Aangroei der Stad Schiedam
n
HLEDDf
Dé historie van het
zhkkendragersgilde
v.
SFMBRANDTI AAN 83 iauBV
DE SCHIEDAMMER
15
Sint Jacobsgasthuis
oudste instelling
Vcenlant
HEREN-en JOUSKLEDING
REGENKLEDING (ook voor dames)
j
In het vroege'voorjaar van
1778 maakte de jeugdige
Schiedammer Jan Hèy epn
gedicht op de „Aangroei der
stad Schiedam met derzelver
voornaamste gebouwen en
merkwaardigheden." en droeg
dit met detoenmaals ver
schuldigde eerbied op aan
„den Wel-Eerwaardigen en
zeer Geleerden Heere, den
Heere Guarnerus Soetens,
getrouw Evangelie-Dienaar,
in den herderlievende Ge
meente, van Jesus Christus,
te Schiedam, lid van het
Dichtlievecd Genootschap, in
's Graavenhaage, bekend ón
der de Zinspreuk Kusitlxefde
Spaart Geen Vlijt."
De dichtkunst was bij het
nijvere werken Van Jan Hey
weinig gebaat, doch uit histo
risch oogpunt heeft zijn dicht-
sel nóg wel waarde, vooral
waar hij in zijn coupletten het
stadsbeeld bezingt.
I
Lang is- het gele
dendat de nacht
wacht door de Schie-
damse straten ging
om de werkers te
wekken voor hun
arbeidZ'n ratel is
na het volbrengen
van de taak blijven
liggen. Totdat spe
lende jongens het
ijzeren aeval ont
dekten fii een hóóp
In haar ^Vesten 'ziét men praaien.
Hier en daar een Grootsch Gebouw:
'k Zal dan al wat Ik beschouw,
Zee dig trachten af tem a al en,
Zonder-waan of Hovaardij,
In mijn Spreekend Schilderij.
*k Zal mij eerst naar 't Raadhuis
keeren,
Pronkende op den Grooten Merkt;
In den ommetrek beperkt.
Met veel' Huizen, zoo van Heeren,
Als van meenig* Winkelier:
't Is Gebouwt naar d'ouden Zwier.
Schiedam! pronkt ook met vijf
Kerken;
Waar van Een', in vroeger tijd,
Aan Sanct Jan was,toegewijd.
Toen men daar voor Goede Werken,
Loon van 's Hemels Heer bedong,
En in Haar Te Deum zong.
Nog Een', die men mag beschouwen,
En, naar 't Gasthuis, wordt genoemt;
Haar in strooit men ook gebloemt,
Hit de Heemelsche Landsdouwen,,
Ja! daar word het Bijbelwoord
Zoo in 't Duifech, als Frahsch
gehoord.
Nog Een', eerst door. Menno's
vrinden,
Nu gebruikt door Luthers volk.
En een statie, bij de Kolk, -
Voor" de Paus- of Roomschgezinden
Een een voor de Jansenist,
Die de Onfeilbaarheid betwist.
Koome ik verder tot Gebouwen,
Onderscheidene in Haar Zoort;'
Buiten de Ouderschieze Poort,
Daar zal men 'er Een beschouwen;
Waar in meenig' Provenier,
't Lee ven slijt met groot plaïsier.
In -de Stad, Een voor de Weezen,
En Een voor den Ouden Man;
Gast, en Pesthuis, daar men kan
Worden van zijn spiert, gencezenj,.-
En voor-Meenig^-Oude VroUw* .>vv
'"Belois-Hófje óf Kunst-Gèbouw.
Jonge Dochters, kwaadè .Wijven!
Die in Drank of Hoererij,- V„ i
'Lóoperi de^Eörbaarheid 'Verbij
En Raar Eloed een 'smet.aanwrijven;,
Daar voor is een Huis Gestigt,
Waar men die, brengt tot Haar pligt.
