SCHIEDAM IS ZI|N STATION WAARD 113 Naar eveneens gezegd wordt, heeft deze constructie niet voldaan, doordat ze in de spoorweg een balans beweging veroorzaakte. Maar graag refereer ik mij te dezen aan het oordeel van een spoorweghistoricus. Bij stukjes en beetjes werd de spoorweg tot Rotterdam doorgetrokken. In 1842 kon men van Amsterdam naar Leiden sporen, in 1845 was Den Haag bereikt en eerst de 5e juni 1847 bracht het nieuwe vervoer middel hoofdstedelingen en provincialen tot Rotter dam. De weg van de H.lj.S.M. ging zeker niet meter voor meter op rozen. Niet overal kon de aarden baan gelegd worden op een bed van door de grondeigenaars gestrooide bloemen. Al te veel grondbezitters zagen brood in de voornemens van de H.lj.S.M., getuige de historie van het Laantje van Van derGaag. Van der Gaag! Wie nog zal, de historie kennende, durven beweren dat deugd steeds zijn beloning vindt, ondeugd zonder mankeren gestraft wordt, als hij bedenkt dat Van der Gaag erin geslaagd is zijn naam onsterfelijk te maken. En mede die van onze onvolprezen schone Prinsenstad; gelijk Johan Vermeer en Huig de Groot. Die treffelijke historie uit de kindheid van de H.lj.S.M. speelde zich af in Delft; in Schiedam wachtten de maatschappij nieuwe moeilijkheden en wel bij de bouw van het eerste station. De spoorweg werd geprojecteerd ten noorden van de stad Schiedam, het station op het grondgebied van de gemeente Oud- en Nieuw Mathenesse. Het bestuur van de polder Oud-Mathenesse nu verzette zich met klem tegen de bouw van het station. Men beriep zich op zijn windrecht: een publiekrechte lijk servituut altius non tollendi, binnen een cirkel met bepaalde straal, een cirkel die de noordelijker gelegen watermolen tot middelpunt had. De eisen van het polderbestuur grensden aan willekeur; er was im mers al gebouwd binnen het met rechten bezwaarde rayon. Had men in de ziel van heren bestuurderen van de polder kunnen kijken, dan was men waarschijn lijk geschrokken van de reactionaire tendensen en haat jegens het nieuwe vervoermiddel. Maar Sigmund Freud was destijds nog niet geboren. De H.lj.S.M. was genoodzaakt het nieuwe, nog te bouwen stationsgebouw de grond in te drukken en de afmetingen in verticale richting ongewoon laag te houden. Deze nood was bepalend voor de architec tonische vorm van Schiedams eerste stationsgebouw. Het was een laag bouwwerkje, 41,30 m lang. Het middengedeelte, ter lengte van 28,30 m, Jag opge sloten tussen twee eindgebouwtjes en aan beide zijden, die langs de spoorweg, zowel als die aan de stadszijde enigszins eufemistisch uitgedrukt, de stad was destijds nog ver te zoeken zo men zich in de nabijheid van het station ophield van een over dekte galerij voorzien die het totaal het aanzien gaf van een Indonesisch woonhuis voor welgestelden. De bouwmeester? Lang heeft men de architectuur op naam gesteld van ingenieur Conrad, die de uit voering van de werken verzorgde, maar thans neemt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 13