27 Tot dusver heeft de vorige eeuw altijd de naam gehad dat er toen onbehoorlijk veel is afgebroken: Schiedam ver loor in die tijd zijn poorten, de Vleeshal, vele van zijn grachtjes en de meeste van zijn vaak indrukwekkende en in ieder geval het stadsbeeld typerende en in hun veelheid unieke molens. Soms krijgt men echter het gevoel dat in onze dagen onder de naam sanering een activiteit schuil gaat die even desastreus is en door het nageslacht net zo ongunstig zal worden beoordeeld als de negentiende-eeuwse sloopwoede wordt beschouwd door ons. Tenslotte kan men moeilijk ontkennen, dat de aansluiting van de nieuwe wijken op de oude stad niet erg gelukkig is. Wie van de Lange Haven over de Korte Haven naar de Vlaardinger- dijk wandelt, voelt de rauwe confrontatie met de stads uitbreiding als een onverhoedse klap; dezelfde ervaring krijgt de argeloze wandelaar die achter het stadhuis door de Spinhuisstraat loopt. En de manier waarop vlak voor het Proveniershuis de vrij hoge oprit van de Proveniers- brug is aangelegd, kan al evenmin beschouwd worden als een schoolvoorbeeld van behoedzaam ontwerpen. Zoiets roept al meteen vragen op, in wat voor omgeving straks de Grote Kerk en het stadhuis zullen staan Een monument behouden heeft alleen zin, wanneer het een zinvolle bestemming heeft en al was het maar door een pakkende contrastwerking in zijn omgeving past. Wat dat laatste betreft zijn er bij het Proveniershuis maar al te veel vraagtekens: het nieuwe stadhuis dat vlak erbij zal komen te staan, de aansluiting aan de verdere bebou wing van de Overschiese straat die vroeg of laat óók „ge saneerd" zal worden, de bebouwing aan de andere kant van de Schie. Er zijn echter nog kansen en het Proveniers huis verdient dat die gegrepen worden. Het meer dan twee eeuwen oude gebouw met zijn merkwaardig hoge front partij heeft een aantrekkelijke binnenhof; bij restauratie kan de oude regentenkamer weer een sfeervolle ruimte worden evenals de vroegere eetzaal van de proveniers. Wanneer het bouwwerk door een grondige restauratie als het ware verjongd zal zijn, kan het met Blauwhuis, Wees huis en Museum, met de Beurs en heel het stadsbeeld bij de Oude Sluis een pakkende herinnering vormen aan een van Schiedams bloeiperioden: de tweede helft van de acht tiende eeuw. Toen was het voor de eerste keer dat de branderijnijverheid een grote omvang kreeg, de stadsbe volking snel groeide, een groot deel van de nu weer weg gesaneerde arbeidersbuurten werden gebouwd en Schiedam de wereldnaam begon te krijgen, waarop het nog altijd een beetje trots is. Ook al is het huidige Proveniershuis in de jaren 1756- 1761 gebouwd, in wezen is het veel ouder. In de late Middeleeuwen was er op deze plaats een primitieve lepro zerie gevestigd, een loevluchts- en verbanningsoord voor leprozen, lijders aan melaatsheid of wat daarvoor doorging. Die leprozerie lag buiten de stadspoort, want melaatsheid was voor de middeleeuwer een bijzondere, men zou bijna zeggen: griezelige ziekte. Ze was dat niet om het afstotend uiterlijk van de patiënten wat dat betreft was de mid deleeuwse mens aan veel gewend. Evenmin was het be smettingsgevaar een reden. De voor hun omgeving veel ge vaarlijker lijders aan de gevreesde pestziekte werden wèl thuis of in het midden in de stad gelegen Pesthuis ver pleegd. Bij de vrees voor melaatsheid speelden Oud-Testa- mentische reminiscenties een rol: leprozen waren door- God-aangeraakten, zij waren „onrein". Nog in 1592 be paalde het stadsbestuur, dat zij alleen met speciale toe stemming in de stad mochten komen en dan moesten zij een „vlyeger ofte witte levreyen op den hoet" dragen, zodat ze als gevaarlijk herkenbaar waren. Van de andere kant was het natuurlijk zo, dat ook leprozen moeten leven. Daarom lag hun kolonie op een voor bedelen gunstige plaats: niet ver van een der stadspoorten, aan een in die tijd belangrijk vaarwater. Wanneer de leprozenkolonie is ontstaan, weten we niet precies. In de 15e eeuw duikt de naam syeckenvelt op en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1971 | | pagina 7