Men ziet, biiinéj» »Vestt' en Poorten, -
Koopbeurai.Lombêrt; ja ©eri Kraan
Voor -de Groote .Vischmarkt staan;
Markten, vin-dt men ook in zoorten,
Voor het Vee; zoo jong.als oud;
Potten, Groenten, Fruit en Hout.
Vleeshal, moet ik ook nog noemen,
Waag, ja. Zakkendraagershuis;
Vroeg én laat, vol van gedruis;
'k Möet vooral den Doelen roemen.
Daar men opdischt. Tam en Wild;
En het Huis, waarin men drilt,
't Boterhuis, een Hal voor 't Laaken,
En een- Kamer, waar -dé Mensch
Kunstig wordt ontleed;*; doch 'k
.Wensdv.-
Dat 'r niemant op mag raak en
Om het kwaad, door hem verrigt,
Schoort dat men daar Leert en sticht.
öm de Stad 's Nachts attesluiten,
Vind men poorten, sterk.en prat;
.En genoemt; naar RotteVStad,
Vlaarding, Kethel en nog buiten
Deeze reeds bepaalde Drie,
Een naar 't Dorp vaa Ouderschie.
Brouwerij, ja Branderijën, V
Ziet men in een groot'getal; -
.En, als ik dat melden zal,
Moet Ik. zeggen met yetblijën,.
Dat er Dertienmamen tien:
Of nog meerder zijn te zien*-
'k Moet de Azijnplaats niet
1. '.yi Vergceten,^
Touwbaan. meenig -MbuterH; -V
""Werf der Stad,'en daar op zij,-
1 Spui; voorts nog verscheiden*
Keeten,
En ook Sluizen hegt en sterk;
Fraai door vinding in haar Werk.
Een Plantagie, aangelegen
In een alleriraaisten trant;
Met veel houtgewasch beplant.
En versiert met Wandelweegen:
Daar men, in het Meizaisoen.
Wordt verrukt, door *t Lentegroen.
Buiten dan ziet men veel' Tuinen,
na de stichting1, bijna tegelijker- Met Geboomt' en schoon Gebloemt':
tiid werd het Sint ïacnh^A^t- Twee Hofsteeden, lang beroemt,
crja, -werd net feint Jacoosgast Ja zou ifc den bazuinen, -
huis te Schiedam gevestigd, van Myn Stad, t was niet te veel,
Berst moet het gestaan hebbea Zei ik! Ze is een Aardsch Priëel.
bij de Drie Weeekscee. Het huis -
der Lombarden was er dicht bg
gevestigd, maar toch ook weer
ver genoeg verwijderd. Eén
steeg scheidde de twee instellin
gen van zo verschillend karak
ter. In 1322 verhuisde het gast
huis naar de overkant van- dc -
straat en kwam nu te staan in
de onmiddellijke nabijheid van de
tegenwoordige Korte Dam. Lang
bleven de oudjes hier niet, want
tien jaar later wordt reeds ge
sproken van het nieuwe huis in
de Ooystraat. Dit was dan op de
plaats waar Guidici later zijn im-
posante gasthuisbouw met de
zuilen zou aanvangen. Welk een
voorname plaats het gasthuis in
het oude Schiedam innam, blijkt
■wel uit de bepaling in dé;*sjtidi-
.Ungsoorkonde,-.-' waarin valt r-te
dezen dat iedere stadgenoot^;dié
kwam ie overlijden, z%n beste
„kleed" moést afstaan aan het
gasthuis.
UCM6II rWt Cl6/t UV\jp
oude rofnmel op het
erf van de kloklui
der. Die jongens wer
den bedaagde man
nenban een van ken, die de ratel
thins bewaarde, bracht hem op
een dag in dit voorjaar naar de
gemeente-archivcris. Straks gaat.
de oude ratel naar het museum
aan de Hoogstraat. l'Histoire se
rie répéte pas.
TRIMMEN SCHEREN en
■WASSEN
Vertrouw Uw dier in de
vacantie aan mij toe.
