I
CAMPARIA
IN
BETHEL
jkrw
tekst en tekeningen
Octave de Coninck
256
wmmmBtq
OcJaxhiy ,Oc^Vv«*fcvt''\,
Prof. dr. ir. Bijhouwer, hoogleraar in tuin- en land
schaparchitectuur te Wageningen, vroeger werkzaam
bij Stadsontwikkeling te Rotterdam, heeft indertijd in
een betoog voor het Kon. Ned. Aardrijkskundig Ge
nootschap de ontwikkeling geschetst van het land
schap in het bijzonder in de laagveengebieden. Hij
behandelde hierbij uitvoerig het gebied rond Rotter
dam. Hier waren in de 16e eeuw talrijke turfstekerijen.
De hierdoor ontstane plassen werden geleidelijk aan
drooggemalen. In onze dagen zijn dan ook alle plassen
verdwenen, op de Kralingse- en Bergseplassen na.
Ook rondom Kethel zijn de plassen drooggemalen en
in polders herschapen. In deze gebieden vindt men
nog terpen. Op een van die terpen is de oude kerk
van Kethel gebouwd.
Het dorp Kethel bestond naar alle waarschijnlijkheid
al in de Romeinse tijd onder de naam Bethel. Op oude
documenten en kaarten komt het de ene keer als
Harga en de andere keer als Bethel of Kethel te voor
schijn. Het oude watertje, de Harg, is nu vermoedelijk
een sloot achter Spaland. Men heeft in de loop der
tijden van Bethel Kethel gemaakt. Zelfs is men een
tijdlang zo ver gegaan om er de suggestie van een ge
bruiksvoorwerp met lidwoord en al aan te verbinden.
Men noemde het dan „de Kethel". Wat er ook van
zij, de oorsprong van de naam Kethel zal wel eeuwig
in de nevelen van de twijfel blijven zweven. Er is slechts
een vage vingerwijzing door een inscriptie op een der
klokken, welke luidt: „Camparia in Bethel" d.i. de
klok te Bethel.