113
aan de Schie, in de nabijheid van de
Doelen, werd gehuurd. Bovendien
werden de nodige kamers gemeubi
leerd en werd ook nog een huis
bewaarder aangesteld. Voor de heren
officieren waren de pensions te min.
Hoe schrijnend het verschil met de
arbeiders, die woonden in éénkamer-
krotten.
De commissie voor de uitdeling
van soep aan de behoeftigen, gewend
om grote hoeveelheden voedsel klaar
te maken, werd belast met de voeding
van de ingelegerde troepen. Ook hier
de schrikbarende mentaliteit van de
heren officieren, die de commissie
meedeelden: „dat het brood tot hun
nen manschappen verstrekt, hoezeer
van uitmuntende kwaliteit, echter niet
van die gehalte is, als waarvan de sol
daat gewoon is". Zij verzochten daar
om „dat aan hunne manschappen
moge verstrekt worden huisbakken
brood of zoogenaamd krop uit de sak,
als betere en voedzamer spijs dan het
tot dusverre verstrekte brood."
Met argusogen werden van de zijde
van het provinciaal bestuur de ont
wikkelingen in Schiedam gevolgd. Of
het gemeentebestuur die belangstel
ling ook waardeerde, valt te betwijfe
len. In de loop van de week na de
ongeregeldheden voerde o.a. de pro
vinciale commandant, de generaal-
majoor Duyckers en de inspecteur der
Rijks Policie en gevangenissen, lang
durige gesprekken met het gemeente
bestuur, waarbij vooral het beleid en
de organisatie van de politie ter spra
ke kwam. De getalssterkte van de
stadsdienaren in aanmerking geno
men, kon hun al moeilijk veel kwalijk
worden genomen.
Nu de rust volledig was hersteld,
gingen steeds meer stemmen op, de
militairen te laten gaan, te meer daar
het verblijf van de militairen een
flinke aanslag op de stadskas beteken
de. Wie schetst dan ook de verbazing
van de heren bestuurders, toen des
woensdags (13 september) een kanon
neerboot op de Maas voor de stad
verscheen. Even onverwachts als ze
kwam, verdween ze ook, gewapend
met de wetenschap dat de sluizen vol
doende breed waren 0111 in geval van
nood in de stad te komen.
Het duurde uiteindelijk nog tot
zondag 17 november, voordat de eer
ste militairen de stad verlieten. Bij het
vertrek werd aan de commandant een
dankbetuiging overhandigd voor de
bewezen diensten, die omkrulde van
de gezwollen taal die erin stond. Zo
was de aanwezigheid van de detache
menten voor burgemeester en wethou
ders een bewijs dat „de Nederland-
sche krijgsman er eer en prijs op stelt,
om waar binnen onze eigene land
palen het woest en doldriftig geweld
op straat heerscht, dit met kracht en
klem te breidelen, oni waar de open
bare rust op eene misdadige wijze
verstoord werd, deze te herstellen en
het gezag der wettigen overheid te
handhaven en te doen eerbiedigen".
Nadat de dankbetuiging voor de troep
was voorgelezen, bedankte de com
mandant voor de goede ontvangst en
medewerking van het stadsbestuur,
daaraan haastig toevoegend dat hij,
„wanneer dit nogmaals gevorderd
mogt worden, in zeer korte tijd ander
maal met zijne manschappen hier
zoude zijn om de baloorigen en op-
roerigen gestrengelijk te straffen".
Naar zijn uitlatingen te oordelen was
het verblijf in Schiedam de comman
dant goed bevallen. Wat het „gestren
gelijk straffen" betreft, zal hem wel
zijn tegengevallen, dat van de gear
resteerden slechts vier gevangenis
straffen kregen.
De schutterij kreeg ook ruim zijn
deel van de stroom gemeenplaatsen
die het gemeentebestuur bij het ver
trek van de militairen meende te moe
ten maken. De heren bestuurders
roemden de ijverige plichtsbetrach
ting en uitmuntende houding der
schutterij. Wie niét in de prijzen viel,
was de politie. Over haar „helden
daden" vernemen wij uit de officiële
stukken niets en een opmerking van
de Schiedamsche Courant over het
optreden van de politie geeft te den
ken. Na de militairen en de schutterij
te hebben opgehemeld, schreef deze
krant het volgende: „wij mogen het
zelfde van onze politie verklaren,
werden wij hierin niet verhinderd
door gebrek aan de daartoe gevorder
de plaatsruimte". Een opvallende ver
klaring voor de gezagsgetrouwe Schie
damsche Courant die in hetzelfde ar
tikel haar lezers beloofde althans
„wanneer dit met de zienswijze van
het bestuur strookt", een meer vol
ledig verslag van de gebeurtenissen te
geven. Een belofte die zij overigens
nooit is nagekomen.
Aan de opgetogen stemming, waar
in het stadsbestuur verkeerde, kwam
spoedig een einde, toen het de reke
ning kreeg gepresenteerd. De totale
kosten kwamen op 7677,93/, voor
een groot gedeelte veroorzaakt door
de kosten van voeding en huisvesting
der militairen. Aan de bakkers werd
een schadevergoeding uitbetaald, die
bij elkaar 86,60 gulden bedroeg, ter
wijl voor extra wachtdiensten gedu
rende de maanden oktober, november
en december 368 gulden werd neer
geteld.
„Wij hebben", schreef de Nieuwe
Rotterdamsche Courant, „moeijelijke
tijden doorleefd, maar dit is met be
wonderenswaardig geduld gedragen.
Thans, nu de hemel ons het vooruit-
zigt geeft, dat weldra alles goedkoper
zal worden, zouden wij nu zeiven
onze eigene glazen inwerpen en onzen
handel door rustverstoring uit onze
havens bannen? Neen!, het is diep te
betreuren wat in Schiedam is geschied
en het is te hopen dat deze plaats
waar werkelijk veel welvaart heerscht,
in het vervolg van dergelijke wanorde
lijkheden verschoond moge blijven".