Geen asyl maar pension!
1 e S C H I E D A M SC. HE
HONDENBAUHuTs
HOOGSTRAAT, .76 H I
-Hl J. v. d. Steen, t/o Jamln
Als oudste instelling van de
stad zal ook het Sint Jacobs
gasthuis het jubileum mogen
meevieren, want reeds spoedig
Van het uit 1606 daterende
Stadhuis, dat staat op de
plaats van het in 1604 ver
brande gebouw, wandelt de
dichter naar de Grote Kerk
om vandaar te gaan naar de
Gasthüiskerk aan de Hoog
straat, waarin in zijn lijd de
Waalse Gemeente bijeen
kwam. In de zomermaanden
was er echter ook een vroeg-
predikatie te beluisteren van
de Nederduitse leraren. De
vroeger door de Doopsgezin
den gebruikte kerk later'
synagogeAchter de Teer-
stoof en nu wijnpakhuis is
door het uitsterven van deze
groep overgegaan in handen
van de Lutherse gemeente
De Katholieke Schiedammers
beschikten tegen 1800 alleen
ovér een kerkje op de Dam
tegenover de Oud-Katholieks
kerk. 1
Bij de beschrijving van de
gestichten binnen de stad
spreekt -Hey ook van het
Oudemannenhuis. Dit stónd
voorheen aan de Lange Kerk
straat,- ongeveer tegenover
hefkoor van de Grote Kerk.
De stichter ervan was. de. be
kende dr. Bjabri.. De kosten
van dit gesticht werden be
streden uit het later zó om-
jStfedèn' Pabwiïoncls. Met het
Kunst-góbóiiw'/..bij het Hofje
van Belóis wórdt bedoëid het
z.g. büitén-nóf jé,, waarin „een
Vat geringer zoórt van mén-
èchen" geplaatst'werd, 'f- -
In het Blauwhuis, het
tegenwoordige '/Gymnasium
aan;-de Lange Nieuwstraat,
werden kinderèn uit deftige
families van hier en elders
geplaatst, die van slecht ge
drag of krankzinnig Waren.
Ook bejaarden werdensoms
opgenomen.
Van 1339 tot 1G79: was- de
Waag gevestigd onder het
stadhuis. In liet- -laatstge
noemde .jaar ging .deze in
stelling 'over naar het ge
bouwman de voet van'de SL
Janstóren, een voormalige
kapel, die na de: Reformatie
o.a. had dienst 'gedaan al»
artilleriehuis- De schutterij
wèrd-ii? die dagèrt noggedrild
in de Drilschuur j aan, het
Groeriewee'gje. 'In onze. tijd is
het een deel geworden van
firma Bols eb de Koning,
Het Boterhuis was natuur
lijk'te-'Vinden bjj da Botér-
straat en wié de Hal voor
-'t Laaken zocht, ging naar de
Grote Markt. De zaken des
-vjezes combineerde men in de
dagen vanïHcy blijkbaar érg
graag, want in 1756 werd een
deel van de Vleeshal bestemd
als Ontleedkainer.
De Azijnplaats, een azijn-
makerij, zag de achttiende-
eeuwse Schiedammer aan de
Westvest. Touwbanen heeft
de stad in menigte gekend en
"men vindt hun plaats nog
meermalen uitgedrukt in na
men van straten en stegen in
de binnenstad.
Picter Veenl'ant,
burgemeester van
Schiedam in het
laatst van de vijf
tiende eeuw, moet
een groot haring-
reder zijn geweest.
Hij was een man,
die Schiedam een
grote genegenheid
toedroeg. Zijn naam
bleef voor het na
geslacht niet alleen
bewaard in de
Veenlantstraat,
want ook in het
onlangs ontdekte
handschrift ,,'t Spul
van Jonker Frans-
sevocrloch", komt
hij voor.
