DAAR
BIJ
DIE
MOLEN
.1. V il
herberg De Visscheri) hotel Beijersbergen historie
drs. P. Th.Kuyer
«rliouilen iIihii
33
jliftiJl»
Itox-njjoimoiiHle In-well /ijlt aanzienlijk nitjjehreid Logement
beleefdelijk liij hel reizend Publiek aan, en verzekert eene aliezins
soiiede bediening;.
Hij stall en verhuurt ooi; IVV A It l> I', en It I.I TI I (i li
De molenaars van De Drie Koornbloemen die ge
durende de laatste honderd jaren op de hoge molen
stelling de wieken op de wind kruiden, waren er
vanaf hun verheven uitkijkpost als geen ander getuige
van hoe het stadsbeeld aan hun voeten geleidelijk
aan veranderde en plaats maakte voor een nieuw,
waaruit vele vertrouwde en geliefde plekjes ver
dwenen waren.
In 1862 werd de westelijke toegang tot de stad open
gebroken toen de Vlaardinger poort als laatste van
de vijf stadspoorten onder de moker kwam. Maar de
Vlaardingsedijk was en bleef nog tientallen van jaren
een echte dijk, welks groene taluds afdaalden naar
de grazige weiden van Nieuwland en Kortland. De
scheiding tussen stad en polder bleef gemarkeerd
door de witte tolboom en het zeshoekige accijns
huisje; en vandaar voerden vriendelijke dijkpaadjes
de wandelaar naar Bliekendaal of naar het landelijke
laantje van de Officierentuin, dat luisterde naar de
veelbelovende naam „Laan Ons Genoegen". Rondom
de eeuwwisseling echter of kort daarna verdwenen
ook deze uitspanningen en thans zijn zij voor de
ouderen onder ons nog slechts herinnering, voor de
jongeren alleen nog maar geschiedenis.
Slechts één oud rustpunt in de schaduw van De Drie
Koornbloemen staat nog overeind: Beijersbergen;
maar ook hiervan zijn de dagen geteld. Beijersbergen,
oudste en lange jaren enige hotel in onze stad, tot
voor kort enige en van ouds bekende stalhouderij,
gerenommeerd restaurant en in vroeger jaren ge-
liefdkoosd trefpunt van Schiedams notabelen, dit
Beijersbergen gaat verdwijnen. En dan zal ook het
laatste markante punt uit het oude stadsbeeld rond
de molen tot herinnering geworden zijn.
Op zaterdag 17 maart 1827, 's avonds om acht uur
in de Doele, werd Johannes van Velzen, oud 30 jaar,
stalhouder te Rotterdam, voor de som van f 4.825,
eigenaar van „een huis, twee koetshuizen, stallingen
en erven, zijnde de van ouds gerenommeerde herberg
genaamd De Visscherij, Vlaardingstraat wijk A, no.
93". In de maand mei van datzelfde jaar kwam hij er
zich vestigen met zijn jonge vrouw Maria Ham en
zijn twee jaar oude zoon Adriaan.
De herberg De Visscherij is stellig dezelfde als het in
oudere acten genoemde etablissement De Groen-
landsche Visscherij, ongetwijfeld ontstaan in de jaren
waarin sommige Schiedammers hun geluk beproefden
in de walvisvaart.
Van Velzen heeft het bedrijf vermoedelijk met succes
gedreven. We zouden dit mogen opmaken uit de
boedelbeschrijving die kort na het overlijden van zijn
vrouw in januari 1839 werd opgesteld. Het hoofdstuk
Juweel- Goud- en Zilverwerk daarin vermeldt juwelen
oorbellen, gouden en juwelen ringen, gouden hoofd
ijzers, gouden en granaten kettingen, die alle te
zamen de conclusie wettigen dat hij niet onbemiddeld
was. Dat hij ernst maakte met de stalhouderij zal
niemand betwijfelen die leest dat daar waren een
barouchette voor negen en een voor vier personen,
een glazen wagen, een toewagen van vieren, een