wrange verschillen zijn toch wel gesleten. We leven in een betrekkelijk sociale welvaart. Wat dat betreft ben ik tevreden. En wat ons welzijn betreft: je moet eerst een gulden verdienen voor je welvaart vóór je een dub beltje kunt uitgeven voor je welzijn." „Ik had gehoopt, dat we in een vreedzame wereld zouden komen te leven, maar daar is niets van terecht gekomen. We leven in een voortdurende angst welke atoommacht de eerste fout zal maken." De heer Willemse: „Uit angst voor de communisten en het atoom zijn we rechtvaardiger geworden. Ik consta teer zelf elke dag: Wat leven we in een ideale tijd in vergelijking met vroeger." De heer B. E. Collé volgde in 1947 het communistisch raadslid Van den Heuvel op. Wat waren zijn idealen? En wat is ervan terechtgekomen? „Het klinkt wat overdreven, maar dat zou ik pas kun nen zeggen als ik dood ben en dan kan ik het niet meer. Ik kwam zelf in die jaren gauw tot de conclusie, dat structureel er niet veel veranderd was in vergelijking met de tijd van voor de oorlog. Materieel hebben we het iets beter. Maar iemand die nu werkloos is, verkeert in feite in dezelfde omstandigheden als voor 1940. Alleen de ontwikkeling van de techniek doet het lijken alsof alles sterk verbeterd is. Maar als je nu alleen van de bijstandswet moet leven, heb je het erg moeilijk. We zijn er nog lang niet. Naar mijn mening krijg je pas echte rechtvaardigheid als je een andere maatschappij krijgt. Een maatschappij zonder winstprincipe. Dat is de oor zaak van de onrechtvaardigheid. Hetgeen de mens doet, wordt bepaald door de omstandigheden." De heer Willemse: „Het is de mens. De mens is slecht en zou vóór alles moeten veranderen." De heer Collé: „Nee, het zijn de omstandigheden. Die moeten veranderen. Mijn ideaal is een communistische maatschappij, waarin je geeft naar kunnen en krijgt naar behoefte." Mr. Van Bochove zegt schamper: „Waarom lukt het dan in Rusland niet beter?" De heer Collé: „Daar zijn ze nog niet toe aan een echt communistische maatschappij." De heer Sabel: „Met welke middelen en onder welke omstandigheden wil je die ideaalstaat dan verwezenlij ken, waar we feitelijk misschien allemaal wel achter kunnen staan?" De heer Collé: „De mogelijkheden tot verbeteringen zoals wij die zien, kunnen verschillend zijn. Het zal in Nederland veel moeilijker zijn om hem te bereiken dan om hem vast te houden als hij er eenmaal is. Dat is elders misschien omgekeerd: gemakkelijker te bereiken dan in stand te houden. Je staat hier inderdaad op het gebied van de sociale voorzieningen etcetera op een hoger plan dan bijvoorbeeld in de Zuidamerikaanse landen." De heer Willemse knikt instemmend: „De mens hoort te zorgen voor zijn evennaaste. Als je maar leeft naar God en gebod, dan is er geen narigheid in het leven." Wat valt nog te verwezenlijken van de oude idealen? De heer Van Bochove zegt nadenkend: „Ik ben een man met twee zielen in één borst. Je hebt de laatste vijf, zes jaar een politieke stroomversnelling gekregen, die veel openbreekt. Aan de andere kant is het leven wat Amerikaanser geworden, wat harder. Je kent je buren niet eens meer. Wat gaan ze je aan?" De zwijgzame heer Van den Toorn: „Ik ben niet zo somber. Ik geloof dat we in Schiedam als gemeente bestuur toch door naarstige arbeid veel hebben bereikt. Uit de amorfe toestand van 1945 is iets moois voort gekomen. Nee, ik ben niet teleurgesteld over het verleden en ik heb vertrouwen in de toekomst. De samenwerking in de gemeenteraad had misschien wat minder partij- zuchtig of zelfzuchtig kunnen verlopen. Dan had je de krachten meer kunnen bundelen in het belang van de stad." De heer Collé: „De ziekenhuisbouw had eerder tot stand kunnen komen. Ook de stichting van een LOM- school zou, als er geen politieke tegenwerking was ge weest, eerder tot stand zijn gekomen." Wat verwacht u van de jonge garde „Ik heb grote verwachtingen van de jeugd", zegt de heer Sabel. „Ik ben het niet altijd eens met hun al dan niet georganiseerde acties. Maar ik heb de indruk dat er heel wat idealisme bij de jonge mensen is." De heer Van Bochove: „Ja, ik heb ontzettend veel waardering voor jonge mensen. Ze zijn vrijer, eerlijker en opener dan wij vroeger. Natuurlijk zijn hun proble men nu anders. Wij hadden geen luchtvervuiling, geen waterprobleem, geen blikken verkeersopstoppingen. In negen van de tien gezinnen was de voornaamste zorg nog: brood op de plank."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1970 | | pagina 9