k^Lü ■JL.4NT& K PoiiW.ll 35 rC€t JvilCUint' Je Ka.-ui hert^Jete/jc mmefWat. Jna SJturterue /shiie i'y^S li ejunJi. kBBF.RS ro/r.BKR Oost Abts, OtlJeJA XuMf/Jk lp Kil AM wezen in de vorige en deze eeuw enorme technische vooruit gang werd geboekt. De techniek in haar negentiende- eeuwse ontwikkeling spreekt ook uit een klein boekje, in 1967 door het Schiedams archief verworven, geschreven door F. W. Conrad: „De afdamming en daarstelling van de brug over de Poldervaart, in de IVe sectie van den IJzeren Spoorweg van Amsterdam naar Rotterdam". Het verscheen in 1847 en gaf allerlei details over het maken van de brug: „zandplempingen, beheijingen, zandbekisting, uitgraven van veen en het vullen van de gaten met zand". Het is blijkbaar goed afgelopen, al geeft de benaming van „tuttellerei", die men enkele jaren geleden gaf aan de grond van de kaden langs de Poldervaart, te denken. Oude inwoners van de voormalige gemeente Kethel zullen zich misschien nog de overstroming van 1903 vijfenzestig jaar geleden! herinneren of er over hebben horen vertellen. Maar deze gebeurtenis bracht nog geen definitieve verandering, ten opzichte van dit gebied, door Delfland. Maar na de tweede wereldoorlog, toen een ont redderd land zich fier begon te herstellen, kwam alles in beweging, en, waterstaatkundig, na de stormramp van 1953 in nog sterkere mate. Dijksverhoging/verzwaring en efficiënter zorg voor de noodzakelijke afvoer van boezem water werden met evenveel kracht ter hand genomen als onze beroemde Deltawerken. Vele instanties: de gemeentebesturen, de hoogheem raadschappen, de provinciale- en rijkswaterstaat, plano logische diensten pleegden overleg en werkten samen. Het is dan ook begrijpelijk, dat, toen ik een bundel courantenuitknipsels over de Poldervaart, mij door het Schiedamse archief geleend, doorlas, bemerkte dat zij allemaal uit de vijftiger en zestiger jaren van deze eeuw dateerden en vrijwel alle de melancholieke ondertoon hadden: „De Poldervaart gaat verdwijnen." Maar kan het anders? Waterstaatkundig kan de Polder vaart haar boezem-functie niet goed meer vervullen. Andere sluizen in Rotterdam en Schiedam moeten dit hoogst belangrijke werk overnemen. Men kan nu wel zeggenhad men de hele Poldervaart voor natuurliefhebbers en wandelaars met oog voor schilderachtige plekjes niet kunnen bewaren? Zelf heb ik wel eens gelezen, dat hier en daar in Noord-Brabant en Gelderland bijv. ernaar gestreefd wordt kleine schilderachtige buurtschappen als natuur- en cultuurreservaten intact te laten. Maar de nuchtere overweging, dat wij hier leven, wonen en werken in de randstad Holland, bij de grootste haven ter wereld, in de Gouden Delta met tunnels en daarheen leidende grote wegen, doet mij beseffen, dat de Schiedamse stadsuitbreiding niet kan ophouden bij de Poldervaart, hoe schilderachtig zij ook is. Misschien zal er nog een klein stukje van overblijven achter het Prinses Beatrix- park, maar veel meer vermoed ik niet. Overigens kunnen wij er m.i. met een gerust hart op vertrouwen, dat de betrokken gemeentediensten en hun ambtenaren, als zij kunnen, nog iets van het pittoreske landschap zullen bewaren. Overstroming bij Kethel (1903) De bij dit artikel gevoegde illustratie een stukje van Cruquius' kaart van Delflland de Maasnymph, zeil schepen en enkele typisch landelijke details geeft een voorbeeld \an het verleden, waarvan de Maasnymph, al is het dan nu Nieuwe Waterweg, de enig blijvende constante factor is.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1968 | | pagina 15