfiguur die zijn eisen stelt bij de voor
bereiding van zo'n uitvoering. Hij verlangt een indruk
wekkend aantal orkestsolisten en koorrepetities en
aan deze verlangens wordt voldaan of het de ge
woonste zaak ter wereld is.
Simon Jansen is een zeer talentvol en gedegen musicus,
maar mist in ons muziekbestel de status die nodig is
om eisen te stellen. Hij krijgt wat overblijft en dat is
niet veel. Jochum is onbetwistbaar een groter dirigent
dan Simon Jansen (wat voor de heer Jansen helemaal
geen schande is) en die betere dirigent krijgt alles en
de mindere dirigent niet veel. Dan zou een wonder
moeten gebeuren als de uitvoering van de mindere
dirigent de andere ook maar zou benaderen. Maar
als het eens omgekeerd was en de Christelijke Ora
torium Vereniging had Jochum gehad plus alle facili
teiten, en het Groot Omroepkoor Simon Jansen met
lege handen, hoe zou dan het resultaat geweest zijn?
Datzelfde Requiem van Verdi hoorde ik in het Holland
Festival door het R.K. Residentiekoor te Den Haag
onder Giulini en toen bereikte dit koor ook een on
gekend hoog niveau; het is in het geheel niet zeker
of het omroepkoor dit niveau had kunnen evenaren.
Voor goed begrip wil ik gaarne en van harte vast
stellen dat door de Nederlandse beroepskoren dik
wijls indrukwekkende prestaties geleverd worden;
dikwijls maar lang niet altijd, want er zijn ook middel
matige en helaas soms slechte uitvoeringen bij.
En dan nog; wat is een bijzondere prestatie? Moeten
wij mee blijven doen aan die zin voor perfectie, die
door de platenindustrie in het leven geroepen is? Een
perfectie die onwaar en daarom zo gevaarlijk is. Een
zin voor perfectie die het levend muziekmaken allang
heeft aangetast. Mij persoonlijk trekt het eerlijke,
argeloze musiceren met liefde, overgave en offerzin
meer dan een perfectionisme, dat boven deze deugden
gesteld wordt. Het is juist de grote opgaaf van de
tegenwoordige koordirigent om tussen deze dingen
het goede gemiddelde te vinden. En juist deze on
baatzuchtige liefde en overgave is bij beroepszangers
veel moeilijker te vinden.
OOK HIER: VERNIEUWING
„Belangstelling voor zingen wordt minder" wijst naar
vroeger en nu. Door mijn leeftijd en familietradities
kan ik over dit 'vroeger' misschien beter oordelen
dan anderen en dit 'vroeger' heeft naast mooie dingen
heel veel bedenkingen. De grote bloei van de kwartet
zang in alle verschijningsvormen is voorbij; kwartet
zang... doorgaans een vat vol ijdelheid en zelfover
schatting. De gemengde koorzang a cappella, die ge
baseerd was op een liedertafelrepertoire, dat de rela
tie met het evoluerend muziekleven verloren had, is
in de grote steden verdwenen. In kleinere gemeen
schappen heeft men een geheel nieuw repertoire ge
bouwd en vandaar uit is een verheugende groei en
eerlijk idealisme waarneembaar.
Dezelfde ontwikkeling nemen wij waar bij de vrouwen
koren. Een prachtig voorbeeld hebben wij hierbij aan
het Schiedams Vrouwenkoor, dat in ons eigentijdse
muziekbestel prestaties levert die dertig jaar geleden
onvoorstelbaar waren. En het mannenkoor van vroe
ger, met het particularisme, de eigengereidheid en
zelfoverschatting; de concoursen met kwalijke prak
tijken en het dikwijls ongezonde verenigingsleven?
Zonder chauvinisme kan gezegd worden dat het
mannenkoor in de voorste rijen gestreden heeft waar
het ging om de muziekevolutie. De grote aanvoerder
in Schiedam zal altijd Eduard Flipse zijn, terwijl Paul
v. d. Putten en anderen de weg bereidden. In deze
evolutie ging het mannenkoor tot de grens van het
experiment en liet soms de beroepssektor achter zich.
Komponisten als Janacek, Aim, Petrassi werden door
het mannenkoor in Nederland geïntroduceerd.
JEUGD
Ten slotte het probleem der jongeren. Wij hebben de
jongeren geen schone wereld te bieden; alleen reeds
de zegening van de atoombom kunnen ze moeilijk als
een geschenk aanvaarden; de naklank van een oorlog