Inlichtingen-diensten te Londen hadden ongeschikte leiders Ervaring ontbrakmen had niets voorbereid Enquête-notities H n &in*- Bombardement Bezuidenhout A Zaterdag 15 Juli 1950 5 De Parlementaire Enquête commissie komt tot de conclu sie dat bij het opzetten van de inlichtingendiensten te Londen grote fouten zijn gemaakt. De C.I.D. kwam in plaats van on der Defensie onder Justitie tc berusten en men heeft daartoe niet geschikte figuren aan het hoofd er van geplaatst. De op richting is nietin het kabinet behandeld. De heren Van Klef- fens, Gerbrandy en Dijxhoorn zijn er voor verantwoordelijk. De moeilijkheden bij het tot stand brengen van verbindin gen met het bezette Neder landse gebied werden in niet geringe mate vergroot door het feit, dat voor 1940 generlei voorbereiding op dit terrein was getroffen, voor het geval de regering naar een ander land zou uitwijken. In het bijzonder de toenmalige commissaris van de Koningin in Utrecht, jhr. mr. L. H. N, Bosch Ridder van Rosenthal heeft in Juni 1939 het hoofd van G.S. UI, de Ne derlandse geheime dienst, nog op de noodzaak gewezen, om voorbereidin gen te treffen, teneinde in het bui- tenland direct een voortzetting van de bestaande inlichtingendiensten, aangepast aan de nieuwe verhoudin gen, te waarborgen en verbindingen tcTonderhouden met het bezette ge bied. Van Amerikaanse zijde was hem gewezen op de slechte ervarin gen in de vorige oorlog met België. Maar men achtte dit niet in over eenstemming met de toen gevoerde neutraliteitspolitiek. Naar de me ning van de commissie was het zeer goed mogelijk geweest om, zonder enig voorafgaand overleg met een andere mogendheid, dus zonder met de neutraliteitspolitiek in strijd te komen, in eigen land een aantal maatregelen te nemen. Nu zat men te Londen zonder iets. De heren Gerbrandy en Dijxhoorn, destijds resp. minister van Justitie j en van Defensie, hebben, over het ontstaan van de C.I.D. voor de com missie geheel tegenstrijdige verkla ringen afgelegd. De heer Dijxhoorn heeft medegedeeld, dat hij er zich sterk tegen verzet heeft, dat de C.I.D. onder Justitie kwam te res sorteren. De heer Gerbrandy daar entegen heeft verklaard, dat het ini tiatief biertoe van zijn collega Dijx hoorn is uitgegaan. Van een coördinatie door de C.I.D. van andore bestaande inlich tingendiensten Is niets terecht geko men, daar de samenwerking alles te wensen overliet. Indien de regering te Londen van oordeel was, dat onder de .toenma lige omstandigheden niet kon wor den volstaan met een vorm van sa menwerking, zoals die vóór de oor log had bestaan tussen Justitie cn Defensie en zij van mening was, dat dc verantwoordelijkheid bij één mi nister moest komen te berusten, meent de commissie dat dit de mi nister van Oorlog had behoren te cijn. Eon andere mogelijkheid was wellicht geweest een coördinatie on der de minister-president, maar dat was op dat ogenblik de heer de Geer.... Onjuiste benoeming De benoeming van de heer F.van 't S a n t tot hoofd van de C.I.D. acht de commissie onjuist. Alleen al het feit, dat hij secretaris van de Ko ningin was, moest naar het oordeel van de commissie voldoende reden zijn om hem niet in de zeer delicate functie van hoofd van de inlichtin gendienst te plaatsen. Hierbij kwam, dat de heer van 't Sant, die indertijd hoofdcommis saris van politie te 's-Gravenhage was geweest, in Nederland een veel omstreden figuur was, omtrent wie veel geruchten de ronde deden. Men heeft er dc secretaris-generaal van Justitie, mr. Van Angeren, die vol ledig op de hoogte was krachtens zijn vroegere functie met het inlich