5 A 'i 43 H. SABEL P. VAN BOCHOVE W. VAN RAVENS Gezag." De heer Van Ravens mompelt dat hij dit „op zich" geen wijze zet van de ARP heeft gevonden. De heer Coilé zegt: „Persoonlijk geloof ik dat bijna iedereen aan het eind van de oorlog dezelfde wens had. Het was logisch, dat het leven zo gauw mogelijk weer in de gewone burgerlijke situatie, met de gewone autoritei ten zou worden hersteld. De communisten hebben toen misschien iets harder gelopen dan de meesten, maar men wilde hetzelfde." Ir. W. H. v. d. Toorn noemt de eigen politieke bewust wording vóór de oorlog „een klassiek geval", namelijk in zijn studententijd. Door zijn bemoeiingen met de R.K. Staatspartij wordt hij in de oorlog opgepakt en als gijze laar naar Michielsgestel gestuurd. De gesprekken in dit kamp, onder meer met Schermerhom, bevestigden de wens naar politieke eenheid. „Toen ik uit het kamp kwam, was ik gegrepen door de gedachte, verandering te brengen in de mentaliteit en de afschuwelijke verwarring, die vóór de oorlog geheerst had." Met dit verlangen naar een betere toekomst trad hij toe tot de noodgemeente- raad van Schiedam. In mei 1945 werd de Nederlandse Volksbeweging op gericht in een poging om aan de behoefte aan eenheid, die bij zo veel Nederlanders leefde, onderdak te bieden. De nieuwe beweging was opgericht op basis van de doorbraakgedachte en ging uit van het personalistisch socialisme. In 1946 kwam voor een deel de Partij van de Arbeid hieruit voort. De vroegere R.K. Staatspartij ver anderde begin 1946 haar naam in Katholieke Volks Partij en besloot ook andersdenkenden op te nemen, mits zij het programma onderschreven. De heer Van den Toorn heeft na ampele overwegingen toch niet de Nederlandse Volksbeweging gevolgd, maar ging mee met wat later de KVP zou worden. Wat is er van de idealen terechtgekomen „Het zuivere idealisme, waarmee ik als burgemeester begon, is betrekkelijk gauw de kop ingedrukt", zegt de heer Bosch. „Je dacht dat je voort kon bouwen op het geen je had bewogen tijdens de bezetting. Maar de poli tieke belangen kwamen snel tussenbeide. We hadden een ontzettende behoefte aan ambtenaren en ik vroeg de gemeentesecretaris zo veel mogelijk personen aan te trek ken die bekwaam waren en „schoon" wat hun oorlogs verleden betrof. Maar toen kreeg je moeilijkheden, om dat er te veel van één partij werden voorgedragen. Ik zei: allemachtig nog aan toe, ik weet helemaal niet wat die man voor politieke instelling heeft, als hij maar be kwaamheden heeft. Dat geharrewar, ja, dat vind je toch niet leuk!" „In Den Haag vroegen ze: „Hoe komt het nou, dat jullie in Schiedam veertien dagen eerder eten hadden dan in Dordrecht of dat jullie eerder gas hadden. Het liep wel goed, het was een kwestie van organiseren. Alleen aan de Canadese commandant hadden we niet veel; die man was 's morgens om half elf nog dronken van de vorige dag en een half uur later dronken van de lopende dag, zogezegd." De doorbraakgedachte trok de heer Bosch aanvanke lijk, maar zorgde ook voor een nieuwe teleurstelling: „Ik dacht, dat we daardoor tot grotere eenheid zouden ko men, maar op een bijeenkomst merkte ik dat de oude klassestrijd onverminderd doorging. Toen ze bovendien de Internationale gingen zingen, viel me dat toch wel rauw op het dak." De nu liberaal denkende oud-militair wilde van Schie dam een woongebied maken. Hij zegt: „Ik wist hoe arm Schiedam was en hoe groot de zuigkracht van Rotterdam. Schiedam moest woonstad worden; daar was meer aan te verdienen. Het percentage industrievestiging lag al veel hoger dan in Rotterdam. Ik zei: als we nu eengezins woningen neerzetten in het Sterrebos en in Kethel, kunnen we de rijke Rotterdammers, die naar Wassenaar zijn gevlucht, terugtrekken." Nog steeds verwonderd voegt hij eraan toe: „Letterlijk niemand steunde me." De heer Sabel sust: „Ik geloof dat ze niet de mogelijk heid ervan inzagen. Het duurde tot 1952 voor de woning bouw op gang kwam." „In elk geval zag ik niets van de toekomst komen en toen voor een appel en een ei industriegebied werd uit gegeven aan o.a. Wilton, helemaal niet meer." De heer Bosch heeft niet kunnen vermoeden, dat in deze jaren het belastingstelsel zo drastisch zou worden gewijzigd, dat niet langer de gemeente, maar het rijk over de gelden zou beschikken. Toen me werd gevraagd, of ik wilde blijven, heb ik het burgemeesterssalaris vergeleken met hetgeen ik in mijn eigen ambt zou verdienen en heb geweigerd. Er kwam bij, dat ik in betrekkelijke vrijheid ben groot gebracht en me niet dacht te kunnen schikken in het politieke geharrewar, waar een burgemeester mee te maken heeft." De heer Sabel zegt: „De idealen waarmee ik begon, verschillen niet zo erg met die van anderen, die in 1945 weer politiek begonnen te denken. Allen hoopten in de toekomst in een betere maatschappij te kunnen leven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1970 | | pagina 7