Hoe Schiedam de eigenaam werd van 't product dat jenever heet Van een sprookje, dat zich deon, Groot-industriëlen van Schiedam Wa t kwam en verdween DAGELIJKS NIEUW SPEELGOED «HMlÉSl Schiedammers aan de Universiteiten Branderszonen lieten verstek gaan DE SCHIEDAMMER Advertentie (TM.) Een vreemdeling, die op een dag een Schiedamse dis- tiUeerderij binnenwandelt, zit al spoedig zijn indrukken van dit bedrijf te bespiegelen in een glas onvervalst Schie dams nat, want heus, de zaak is spoediger bekeken dan de buitenstaander wel zou ver moeden. Bij zo'n zitje, dat steevast aan een rondgang door Schiedam's meest ken merkende bedrijfstak is ver bonden, wordt dikwijls de 1 vraag gesteld: .Waarom nu juist zoveel distilleerderijen in SchiedamDe meneer, die de rondgang door een van de vele kraamkamers van de jenever aan de boorden van de Schie dan leidt, zal er het antwoord niet op schuldig blijven. Met in fluistering overgaande stem zal hij ver- halen van de roem van het water van Schiedam, die in het verleden de branders van heinde en verre naar hier tokte om er hun bedrijven te vestigen. Zo is het gegaan en meisanders, wordt er dan ver teld en de eerste bezoeker, die het zou durven betwijfelen, moet nog geboren worden. Wat zegt echter tie weten schappelijke onderzoeker ervan? Hij zal dat sprookje van het water niet kunnen ontzenuwen, daar is het, tenslotte esn sprookje voor, maar wel kan hij vertellen hoe het economisch proces in vroeger dagen heeft meegehol pen van Schiedam een centrum, van de jenever-industrie te ma ken. Het „gebrandewijnbrandersbe- drijf" is in het laatst van de zes tiende eeuw zijn plaats 'in Hol land gaan innemen.Ben andere taak dan „bedorven en-verslege wijnen1'; weer te veredelen, had. hef oorspronkelijk niet. Er kwam echter al spoedig een. andere in dustrie uit voort, n.l. die van de' Uoornbrandewrjn. Veel graan, was hiervoor nodig en geen won der dus. dat de ontwikkeling van dit brandersbedrijf het eerst daar plaats vond,, waar de graanopslag van grote betekenis was. Tal van andere factoren, zoals de aanvoer van de grond stoffen, ate mout uit Engeland en water, geschikt voor de distil- 'atie; werkten méde om de Maas steden reeds direct toteen bran derscentrum te maken. Ook was ■men hier verzekerd van regel matige aanvoer van kolen uit Engeland, Bij de afzet profiteer de mén van de gunstige yer- voersgelegenheid naar overzeese gebieden door de naar hier met uitheemse artikelen gekomen schepen'Hollandse jener als re tourvracht mee te geven. Gemakkelijk hadden die eerste branders het niet, doch dat werd al spoedig anders toen de Fran sen door de oorlog van 1672 eco nomisch zulke klappen te incas seren kregen, dat hun markt hier voorgoed verloren ging. Schiedam kreeg in 1689 een koornbrandersgilde; in 1700 tel de de stad reeds 34 branders mét 77 rouwketéls en achttien jaar nadien werd de moutwijnbeurs in hét leven geroepen. Do moutwijnbeurs heeft grote invloed uitgeoefend op het am bachtelijk karakter van de Schiedamse brandersindustrie. Iédere Schiedamse brander was verplicht hier de in zijn bedrijf geproduceerde moutwijn aan de markt te brengen. Niet zózeer om de vestiging van het groot bedrijf met uitgebreide export tegen te gaan, was deze maat regel door de overheid genomen, als wei voor. het gevaar, dat de Schiedamse brandersindustrie van de zijde der kapitaalkrach tige Rotterdamse distillateurs- bande! aars bedreigde. Dezen wa ren er immers steeds op uit om branders; waar mogelijk aan zich te verplichten cn zodoende uit sluitend levering van moutwijn te verkrijgen. In de eigen stad waren de branders door de sui kerraffinaderijen en bierbrouwe rijen langzaam maar zeker ver drongen van de Haan, waar de vestigingsmogelijl dieden. - voor deze industrie echter verre van gunstig waren. De sterke concentratie van het brandersbedrijf in Schiedam valt voor een groot deel hieruit te verklaren. De branderijen, die het water in de omgeving sterk verontreinigdenv waren de ge zworen vijanden van machtige industrieën, die vers watér be hoefden. De leidende figuren uit deze groot-bedrijven waren nauw verbonden met de stedelijke re gering van Rotterdam en zo duurde het niet lang, of prac- tiseh alle branderrjen van de grote buurstad waren verhuisd haar de Baan de grootste - - of verhuisden naar Schiedam de kleinsten. Door de Schiedamse overheid, die voor .een deel zelf uit de brandersindustrie