tingenwerk en de „zaak-van 't Sant" niet in gekend, hetgeen de commis sie onverantwoordelijk noemt. Verder was het onjuist, dat de heer Van 't Sant, die als secretaris van de Koningin geheel buiten de ministeriële verantwoordelij kheid viel, als hoofd van de C.I.D. verant- woording verschuldigd was aan dc minister. Tenslotte heeft bet dc commissie.be- vreemd, dat al deze zaken zijn be slist door drie ministers, zonder dat daarin de ministerraad werd gekend. De moeilijkheden die zijn ontstaan na de benoeming van de heer Van 't Sant kan de commissie dan ook niet anders zien dan als een voor zienbaar gevolg van deze benoeming en de wijze waarop deze tot stand is gekomen. Elders in haar rapport spreekt de commissie er haar verbazing over uit, dat men niet onmiddellijk ge bruik heeft gemaakt van de diensten van generaal-majoor van Oorschot, die naar haar oordeel in Londen wel EEN clandestiene radio-ontvan ger, met babykleertjes en -poe- derdoos aecamouüeerd,r BRITSE EN NEDERLANDSE GEHEIME DIENSTEN IN LONDEN 1940-1945 INLICHTINGEN SABOTAGE JN VERZET NEDERLANDSE DIENSTEN Mr Hooper S.I.S. CoLRabsgliattf S.I.S. Col. Seymour C.I.D. 'ALl INMC»nM6tN DICHtl] F. van 't Sant C.I.D. Mr Derksema C.I.D. Kot, de Brume ..au H. Broekman Maj.ür Somer Mr van Houten Mr Fock Koi.de Bruyne Kap, L tef(inckt B.B.O. OPDPJiCKT£»0 Gen. van Oor schot F. Kl ijzing BIHG, CS*. GU9BINS Mf MOCK LEP FERRYMAN L..8R00K SO£. Mr Laming SOE. Ma j- Blizzard Mr Keswick SOE. Maj. Bingham S.O.E, Maj. Oobson ae aangewezen man was voor een leidende functie in do geheime dienst. Eerste periode Het beleid van de heer F. van 't Sant als hoofd van de C.I.D. wordt door dc commissie onverbloemd ver oordeeld. Zij betreurt het, dat de regering pas na een jaar tot de con clusie is gekomen, dat hij niet tc handhaven was. Er bestond groot wantrouwen te gen hem. Ook van Nederland uit werd tegen hem gewaarschuwd en toen mr. Van Kieïfens in de zomer van 1941 uit Batavia terug kwam. met het relaas, hoe men daar ge schokt ,was door dc benoeming van dc heer van 't Sant als hoofd van de C.I.D., kreeg hij opdracht met hem te spreken. Nog diezelfde mid dag bood de heer Van 't Sant zijn ontslag aan. Dat verkreeg hij op 14 Augustus 1941. De heer "Gerbrandy heeft verklaard, dat Van 't Sant niet te handhaven was, omdat hij tc vul- nerabel (kwetsbaar) was. Het was onmogelijk otn het wantrouwen te gen hem weg te nemen. Met betrekking tot het uitzenden van agenten naar het bezette gebied heeft de heer Van 't Sant samenge werkt met de Britse dienst S.Ï.S. Aanvankelijk was zijn Britse tegen speler de heer Hooper, daarna kolo nel Rabagliatti. De verhouding tus sen de Britse en Nederlandse dienst was niet cp voet van gelijkheid. De communicatie met het bezette gebied en het transport daarheen waren ge heel in Britse handen. De telegram men van de agenten werden slechts gep ara phrase erd aan de Nederlandse dienst ter kennis gebracht. Hoewel de commissie zich kan indenken, dat een samenwerken op voet van ge lijkheid in de eerste jaren moeilijk bereikbaar was, meent zij toch dat een streven naar een belangrijker positie van de Nederlandse dienst van het begin af aanwezig had moe ten zijn. De commissie acht *t een gro te fout, dat Van 't Sant de schaarse berichten van de uitge zonden agenten niet aan het de partement heeft doorgegeven. Hieruit blijkt, dat de samenwer king tussen de C.I.D. en het mi nisterie van Defensie volkomen was vastgelopen. De heer Van 't Sant zegt wel, dat hij dit niet meer heeft gedaan; om dat minister Dijxhoorn ten aanzien van de berichtgeving van de