a
83
Punt Vier: omdat het gaterietje gelegen was aan het
eindpunt van toen nog lijn vier.
Punt Vier: omdat het destijds het vierde punt was na
het museum, CCC en Wiegman, waar kunst te zien was.
Op O april 1964 werd het geheelofficieel geopend door
de heer Paalman (hij zou het daarna nog meerdere keren
doen), die, als we de plaatselijke pers van die dagen ge
loven mogen, onder meer zei:
,,We mogen het een verheugend verschijnsel noemen,
dat het kleine Schiedam al kunstenaars trekt uit het grote
Rotterdam"
Kortom, iedereen was enthousiast, alleen Dolf Welling,
criticus hij het Rotterdams Nieuwsblad, moest het allemaal
nog even zien: „Schiedam is een kunstzaaltje rijker zo
lang het duurt".
Wel, het duurt nog steeds! Weliswaar verdween Frans
van der Heide, omdat het schilderen en het drijven van
een galerie niet te combineren viel, maar de galerie bleef.
Bleef doorgaan, bleef groeien.
Een reeks van tentoonstellingen. Een greep slechts uit
vele namen: Hans van Blooys, Ton van Os, Maarten Kern-
per, Rijk van Ravens, Evert Maliangkay, Peter Struycken,
Marte Röling, Fer Hakkaart, Bonies, Piet van Stuivenberg,
Pieter Defesche, Kees Okx, Ans Wortel. Een greep slechts.
En iedere expositie betekende niet alleen uitnodigingen
ontwerpen, afspraken met de drukker, inlijsten en ophan
gen, hoopvol gestemd zijn over de afloop („zou de verkoop
lukken?") maar betekende vooral'iedere keer kennis maken
met een mens, meestal een zeer individueel mens, een rijk
mens. Daarom ook zal Wim beslist het enthousiasme vin
den èn behouden om door te gaan. Dit deel is het rijkste
en meest bevredigende deel van het galeriewerk.
Iedere expositie betekende ook een opening: wijn bestel
len, glazen poetsen, straatje vegen, in de zenuwen zitten,
(ik kan me dan ook niets heerlijkers voorstellen om in an
dere galeries een opening mee te maken), maar betekende
vooral het zoeken èn vinden van de juiste opening door
critici, muzikanten, dichters en zo maar sprekers.
Soms waren er moeilijkheden: werd de lucht on
draaglijk. Dit was het gevolg van het werpen van een stink
bom door een opponent van galerie punt vier"
of
inmiddels zag het in het kleine zijsteegje, waar
punt vier gevestigd is, zwart van de mensen, terwijl ook de
politie was gewaarschuwd door omwonenden en ieder ogen
blik werd verwacht".
Uit de vele, altijd goedbedoelde openingswoorden halen
we graag die, gesproken door raadslid Verhulstdonk, nog
eens naar voren:
„Hier ligt een taak voor de gemeente, om in samen
werking met de S.G. de galeries, die duidelijk de schakel
zijn tussen het publiek en het kunstgebeuren aan een meer
representatieve ruimte te helpen".
Interessant waren trouwens ook Verhulstdonks volgende
woorden, omdat ze immer nog actueel en wenselijk zijn:
„In Brabantse gemeenten heeft men het initiatief geno
men om jonge gezinnen in de gelegenheid te stellen kunst
te kopen door een (gemeentelijke) subsidie van 25 procent
op de kostprijs te verlenen. Ik zou Schiedam graag als
eerste stad boven de grote rivieren zien die dit voorbeeld
van het kunstminnende Brabant volgt".
Het kan nog steeds, dachten we. Wim Kouwenberg
en hij niet alleen zal u er dankbaar voor zijn.
Plannen waren er ook. Uit een krant: „Cees van der
Geer wil zijn galerieruimte graag uitbreiden. Hij heeft het
oog op de oude politiepost aan de Buitenhavenweg, waar
momenteel oude fietsen en bromfietsen zijn opgeslagen".
Trouwens, om nog maar eens een teer punt aan te roe
ren, ook het Zakkendragershuisje heeft op de verlanglijst
gestaan. Het werd uileindelijk Rotterdamsedijk 319: een
uitgewoond, vies, verwaarloosd driekamerwoninkje op 30
september 1966 omgetoverd tot het feestelijke decor waar
tegen alweer museumdirecteur Paalman de eerste expositie
in die ruimte, die van Kees Okx, opende.
Na het door SG's Wagenaar als „luguber" omschreven
hofje een hele verbetering en vooruitgang, zij het, dat de
door de benedendijkse ligging veroorzaakte zandstormen,
de soms kwalijke grondlucht, het aan honden en paartjes
beschutting biedende hoekje, naast de (steeds vuile) trap
punten zijn, die naar een representatieve ruimte" doen
blijven uitzien.
Toch daalden steeds meer mensen de trap af en vonden
zowel letterlijk als figuurlijk de weg naar de kunst. Zeker
was dit het geval met de jaarlijks terugkerende en steeds
door de wethouder van Onderwijs, mevrouw de Graaff, ge
opende „Kijk-koop-kunst"-exposities.
Erkenning en hoogtepunt tegelijk was de deelname aan
de moderne kunstbeurs „Balans" in het Stedelijk Museum
Schiedam. Het grootste compliment kwam toen van Paul
van 't Veer, kunstcriticus bij de Amsterdamse redactie van
Het Vrije Volk. Hij schreef:
„Er zijn galeries die zelf pionierswerk verrichten door
dat zij doelbewust een verwante groep van jonge kunste
naars naar voren brengen. Zo de Amsterdamse galerie
Swart en de Schiedamse Punt Vier met de Nederlandse
beeldende „wiskunstenaars".
Een ander gaat nu door. Zal avonden kwijt zijn alleen al
aan het schrijven en verzenden van uitnodigingen. Mis
schien ook aan u. Zal vele uren in het zaaltje zitten wach
ten. Misschien ook wel op u. Want juist aan u is nu het
woord. Uw bezoek, uw belangstelling maken het bestaan,
het voortbestaan van Punt Vier en niet alleen Punt
Vier mogelijk.'