„IK BEN jlLLES DE FRllï- KONING" Foto's een Schlednmse monoloog, opgetekend door A. Wngenonr Robert Collette 258 jr^ IJK, moet je goed horen. Het vak van standwerkerals je vier uur achter _/V elkaar hebt staan werken, mag je dat gerust voor veertien uur rekenen. Vreselijk zwaar! Eigenlijk moet je na twee uur op de wagen al op je tikkertje gaan passen. Want daar krijg je last van. Gegarandeerd! Hier kijk naar mijn hand, die middelvinger staat zwaar uit het lood. Zenuwen meneertje, zenuwen. Niet dat ik wat anders zou willen doen dan marten. Ben je gek, ik mart al vanaf mijn achtste jaar. Ik hen vijfenveertig jaar koopman. Iedere morgen om vier uur njn nest uit en dan op nin klompjes naar het Noordplein. Als ik een morgen oversla, gaat er gelijk 't praatje dat Jilles ziek is. Dat zal vanmorgen ook we! zo geweest zijn. Ik zit met een kapotte auto dus vandaag zijn we blijven liggen, m'n vrouw en ik. Ja, mijn vrouw werkt ook mee in het bedrijf van Jilles. Zij rijdt de auto. 'n Paar jaar geleden werd ik zo ziek van al die dure huurauto's, dat ik tegen mijn vrouw zei: „Meid, we gaan zelf een kar kopen en jij wordt chauffeur." Nou, ze is achttien keer gezakt voor d'r rijbewijs en toen heeft ze nog tien maanden zonder gereden, maar nou zit alles snor. In die tijd dat ze zonder rijbewijs zat, heeft ze nog een keertje mevrouw Peek een lift gegeven naar de stad. Dat had de burgemeester es moeten weten! Burgemeester Peek, jazeker! Peek? Peek was een van mijn beste klanten toen hij burgemeester was. Vraag maar na, telefoon zes zes vijf vijf nul! Hij komt nog iedere zaterdag en hij wacht altijd netjes op zijn beurt. Burgemeester Peek, fijne vent, goeie fruiteter ook. Hij is altijd buitengewoon voor me geweest. D'r was eens een keer ingebroken bij me, alles gejat. Toen kreeg ik van de burgemeester. Peek dan hè, een enveloppe met geld, hoeveel mag ik niet zeggen, met een briefje erbij: „Jilles, je kijkt maar wanneer je 't terugbetaalt." Zo was Peek. De nieuwe burgemeester? Nee, die is nog niet aan m'n kraam geweest. Ik heb wel kennis met 'm gemaakt. Bij hem thuis, jazeker! Hij was hier pas en toen reed ik 's-avonds met mijn knecht bij hem langs. BK-laan 140, ja ik weet I goed. Ik zag allemaal foto grafen naar binnen gaan en pers, weet je wel, en ik zeg tegen mijn knecht, dat-ie effe moest wachten. Nou was ik een beetje hal/ies, goeie dag gehad, weet je wel, anders had ik 't misschien niet gedaan. Ik loop naar die deur toe, maar toen zegt er opeens een agent: Weg Jilles, jij bent niet uitgenodigd." Ik loop weer terug naar de stoep en daar zie ik een invalide vrouw in een wagentje. Daar doe ik altijd veel voor, invaliden. Voor bejaarden ook. Bejaarden? Daar geef ik steeds feesten voor. Laatst nog in een zaal in de Broersveld. Gratis klaverjassen voor de ouwen van dagen. Ik had drie ton fruit neergezet als prijzen. Drie ton fruit! Ze kregen allemaal vijf beetjes van me en een lekkere sigaar en aan 't eind hebben we de meesten allemaal nog thuis gebracht ook met luxe wagens. Ik ben d'r vier dagen overspannen van geweest, van dat feest. Die nieuwe burgemeester? Nou moet je horen. Ik zie die vrouw in dat karretje en ik zeg: „Mens, heb jij de nieuwe burgemeester al gezien?" Nee, zegt ze. Ik zeg: „Nou ga dan maar fijn met mij mee, want hij heb ontvangst momenteel." Nou graag, zegt dat mens. Heb natuurlijk ook niet veel aan d'r leven in zo'n wagentje. Ik rijd d'r de tuin in, die agent was weg, en ik bel aan. Doet de burgemeester zelf open. Ik zeg: „Dag burgemeester, mag ik me even voorstellen. Ik ben Jilles de Fruitkoning. WH u effe dat wagentje aanpakken, liuppekee!" Nou, de burgemeester doet het, hij is een goed mens geloof ik, en toen stond Jilles binnen. Nou, ik lach d'r nou wel om maar ik voelde me eigenlijk helemaal niet lekker. Allemaal hoge heren en op tafel wijn en zo. De burgemeester zegt: „Jilles wil je misschien ook een glaasje meedrinken." Ik zeg: „Nou burgemeester, geef mij maar een bak koffie!" Ik durfde niet zo goed, begrijp-ie wel. Ik heb er een half uurtje gezeten. Ik zat eigenlijk met m'n mond vol tanden. Ik zei alleen af en toe wat tegen die vrouw. Nou, ik ben maar opgestaan en toen heb ik alle heren een hand gegeven en ik heb tegen de burgemeester gezegd dat ik hoopte dat-ie af en toe es een beetje handel bij me weg kwam halen. Toen heb ik die vrouw weer meegenomen en ben ik weggegaan. Ja Jilles doet af en toe wel eens rare dingen. Dat komt ineens in me op, weet je wel. Je hebt d'r we! es spijt van hoor. Moet je luisteren, nog zo'n gek verhaal. Dat is de grootste sensatie uit mijn leven geweest. Ik was zestien jaar toen dat gebeurde. Kijk, ik kom uit Maassluis weg en ik zat daar toen al in de handel. Ik had veertig gulden handelsgeld en een bakfiets, die voor twee gulden in de week op afbetaling was. Daar ging ik iedere morgen mee naar de mart in Naaldwijk om handel te kopen. Nou was ik pas lid geworden van een loterijclub in een café in Maassluis. Ik moest twee-en-twintig dubbeltjes betalen om de plaats van een wanbetaler in te nemen. Ik kreeg d'r een twintigie voor, een lot weet je wel. Nou, op een ochtend sta ik op de veiling in Naaldwijk en toen komt er telefoon voor me. M'n moeder. Ze zegt: „Jilles kom gauw naar huis, want de honderd duizend is op jouw twintigie gevallen." Nou Jilles had haast 't lirium van blijdschap. Ik had net dertig gulden handel gekocht en die heb ik gelijk weggegeven op die veiling. M'n bakfiets ook. Ik zeg: pak maar aan, want ik ben zojuist kapitalist geworden. !k had nog drie gulden en daar heb ik een taxi voor genomen naar Maassluis. Die kostte één gulden vijfenveertig, ik weet 't nog goed. Ik gaf'm die drie gulden, een hete hap hoor in die tijd, en ik zeg: laat maar zitten, jij ben ook een sloeber. Ik dat café in! Ik riep gelijk: jongens, allemaal een beetje van me en dan nog een beetje. Nou, hier een beetje, daar een beetje en toen zegt die kastelein: Jilles 't is al zeven gulden vijfendertig. Zeven gulden vijfendertig! Ken je nagaan, voor die tijd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1969 | | pagina 14