WAAROM ETEN WIJ GEEN ZAAN MEER?
91
Willem Levinus Penning (1840-1924) is een vergeten
dichter. De blind geworden Schiedammer schreef in
een voor hem verkeerde tijd. Zijn eerste bundels
verschenen toen de Tachtigers al met hun publikaties
begonnen waren en... Penning schreef in de trant
van Beets en Staring, van wie vooral de eerste geen
genade kon vinden in de ogen van de mannen van
Tachtig. Toch hadden Kloos en Verwey wel belang
stelling voor het werk van Penning, die zich onder
invloed van de vernieuwing van de literatuur na zijn
eerste publikaties pas ten volle ontplooide.
Zijn merkwaardige persoonlijke vertellingen hebben
voor een belangrijk deel Schiedam als achtergrond.
Uit zijn herinnering noteerde de dichter, die na zijn
veertigste jaar blind werd, beelden die hij vroeger
gezien heeft. „Benjamins Vertellingen" (1898) en
„Sintjans-lot" (1906) brengen ons telkens weer terug
in het oude Schiedam.
Het was in het gedicht „Sint-Jan" uit de bundel
„Sintjans-lot" dat ik de volgende intrigerende regels
aantrof:
Bijna kwakt die (nl. spoeling) in de emmers lichtblauw,
koperband
Waaruit witjas de z a a n meet bij 't pintje.
En Teuntje van tante, wat urmt ze om een spat:
Rok en jak moeten langer meê, vrindje!
Los haakt Simon het juk overkruis op den rug,
Blauw met koper beslag, blanke touwen;
En hoofdschuddend haakt hij de hengsels weer op:
Zelf geeft Penning in een noot bij het woord zaan de
volgende uitleg: „Een roomkleurige uit melk bereide
zomerverfrissching tot nagerecht, evenals „Hang-op"
veelal genoten met ingebrokte beschuit onder toe
voeging van suiker, en tegen te sterke verkoeling
allicht ook wat peper. Niet minder dan aan de ver
orbering zelf, dankte mijn jonger-ik een innige vol
doening aan het schouwspel der stille feestelijk-
kleurige omdraging en bijna plechtige aflevering van
dit voortbrengsel eener zuiver plaatselijke kunst,
mengkunst, kookkunst, wie zal het geheim door
gronden
Wie zal het geheim doorgronden Is dat niet een
uitdaging, die we aan moeten nemen?
De gewone woordenboeken vermelden het woord
zaan in het geheel niet, of met als enige betekenis de
bekende rivier in Noordholland, maar in het Etymo
logisch Woordenboek van Dr. J. de Vries vond ik:
„dikke melk, ook mnl., mnd. sane 'room'. Herkomst
onbekend."
In een gesprek met geboren en getogen Schiedammers
had ik het woord al eens eerder opgevangen. Zaan.
Ik hoorde toen, dat het een melkprodukt was dat aan
yoghurt doet denken, zachtzuur en romig, maar roze
van kleur.
De bekendste verkoopster van zaan is vrouw Van der
Ende geweest. Zij woonde in de Laan, waar zij haar
zaan aan huis bereidde. Met twee rijkelijk van blin
kend koper voorziene emmers aan een juk sleet zij
haar produkt, waarvan zij de bereiding zorgvuldig
geheim hield, langs de huizen. Vooral op zondag
moeten veel Schiedamse notabelen tot haar vaste
afnemers behoord hebben.
De achterkleindochter van vrouw Van der Ende, de
thans in Den Haag wonende mevrouw Kroon, was
zo vriendelijk mij enige gegevens te verstrekken over
de bereiding van de zaan. Een hoeveelheid melk werd
gekookt, waarna er karnemelk aan toegevoegd werd.
Het geheel moest een nacht lang afgedekt weggezet
worden om af te koelen. De volgende morgen werd
het door een doek gewrongen en daarna werd er
iets aan toegevoegd, dat voor de roze kleur zorgde
en dat de smaak van de zaan bepaalde.
Dat „iets" is een zorgvuldig bewaard geheim, dat
nu al vele jaren van moeder op dochter is overgegaan.
Een geheim, dat alleen maar verkocht mag worden
aan iemand die van plan is zaan te fabriceren. Onge
veer veertig jaar geleden heeft men nog geprobeerd
het recept aan een zuivelfabriek te verkopen. Men
vond het echter te bewerkelijk, zodat de koop toen
niet doorging.
Het ziet er dus niet naar uit, dat het geheim waar
Penning al niet achter kon komen, te doorgronden is.
Maar misschien durft iemand het in de naaste toekomst
nog eens aan een oud Schiedams produkt in ere te
herstellen om ons opnieuw aan de smaak van zaan
te wennen? J. F. DE ZANGER