EEN KIJKJE IN DE DWARSSTRAAT 184 Hoe verwend wij zijn ten opzichte van ons voor geslacht blijkt al dadelijk, wanneer wij even de his torie van onze verlichting nagaan. Het gas wordt al bijna nergens meer voor verlichtingsdoeleinden ge bruikt. Alles is tegenwoordig elektrisch. Eén druk op knop of schakelaar en men baadt in het heldere licht van neon- of metaaldraadlamp. Maar voor het koken van de dagelijkse pot is gas nog wel het aangewezen middel. In de Dwarsstraat in de Gorzen staat het machtig apparaat waar wij in Schiedam ons gas van betrekken. Deze merkwaardig stille straat met kleine, oude huis jes en schuurtjes heeft mij toch verleid een tekening te maken van een deel van de gasfabriek, zoals die boven de stulpjes uitsteekt. De min of meer spook achtige en grillige vormen van deze technische appa ratuur zien er in al hun zwartheid boeiend uit, vooral onder de heldere strakke lucht die zich vertoonde als een aangenaam intermezzo tussen de regenperiodes die ons in augustus zo onbarmhartig hebben ge teisterd. Voor dat men petroleum aanboorde was men aan gewezen op de kaarsverlichting. Het gas begon met de „vleermuis", de onbeschermde gasvlam die met kracht uit de brander spoot en waarvan de vorm deed denken aan een vleermuis. Heel Schiedam liep uit om dit spektakel te aanschouwen op 1 oktober 1857. Men schreef toen nog „gaz" met een z. Hoe zuinig men was met licht gewonnen uit gas, kan ik u uit ervaring vertellen, daar ik het in Hengelo in 't begin van deze eeuw meemaakte dat op een dag, dat de kalender maneschijn aangaf, er geen straat lantaarns brandden. Maar, o wee, als de maan achter een dik wolkendek schuilging. Zo'n situatie deed zich toen voor. Ik moest op de tast in het donker naar het postkantoor om mijn reizigersrapport aan de firmc, waar ik toen voor werkte, te posten. Het postkantoor was van binnen verlicht voor de beambten die de nachtpost sorteerden en doordat er een lichtstraal door de brievenbus in de voorgevel naar buiten scheen, kon ik die bus vinden. In de jaren tussen 1856 en 1858, toen er weinig vertier in deze stad te beleven viel voor de gewone man, was het voor de burgerij een hele attraktie om naar de nieuwe uitbreiding van de gasfabriek te gaan kijken. Het was vooral op zondag een extra verzetje. Evenals in Rotterdam, was ook in Schiedam de oor spronkelijke leiding van de gasfabriek in Engelse handen. Aan het hoofd stond een Engelse directeur. Het was de heer Bryan, een 23-jarige jongeman, die later trouwde met een Schiedamse jongedochter. Behalve de straatlantaarns werden nu spoedig ook het station en enkele fabrieken van gaslicht voorzien. Ook sommige particulieren namen gaslicht, maar de gewone burger kon zich deze weelde niet veroorloven, want gas was nogal duur. Ik ontleen nu aan het boekje uitgegeven bij het 100-jarig bestaan van het gas bedrijf op 1 oktober 1957 het volgende beeldende detail: „De prijs van 20 cent per kubieke el m3) betekende dat een vleermuisbrander per uur branden on geveer 3 cent kostte. En 3 cent, dat was in die dagen een bedrag: men had er minstens twee eieren voor of, om in Schiedamse termen te spreken, één borrel!" Het spreekt vanzelf dat de fabriek op de tekening de zeer sterk uitgebreide fabriek is, die in zo goed als niets meer op de oorspronkelijke fabriek gelijkt. In het midden ziet men de zuiveringstoren van kool- en watergas, de zgn. Ibingtoren. Op de uiterste rechterzijde wordt men de laatste aanwinst, de enorme nieuwe gashouder, gewaar. OCTAVE DECONINCK

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 12