a
261
tegen me: Jitles, ik heb 1880 ananassen met een plekkie d'r an, is dat wat voor jou?
Hij zegt: zestig cent 't stuk. Ik zeg: vier dubbeltjes. Nou, ik kreeg ze voor vijfenveertig
cent. Hé 1880 ananassen! Dat zijn nou weer van die gekke dingen, die Jilles doet.
Ik laad er 880 op een handwagen met blad en ik ga d'r Schiedam mee in. Nou, nop
sjoege overal. Ik liep op de BK-laan en d'r was niemand die een ananas wilde kopen.
Eindelijk, daar ergens bij Trianon roept er een vrouw uit 't raam: Jilles wat kosten
die cactussen? Ik zeg: ene gulden vijfenveertig 't stuk. Nou die nam d'r twee. Ik de
hek' Julianalaan af en toen ik weer op het Rubensplein kwam, had ik voor dertien
gulden en vijf cent verkocht. Nou was 't stervenskoud en al laat. 't Regende ook nog,
dus Jilles krijgt medelijden met zichzelf. Wat een pestvak, zegt-ie en hij stapt 't café
binnen om een cognakkie te kopen. En nog een en nog een. En zoals dat altijd gaat hè:
hier een beetje en daar een beetje. Affijn, toen ik moest afrekenen, way V veertien
gulden vijfenzeventig. Had ik geeneens in m'n zak!
Toen ik buiten stond, dacht ik: nou Jilles doorsjouwen, als je nou tenminste nog
maar een tientje kan verdienen voor een hap eten, is 't goed. Dus ik ga die Julianalaan
weer op en ik bel aan. En daar tref ik een vent, die zegt: „Joh, Jilles wat ben jij nat.
Kom effe binnen, wil je misschien een cognakkieIk zeg: „Nou meneer, 't is er wel
de tijd van 't jaar voor." Ik naar binnen en ik vertel 'm dat ik met dik achthonderd
onverkoopbare ananassen op trin kar zit. Hij zegt: hier, neem maar een cognakkie
en hij geeft me een half kannetje en hij zou wel effe gaan bellen naar zijn familie of
d'r iemand ananas wilde hebben. Ik zeg 'm nog: ze zijn hartstikke goed voor de wek!
Hij weg en ik neem een cognakkie en daarna nog eentje. Die vent bleef een half uur
telefoneren in een andere kamer en toen-ie weer terugkwam, was dat halve kannetje
op. Hij zegt: „Nou Jilles, je had we! dorst geloof ik hè?" Ik zeg brutaal: „Je raadt 't,
ik zou best trek hebben in een pilsie." Nou, dat kreeg ik ook nog. Hij zegt: „Jilles
wat kost die ananas?" Ik zeg: een gulden 't stuk, want ik dacht als ik d'r maar een
paar kwijt raak! Hij zegt: vijfentachtig cent. Ik: negen dubbeltjes. Nou dat was goed.
Ik zeg: hoeveel moet je d'r hebben. Hij zegt: die hele kar. Ik viel haast dood van m'n
stoel. Ik zeg: hè? Hij zegt: ja die hele kar en de rest mag je morgen komen brengen.
Hij had ze allemaal doorverkocht aan zijn familie!
Jilles helemaal gelukkig weg met een zak vol centen. Op de Broersvest heb ik toen
nog maar een paar beetjes genomen in een kroeg en toen ik naar huis ging, had ik geen
zin meer om die lege handwagen mee te nemen. Ik dacht: die haal ik morgen wel op.
D'r gebeurt altijd wat hè, dus 's nachts wordt er gebeld door de politie. Ze zeiden:
Jilles eén stel rotapen hebben je handkar in de Lange Haven gesodemieterd. Kijk,
dat bedoel ik: in mijn vak heb-ie vaak mazzel en pech tegelijk. Maar 't blijft een mooi
vak.
Dat wil zeggen: als ze 't niet vermoorden. Die beeteewee hè daar ben ik een week
lang kapot van geweest, ik ben d'r nou weer een beetje overheen. Maar toch heb-ie
het tegenwoordig moeilijk als kleine ondernemer. De mensen zijn ook we! es te zuinig
met kopen tegenwoordig. Die nieuwe mart in Groenoord. Daar heb ik tien jaar voor
gevochten en nou is-tie er. Maar standwerkers zie je d'r niet omdat de mensen niet
genoeg besteden. En wat is nou 'n mart zonder standwerkers? Niks toch. Ik was daar
laatst, in Groenoord. Nou, op dat Straussplein zaten drieëntwintig duiven op een dak,
ik heb ze zelf geteld. En opeens lazeren d'r twaalf naar beneden. Hartstikke dood en
verhongerd. En die werden nog opgeraapt ook door de mensen. Lekker goedkoop
happie!"
Mevrouw Jilles ('De Boom,) interrumpeert :„Nou, nou Jilles, zeg niet zulke gekke
dingen. Je hebt d'r klanten wonen hoor!"
Jilles (53): „Nou ja, bij wijze van spreken dan, dat van die duiven. We snappen
mekaar wel."
A. WAGENAAR