voortkwam, is heel wat. meer welwillendheid ,t.o.v. de branders betoond. Hier bij kwam nog, dat de gehele maatschappelijke structuur van Schiedam,'dat een typische in dustriestad was, meewerkte de vestiging van branderijen te ani meren. Lege haringschuren maakten de kosten voor dé be ginnende brander, die slechts weinig kapitaal en niet meer vakkennis voor zijn 'bedrijf be hoefde te bezitten, nog lager. De ontstellend lage lonen, dié hier werden verdiend, deden de maat tenslotte geheel naar de Schie damse kant overslaan. niet minder dan 3183 zalmen leverde, aangevoerd uit Schot land. En dat is nog niet alles. Het moet wel een kapitaalkrach tig man geweest zijn, want in 3336 gat de Engelse koning Eduard III hem verlof om een grote hoeveelheid graan naar de Nederlanden te voeren en ver schillende malen tussen 1335 1337 vervoerde hij aanzienlijke hoeveelheden wol uit Norwich naar Schiedam, waar de drape rie toen bloeide. -Heynric Vriesen zal wel de meest op de voorgrond tredende Schiedammer in zijn tijd zijn ge weest, maar wij mogen niet uit het oog verliezen dat Schiedam toen in haar geheel goede dagen beleefde. Eerst later groeide Rotterdam door bétere ligging en meer gemakkelijke verbin ding mét het achterland de stad aan de Schie boven-het hoofd. - '-v A. van der Poe3t Clement Niet alleen in Holland voeren kort na de stichting van de stad Schiedamse schepen. In 1286 wordt jreeds een Willem die Da kenman genoemd ais schepen van onze stad: het moet een lakenkoopman of iakenprodueent zijn geweest. Het laatste zal wei het geval zijn geweest. In een rekening van een belasting op wol en wolvellen te Newcastle in 1293—1294 geheven komt reeds een. Schiedamse schipper voor, die wol de grondstof voor de lakennijverheid uit Engeland naar onze stad vervoerde. In dit verband mag de figuur van de Schiedammer Heynric Vriesen niet ontbreken. Niet alleen omdat hij in de rekeningen van de. grafelijkheid van Holland van 1343 en volgende jaren voor komt ais pachter van het Fran kenland en pachter van de gruit in Schiedam, maar .ook omdat hij In 1345 voor 's gravén herberge, Ja, dat was op het hoekje bij Lange Nieuwstraat en Oranje straat. Boekhandel Rebus was er op de hoek. te vinden naast kap per Ritmnn en in de schaduw van de oude bomen liep men naar de draaibrug over de Nieuwe Haven.- Niets van die intimiteit is meer over. Breed trok de verkeersweg er z'n baan en .legde de stad ook aan deze kant open. Wanneer wij dit onderwerp aansnijden moeten wij een out derscheid maken tussen de tijd vöór de reformatie en het tijd perk daarna. Vóór de Hervor ming immers waren er in da Noordelijke Nederlanden geen universiteiten en zij, die wensten te studeren, trokken naar Leu ven, Parijs en andere universi teiten. Zeker zullen daar ook Schièdammers bij zijn geweest, maar helaas is dit niet z» ge- makkelijk te achterbalen. Anders wordt het nk de Her vorming. Dan komen er, ook in de Republiek verschillende Ho gescholen: Leiden in 1575, Gro ningen in 1615, Utrecht in 1636 en Harderwijk in 1648. »Wat treft ons nu bij het door. lezen van de Alba studiosorum van deze onderwijsinstellingen In de eerste plaats dit: Harder wijk en Groningen trokken wei nig Schiedammers. Utrecht wel iets meer: acht-en-dertig tussen de jaren 1636 en 1886. Maar de voornaamste universiteitsstad voor de Schiedammers was Lei den. 235 maal werd tussen 1575 en 1871 een in Schiedam geboren jongeman ais student te Leiden ingeschreven. Willen wjj nu deze studiosi iets nader onderverdelen, dan moeten wij om Le beginnen de aandacht er op vestigen, dat onder hen vele aanstaande theologen zich bevinden. Zij komen in de oud ste tijd voort uit de fel-Calvi- nistisch gekleurde kringen,'later ook uit de kapitaalkrachtige re gentenkringen, die gevormd wer den door de rrjke haringreders- families. Merkwaardig is nu, dat deze groep van oude haring- redersfamilies, die ook vóór de Hervorming een grote macht hadden en waarvan men de gees teshouding het best kan typeren als humanistisch-erasmiaans, nog in de eerste helft van de zeventiende eeuw, toen de ha- ringhandel snel achteruit ging, vele zonen naar de Universitei ten zond.. Men zou het haast zó kunnen zeggen, dat mót de on dergang van deze oude, bedrijfs tak tevens een stuk cultuur uit Schiedam is verdwenen. A. van der Poest Clement

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1950 | | pagina 11