Jaren geleden r'tls
er voor Schiedam
een kans om in het
bezit te komen van
zijn portret, duf een
onbekende mees
ter schilderde.
Slechts enkele /dui
zenden guldens be
hoefden er voor te
worden neergeteld.
Het gebeurde .niet
en zo verhuisde het
■séhilderij naar de
Verenigde Staten,
waan het een kostbaar deel uitmaakt san de verzameling ban; het
museum van Philadelphia. j
Advertentie. (I.M.)
Dames- en Herenondergoederen
Overhemden, Kousen en Sokken
Altjjd
hét
BROERSVEST59—61
(Vervolg van pag. 9)
en het/aantal leden van het gilde
weer op. tachtig personen ge
bracht: wórdettj*
.Enkele jaren later - in 1737
waren er weer ernstige klach
ten: verscheidene schippers eti
kooplieden werden „sïegt en ge
brekkelijk" gediend door de ar
beiders en zakkendragers van 't
Sint Anthonisgilde, een en ander
„tot merkelijke schade ende na
deel van den koophandel ende
commercie". Het. stadsbestuur
stelde een onderzoek in en kwam
tot het resultaat, dat er onder
de leden vele ouden, zieken en
gepensionneerden voorkwamen;
dat velen op zee voeren, en dat
'er In de afgelopen zomer de
drukste tijd dus niet meer dan
zes-en-veertig gildebroeders ter
beschikking hadden gestaan.
Men vond deze oplossing, dat het
aantal leden van het zakkendra-
gersgilde met achttien „sterke
'en jonge personen, sijnde van de
waere gereformeerde religie"
zóu worden uitgebreid, die bjj
zware werkzaamheden, het dra
gen van rogge, vooral, zouden
moeten „smakken". In 1748
moest weer hetzelfde euvel wor
den geconstateerd: wel vijftien
leden waren door ouderdom ge
heel niet meer in staat te wer
ken en werden alleen maar door
het gilde onderhouden. Weer
moest men zijn toevlucht nemen
tot het aanstellen van jongere
krachten.
Uit het bovenstaande is wel
duidelijk gebleken, dat hèt gilde
varf.de zakkendragers zeer be
langrijk was. Hiervan getuigt
ook het.feit, dat ir. 1725 het nog
bestaande schilderachtige gilde-
huis kon worden gebouwd. ;In
schrille tegenstelling hiermede
staat, dat in latere jaren ;ik
héb hier voor mij een beslui t van
1762 vele malen liet stadsbe
stuur, overwegende dat er ar
moede heerste bij de zakkendia-
gers', er toe moest overgaan ije-
len hunner dispensatie te ver
lenen' van de bepaling/ tf&t 1 zij
altijd in de stad moesten klaar
staan. „Tot meerder kostwinning
en bëeter bestaan" werd hun
toegestaan „zich op de vaart te
begeeven".
Tenslotte nog een loonkwestie:
in 1788 vroeg het zakkendra-
gersgilde of het mogelijk was,
dat van alle schuiten, met graan
geladen, en een lading hebbende
van veertig of meer lasten,' twee
stuivers meerder draagloon per
last kon worden geheven, zoals
ook ten opzichte van zeeschepen
was vastgesteld. Maar prompt
daarop kwam er: een request van
vrijwel alle branders om dit ver
zoek niet toe te staan. En het
stadsbestuur besloot, dat alles
zou blijven op „den ouden voet",
met dien verstande evenwel, dat
voortaan de zakkendragers een
stuiver per last graan en een
stuiver per hoed kolen meer dan
gewoon zonden mogen rekenen.
Toen mèt de Franse revolutie
de gilden verdwenen, is in Schie
dam het gilde van de zakken
dragers blijven bestaan: het had
dan ook een heel ander karakter
dan de andere gilden; met wat
goede wil kan men in de zakken
dragers voorlopers zien van de
latere groepen personen, die in
de havens schepen laden en los
sen.
A. van der Poest Clement