i
177
bert Corn. Poot. Ook zijn er verschillende met huismerken.
De preekstoel toont het jaartal 1631 en werd gemaakt door
Ary Willems, Pieter Lenerts Eelgis en Jan Thonis en wel „op
't fatsoen van die in de kercke tot Schiedam" voor f 170 en
10 stuyvers. Beslist de mooiste bank is die uit 1631, met op
schrift „Schout, Ambags Bewaarders en Scheepenen", maar
ook de onvolledigste. Van deze bank, die oorspronkelijk 4
voor- en achterplaatsen bezat, verviel de deplorabele voor
bank. Eens werd zij geschonken door de ingelanden en ver
vaardigd door Jac. Jans Bloot, schrienwercker, voor f 230,
Volledig intact is de Ambachts Herenbank, gesticht in 1775
en waarvan het achterste deel door Douairière Gevers in 1907
beschikbaar werd gesteld voor de burgemeesters- en dominees
familie.
Een buitengewoon mooie afsluiting vormt nu een lambrize-
ring met bank aan de noordwand. Deze werd samengesteld
uit restanten van het afgevallen voorstuk van de Scheepene-
bank, met een lambrizering die voorheen de scheiding vormde
tussen voor- en achterkerk en samengesteld was uit delen van
oude banken. In haar randversiering zijn ook wapens van
ICethel (een pot), en van Spaland (een spade vergezeld van
2 roosjes). Deze en ook het andere meubilair werd ontdaan
van imitatie-eiken verflaag en toont nu weer het mooie eiken
wagenschot. Tot dit bezit hoort ook de oude archiefkast.
Door de merkwaardige indeling der deuren, nl. een hele en
een onder en bovendeur, is het mij gelukt haar ouderdom
vast te stellen. Zij is gemaakt in 1632 door Jan Thonis van
Osch, tot bewaring van „des Ambags-, Heilige Geests- ende
Kerckestucken." Zij betalen respectievelijk de helft, een vierde
en nog een vierde tot een bedrag van 89 gulden. Haar oor
spronkelijke plaats was het ambachtshuis, naast de oude
pastorie. Bij afbraak van dit oude gemeentehuis in 1891 werd
deze kast opgeëist door de kerkvoogden, met de daarin aan
wezige stukken.
Als we nu de blikken wat hoger slaan zien we 4 koperen
kaarsenkronen. Twee ervan dateren uit 1681; dan betaalt de
kerk een vierde part van vier kronen. Buitengewoon jammer
is het dat men in 1873 er 2 opruimde om nieuwe petroleum
lampen te kunnen betalen. Zij brengen 60 cent per kilo op,
totaal 34, 35. Dankzij een milde gift werd in 1955 het aantal
weer op vier gebracht. Verder zien we naamlijsten van predi
kanten op borden die in 1903 geschonken werden door ds.
J. P. de Bie.
Wel oud, vermoedelijk uit 1700, is het Tien geboden bord,
het heeft met een frontespies voorheen gesierd, boven de
torendeuren gestaan, tot het plaats moest maken voor het
orgel.
Orgel en klokken zijn voor de kerkgemeenschap altijd
zorgenkinderen geweest. In 1854 kan men bijvoorbeeld geen
f 800,betalen voor een Serafine-orgel, en het zal tot 1884
duren dat een nieuw orgel wordt bssleld bij E. Leichel te
Hummelo, dat geplaatst wordt tegen de noordwand op de
plaats van de Wet. Maar dan doet men het ook goed. Afgezien
van de kosten voor een nieuwe gaanderij beloopt het instrument
f 3250,Dit orgel is nu volledig gerestaureerd en aangepast,
door C. H. van Oosten, en wel op een dusdanige manier dat
het ook bijzonder geschikt blijkt voor het geven van concerten.
Van de klok zijn de oudste gegevens uit 1559, dan betaalt
men als rest van een oude rekening f 23,voor de „clocke
die ghevalle ware weder te stellen". In 1595 is er een hele staat
van „Vuytgeeflf de Clocke en Toorn aengaende". De kerck-
meesters kopen dan een klok in Ten Berg en de parochianen
geven „ten behouve van clock, vuyrwerck (uurwerk) en toorn
f 115, 12 stuyvers en 11 penningen. Het waaggeld voor de klok
bedraagt te Schiedam f 0,11 stuyvers en 4 penningen. Het feit
dat men over het le derde part van de klok f 205,betaalt,
duidt op een behoorlijk bedrag. Een nieuwe weerhaen met
vergulden kost in 1603 f 23 en 10 stuyvers, terwijl in 1609
f 18,wordt betaald voor bord en wijzer.
Dank zij de Stad- en Dorpbeschrijver weten we dat er in
1793 twee 11 )kken waren en een ten opschrift had „Camperia
(klok) in Betel". Dit was de grootste en deze werd vernieuwd
in 1820. Het kleine klokje (volgens Monumentenzorg van
1752) wordt gesmeed in 1834, omdat het gebroken was.
Later blijken zij niet te harmoniëren, in 1936 wordt er
besloten de kleine te vergieten.