VOGELS VIEREN m UITBUNDIG LENTEFEEST SCHIEDAMS GEVEDERDE VRIENDEN (slot) !tSi 66 De schrijver van dit artikel in het tentje vanwaar uit hij de vogels fotografeert OEDERT ons vorig artikel (in februari) is er wat de natuur betreft wel het een en ander veranderd. Toen kil en dor en nu een en al licht en feestelijkheid. Overal een weelde van bloemen en fris groen, van baltsende weide vogels en van vroeg tot laat musicerende zangvogels. Het is overweldigend. In de weide is het lentefeest al heel vroeg begonnen, ofschoon het weer zo nu en dan wel eens een spaak in het wiel trachtte te steken. De eerste kieviten zagen we eind februari reeds baltsen. Kennelijk waren dat kwartier- makers, doch in de loop van maart was de hele kieviten populatie present. Grutto's en tureluurs waren ietwat later dan verleden jaar. Maar dat is geen wonder; het weer was ernaar. Als je lekker loopt te zonnen aan de Middel- landse-zeekust dan is het een hele opgaaf om aan de trek- drang gevolg te geven en naar het kille vaderland terug te keren. Niettemin moet het er toch van komen, want er moet voor de instandhouding van de soort gezorgd worden. V. 1 «V - x Broedende kleine plevier Maar nu is het gelukkig volop lente. De kieviten gedragen zich als volleerde stuntvliegers en joelen dat het een lust is. Grutto's roepen uitbundig hun eigen naam en de tureluurs staan nerveus te kopknikken ergens op een boerenhekpaal of zo maar op een kluit aarde. Tot in den treure klinkt hun melodieus „te-lu-te-lu", aan welke roep zij eveneens hun naam te danken hebben. Op een heel enkele plek ver achter in de polder houden de kemphaantjes hun onbloedige toernooien. Vanaf half april zijn de mannetjes weer getooid in hun branie-achtige bruiloftstooi, die in kleur bij geen twee dieren dezelfde is. Men ziet exemplaren met witte kop- en halstooi, andere zijn bruin, geel of grijs gekleurd en weer andere prijken in een combinatie van deze kleuren. Soms springen de strijdende ridders wel een meter hoog tegen elkaar op, zonder echter maar één kik te geven. Zo zwijgzaam zijn ze. Als er eens een hennetje op de kampplaats komt kijken dan is helemaal het hek van de dam. De heren zijn dan door het dolle heen. Maar nogmaals, er vloeit geen druppel bloed. Zoals zangvogels een wijfje lokken door hun zang doen de kemphaantjes dit door middel van hun schijn gevechten. Ook de scholeksters zijn weer gearriveerd. Het lijkt wel of er ieder jaar meer verschijnen in de weide en dat is alleen maar toe te juichen. Het zijn flinke zwart-witte vogels met stevige rode stappers en een sterke oranje snavel. Koddig dribbelen zij door het gras, terwijl zij hun gezellig en vér klinkend „te-piet" laten horen. Eigenlijk zijn het de grappigste vogels van de hele polder. Maar o wee als men in de buurt van hun nest of van de pas uitgelopen jongen komt. In snelle duikvlucht stormen ze op u af, de vervaar lijke dolksnavel precies op uw ogen gericht. Op het laatste moment zwenken ze wel af, alleen echter om onmiddellijk opnieuw tot de aanval over te gaan en dat steeds onder hevig „te-piet"-geroep, zodat de oren ervan tuiten. Zij beschermen hun kroost wel bijzonder goed.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1968 | | pagina 18