|AN
KREUGER:
„Mocht ik
er nog eens
non beginnen, don moet
de filmcamera erbij..."
200 paaiden
Auto's verdwenen
62
Vader Kreuger: „Ik wacht daar nou al een jaar of vier op,
want ik zou het deksels graag weer eens doen, zo'n tuig. Maar
ik heb al wel eens gezegd, dat mocht ik er nog eens aan
moeten beginnen, dan moet de filmcamera d'r bij. Jawel!
Kijk, dan moeten ze eerst een kalf in de wei filmen, want daar
begint het tuig. Dan wordt het kalf een koe en die koe gaat
naar het abattoir als haar tijd gekomen is. Camera d'r bij!
De koe wordt geslacht en gevild. Het vel gaat naar de leer
looierij en tenslotte komt de lap leer bij mij. Tot zover hebben
we alles kunnen volgen op de film. Dan ga ik aan het werk
en maak een tuig: broek, borst, schoft, hoofdstel en leidsels.
Het paard wordt opgetuigd voor de kar en begint te lopen.
Einde film."
Helaas, Kreugers filmscenario zal wel nooit uitgevoerd
worden. Want waar zijn al die paarden heen, waar zijn ze
gebleven?
„Toen ik 1910, twaalf jaar oud, in de zadelmakerij kwam
die was toen van M. C. Steens, ook op de Dam maar in een
ander pand tóen had je paarden. Wel tweehonderd. Op de
Rotterdamsedijk, bij de firma Kooyman hadden ze d'r vijftien,
de gemeentereiniging had er dertien, de gebroeders Hoek,
stalhouderij, had twintig paarden, op de glasfabriek, de ouwe
hut liepen er twaalf rond. Ga zo maar door, je had er iedere
dag werk van, nieuwe tuigen, reparaties weet je wel. De mees
ten hadden een abonnement bij ons."
In 1936 nam Jan Kreuger de zaak over van M. C. Steens.
Op dat moment zat de klad er al aardig in in de zadel
makerij en hield men zich voornamelijk bezig met het
maken van drijfriemen. Pas in de oorlog kreeg het oude vak
weer een nieuwe impuls.
„Ik had op een gegeven moment 275 paarden in mijn
boekje staan, in die oorlogsjaren," vertelt vader Kreuger.
„Logisch, alle auto's waren verdwenen en iedereen schakelde
weer op de oude tractie over. In die tijd zeiden ze tegen me:
„Jan, je maakt niet meer dat de paarden weg gaan!" Maar
ik zag dat niet zo, die oorlog moest toch een keer voorbij zijn,
nietwaar? Nou, ik kreeg gelijk: in 1949 was er al haast geen
paard meer over in Schiedam."
„Twee nog maar, nu," zegt zoon Kreuger, die verder weet
te zwijgen als vader spreekt. En vader spreekt veel, puttend
uit een feilloos geheugen.
„Maar er bleef genoeg over hoor, in ons vak," zegt hij.
„Wat hebben we allemaal niet gemaakt in die jaren. Muil
korven als er hondsdolheid heerste, revolvertassen voor de
politie. Eerst voor de Schiedamse politie, maar later ook voor
de politie van Overschie. Die kwamen op een dag naar me
toe en zeiden: „Meneer Kreuger kun je even gauw net zulke
tassen voor ons maken, als voor de Schiedamse politie. Maar
ze moeten wel morgen klaar zijn, want dan komt de koningin