DICK PALUDANUS MOET MEI
ZUH HID MEE... ONDER PROTEST
Door |on D. Zwart/Foto'S: Ton den Haan
66
In het visueel niet bijster aantrekkelijke, schotsscheve
werkplaatsje van lijkkistenbouwer Van der Hoeven aan de
Overschiesestraat draait Wim van Gogh, 34, terwijl zijn
ellebogen steun zoeken op een half afgetimmerde, licht
wiebelende kist, een shagje.
Aandachtig luistert hij naar de kritiekrijke woorden van
compagnon Paludanus, die zich weer eens knap boos maakt
over de werkwijze van de jonge generatie, over de nuchter
heid van ons volk, over het toenemende gebruik van
vezelkisten en in wat mindere mate over de beunhazerij.
In zijn ontstemming vertelt hij zelfs verhalen die zo
ongeloofwaardig en zo zedenkwetsend zijn, dat hij ons na
beëindiging gelijk een levenslang embargo oplegt.
Dick Paludanus, 53, man uit een geslacht, dat al enkele
generaties op de bres staat voor het desnoods met strenge
hand handhaven van de piëteit en onder geen voorwaarde
wenst te spotten met de ethiek van zijn vak. kan zich maar
moeilijk, heel moeilijk verenigen met het feit. dat vele,
degelijke normen in deze revolutionaire lijd opnieuw worden
getoetst en uiteindelijk tegen deze toets niet bestand blijken.
Vanaf zijn dertiende jaar heeft Paludanus met veel ijver
en zoals hij zegt met veel voldoening eikehouten- en samba
houten kisten gemaakt. Nu staat hij, alléén dan nog maar
op verzoek van de bedienaar, gebogen over een vezelkist.
Inwendig onder protest.
,.Het is hout van niks", zegt hij. ,,Maar wat kan ik er aan
doen. Er zijn mensen die het speciaal bestellen. Ik moet toch
met mijn tijd mee".
Paludanus blijkt bereid te vertellen welke bezwaren er
volgens hem aan een vezelkist kleven. Hij zegt: „Voor mij
zijn het bezwaren, voor anderen wellicht voordelen. Gaat
een eikehouten kist pakweg tien jaar mee (afhankelijk van
de grondsoort), een vezelkist is ruw-geschat binnen twee
jaar verrot. Voor de mensen die van het standpunt uitgaan,
dat het verrottingsproces zo kort mogelijk moet duren, is
zo'n vezelkist in zekere zin de meest ideale oplossing. In
zoverre we natuurlijk van ideaal kunnen spreken.