eerste uitgezonden agent Van Hamel niet de gewenste geheimhouding had be tracht, dóch zelfs al zou dit waar ge weest zijn, dan ging het nog niet san, dat de heer Van 't Sant op eigen gelegenheid besliste, dat de in gekomen berichten niet meer aan de minister van Defensie zouden wor den doorgegeven. Dat een Neder landse inlichtingendienst in oorlogs tijd militaire berichten niet door geeft aan het Nederlandse departe ment van Defensie, acht de commis sie een onhoudbare situatie. Spionnage niet bewezen. De klachten omtrent de heer Van t Sant over -interne spionnage, acht de commissie vooralsnog niet bewe zen. Wel blijkt, dat de heer Van 't bant een. sfeer om zich heeft ge schapen, die tot deze klachten bij de commissie aanleiding gaf. l4.de Graa f Dat de oppositie tegen de heer Van. 't Sant als hoofd van de Centrale In lichtingendienst dan ook voortdu rend groeide.'is de commissie volko men duidelijk. Bovendien moesten de geruchten omtrent het aannemen van een aanzienlijk bedrag door de heer Van 't Sant na de eerste wereld oorlog van dc Engelse dienst voor aan deze organisatie bewezen dien sten, verlammend werken op het ge zag van de chef van de Centrale In lichtingendienst. De commissie wil in liet midden laten, of deze geruch ten gegrond zijn. De veie hierover afgelegde verklaringen sluiten haars inziens de mogelijkheid niet uit, dat dc heer Vnn 'l Sant in de oorlog van 19141918 tegen betaling voor de Engelsen heeft gewerkt. Wanneer de commissie daarnaast heeft moeten vaststellen, dat de heer Van 't Sant voor de Engelsen inlich tingen inwon, "zelfs omtrent Neder landse ministers, moet het duidelijk zijn, dat een dergelijke figuur niet de aangewezen persoon was om op «te treden ais leider van de inlich tingendienst.. Na zijn ontslag is de heer Van 't Sant echter zijn rol in het in lichtingenwerk blijven spelen. Hij bleef zich bemoeien met het uitzenden van agenten in nauwe samenwerking met kolonel Ra bagliatti en heeft daarmede het werk van zijn opvolger bijzonder verzwaard. Dit alles geschiedde onder sanctie van de minister president, prof. Gerbrandy! De hec-r Van 't Sant, die thans 67 jaar ie, woont te Laneswood. Mortimer bij Reading in Engeland en is volgens zijn eigen opgaaf aan de commissie thesaurier van de Koningin en Prins Bemhard in Engeland. Onder mr. Derhsema Na het ontstag van de heer Van. 't Sant als hoofd van de C.I.D. bleef liet met deze dienst onbevredigend lopen. De benoeming van kapitein Derksema als opvolger acht de commissie onjuist. Een bekwamere opvolger was nodig geweest om de door zijn voorganger veroorzaakte moeilijkheden iot oplossing te bren gen. Bovendien was zyn rang te laag om bij de Engelsen invloed te kun nen hebben. De verhouding tussen de heer Derksema en zijn Britse tegenspeler van. de S.I.S., kolonel Rabagliatti was slecht. Het gelukte hem niet meer invloed te krijgen op de gang van zaken Wj het uitzenden van agenten naar Nederland. De dienst was nu onder de minis ter van Binnenlandse Zaken, Van Boeyen gekomen, die krachtig ge streefd heeft naar centralisatie. Dit heeft weinig succes opgeleverd door het intensieve contact dat cr geweest is tussen Rabagliatti en mr. Hazel hoff Roelfzema, die een organisatie op touw had gezet, welke zich ten doel stelde over zee verbindingen met Nederland te onderhouden. Ergerlijk geval Een van de uitzendingen uit die tijd, waarvoor echter de heer Van 't Sant nog verantwoorde lijk was, heeft in hoge mate de ergernis van de commissie ge wekt. Jkvr. J. Ch. C. Rtiell, die jarenlang in Zuid-Afrika had gewoond, was naar Engeland ge- komen