Van Gat tot Gate en van Teen tot Steen 98 Een foto van het fundament van palenwoningen, te voorschijn gekomen bij een opgraving in onze gemeente. Onze goede gemeente heeft een aantal bodem speurders, amateurarcheologen, die hun speurwerk zo nu en dan met meer of minder belangrijke vondsten beloond zien. Een oude metselsteen, een tegel, een scherf, wat in elkaar gevlochten tenen, een oude fuik of stukken ervan, een rij palen, ja, resten van een haardvuur, zijn voor hen even goed getuigen van het verleden als het goud van Troje dat Schlieman vond of de wonderlijke beelden op de Paaseilanden. Op het gebied van het oudheidkundig onderzoek geldt ook: „Die het kleine niet eert, is het grote niet weerd". Behalve een terrein met levenloze voor werpen, is er nog een ander gebied, waarin de voorbij gegane eeuwen hun sporen hebben nagelaten, nl. het gebied van onze taal. In de taal weerspiegelt zich de historie en het leven en bedrijf van onze voor ouders. In dit onstoffelijk gebied, waarin men niet met schop en spade behoeft te delven, zijn het soms heel eenvoudige, alledaagse woorden en uitdruk kingen, die ons aan het verleden herinneren. De vondst van palen met vlechtwerk van tenen en die van een visfuik geeft aanleiding het simpele woord „wand" nader te bezien. Een wand is oorspronkelijk de van tenen of twijgen gevlochten „muur" van de uiterst primitieve woningen van de bewoners van de lage landen aan de brede Rijnmond, het „Heli-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1965 | | pagina 18