om haar diensten aan te bieden, omdat zü gehoord had dat er vrouwelijke agenten in Nederland geparachuteerd zou den worden. Zij kreeg een opdracht maar dc Engelsen wilden haar wegens het risico niet droppen, zodat zij op 14 of .15 Augustus 1941 op een diploma tiek paspoort naar Portugal is ge stuurd. Ofschoon men daar gewaarschuwd was. heeft men „het kind in de kou laten staan", zoals de heer Derkse ma het voor de commissie uitdrukte. In Portugal heeft zij zich in verbin ding gesteld met de Duitse consul- generaal. Na zes weken is zij met een vliegtuig naar München gegaan en op 1 October in Nederland aan gekomen. Haar opdracht luidde, dat zij het goederenvervoer en het mili taire vervoer van de Spoorwegen moest observeren. Contactadressen had zij niet meegekregen en een man die zij kende kon niets voor haar doen, omdat hij al gepensionneerd was. Daarop heeft zij zich tot de Met betrekking tot bezet Nederland was er van Lon den uit tweeërlei soort ac tiviteit: inlichtingen (een modern woord voor spion nage en sabotage. Bij de Engelsen waren deze be zigheden volkomen ge scheiden. In de linker kolom is de Engelse inlich tingendienst S.l.Sopge nomen; in de rechterko- lom hun sabotagedienst (S.O.E.). Be Nederlandse dienst (C.I.D.) (midden kolom) kende aanvanke lijk deze scheiding niet; eerst medio 1942 ontstaat daar de splitsing inlichtin gen (I.D. en B.I.; links) cn sabotage (M.LD. en rechts). De horizontale stippel- lynen geven telkens de jaarwisseling aan. De vak ken duiden op de periode, waarin de daarin vermel de persoon de leiding had over de betref jende dienst. Het England-Spiel vol trekt zich in dc twee rcch- ter-kolommen van .Maart 1942 tot Maart 1944. KOLONEL DE BRUIJNE, hoofd van de Militaire Inlichtingen Dienst M.I.Dten tijde van het England-Spiel, heer Posthumus Meyjes van de Ned. Spoorwegen gewend, doch die had dc indruk dat hu niet een provoca- trice te maken had. De heer Gies- berger van de directie der Ned. Spoorwegen heeft haar toen bjj de Duitsers aangegeven, waarop zij werd gearresteerd cn tot 1945 In Duitse concentratiekampen verbleef. De wijze, waarop men een op hot gebied van spionnage on ervaren meisje als freule Röell over Lissabon met behulp van do Duitsers naar Nederland heeft laten gaan, is onverantwoorde lijk. Op het gebied van de veiligheids dienst werkten twee bureaux naast elkaar. Een onder leiding van de heer Derksema onder Justitie als Po litie Buitendienst en een onder Bin nenlandse Zaken als Bureau Docu mentatie. Beide verzamelden gege vens over de politieke betrouwbaar heid van Nederlanders. De commis sie acht het onjuist dat de regering te Londen gedurende de gehele oor log op verschillende bureaux dubbel werk heeft laten verrichten, dat op eenvoudige wijze had kunnen wor den gecoördineerd. De commissie kan- het beleid van de minister-president niet waarderen en heeft evenmin be wondering voor de wij ze, waar op onder verantwoordelijkheid van de minister van Marine Furstncr in de leiding van de C.I.D. werd voorzien en dc wijze waarop deze dienst nadien heeft j gefunctionneerd. f Dat de weinige agenten, die in deze periode zi.n uitgezonden hun werk op uitnemende wijze hebben v verricht, is dan ook naar het oor- deel der commissie uitsluitend te r.arken aan dc kwalilritcn. waarover L deze agentrn beschikten. Dat warcr. f. jhr. mr. E. tv. dc .Jonge en dc heer Y E. Raderra cn cc heer J. Emmer mul 2ijr. marconist jhr. F. D. Ortt. Voor- al het werk van De Jonge cn Rode- ma is op militair gebied zeer vrucht baar geweest. Zij hebben voor htm arrestatie de stoot gegeven tot de oprichting van een uitnemende in- lichtingengroep in Nederland. Weer alleen Na 1 Juni 1942 was kolonel Dc Bruyne weer alleen hoofd van liet B.V.T., waarmede hy. nadat dit was gereorganiseerd tot bureau M.V.T., overging naar het departement van Oorlog. De C.I.D. was in feite opge heven. Eerst op 28 November 1942 is de taak van dit bureau overgedra gen aan het nieuw opgerichte Bu reau Inlichtingen. In die tussentijd, die juist voor het Englandspiel zo belangrijk is geweest, was dc positie van de inlichtingendienst zwevende. De commissie begrijpt dat de re gering de zaak eerst grondig heeft willen bezien na al dc misluk kingen cn zij acht het aanvaardbaar, dat dc nog lopende zaken werden afgedaan onder leiding van de minister-presi dent. Wel heeft hot haar verwonderd dat het bijna een ha if jaar moest duren, voordat het nieuwe Bureau Inlichtingen, werd opgericht. Wellicht was een der moeilijkhe den. dat de heer Van 't Sant opnieuw optrad als Candida at voor de functie van leider van hel inlichtingenwerk. Op 19 Aug. 1942 heeft de heer Van Angeren, die toen minister van Jus titie was, zich van de heer Van 't Sant gcdistanciecrd. Bij dc reorganisatie zijn dc heren Lovink cn Warners nauw betrokken geweest. Tot verwondering van de commissie beweerde de heer Lovink bij zijn verhoor zich daar maar wei nig meer van te herinneren. Inmiddels was de heer Van 't Sant tot directeur van politie benoemd. De bedoeling van de minister-presi- dent was om ook na de terugkeer in Nederland van de diensten van de heer Van 't Sant in deze functie ge bruik te maken. De commissie heeft met ver wondering kennis genomen van deze feiten. De heer Van Ange ren heeft voor de commissie van weinig waardering voor de heer Van 't Sant getuigd, maar toch toegestaan, dat deze als directeur van politic zich opnieuw met de inlichtingendienst ging bemoeien. De commissie acht deze benoeming van geen enkel nut en dat de heer Van 't Sant 5n Nederland als direc teur van politie had kunnen terug keren om de politie te reorganiseren acht zij uitgesloten. Gesplitst. Het Bureau Inlichtingen begon op 28 Nov. 1842 te'werken, eerst onder leiding van de heer Broekman en na diens ziekte onder dr J. M. Somer. Omstreeks September 1944 is een gedeelte van hetB.I. naar Eind hoven overgeplaatst, waar de heer Somcr zich persoonlijk met de lei ding daarvan belastte, terwijl het gedeelte dat tc Londen bleef onder leiding kwary. van mr. Fock. Te Eindhoven lag hot zwaartepunt op het militaire gedeelte van de laak van het B.I. Het heeft de verbindin gen met het Noorden door middel van crossers onderhouden, dank zij het initiatief van de groep-Albrecht. die de crossings had voorbereid. Het werk van deze groep is van het t -V»; GEDROPTE containers met wa- schuur overgeladen in een schip worden uit dc verzamel- dat voer vervoer naar Amster dam. zal zorgdragen. vin-rtuxj uxj&Lj van r lAAY: -c» gens ons volk cn de slachtoffers van het rapport van. ae i5n- ^et England-Spiel zou het mysterie Conflict In Februari 1B43 werd mr Derkse ma opgevolgd door de kolonel der mariniers M. K. de Bruyne, die toen reeds hoofd van het B.V.T. was. Het werk van de C.I.D. in de perio de-de Bruyne Is weinig; vruchtdra gend geweest. Hoewel de commissie van oordcel is. dat de heer De Bruy- ne niet de aangewezen man was om aan het hoofd van een inlichtingen dienst te staan, ondanks zijn uitne mende kwaliteiten op ander gebied, erkent zij toch dat zij" positie zeer moeilijk Is geweest. In de eerste plaats voldeed zijn verhouding tot zijn tegenspeler van de Nederlandse sectie van de Britse diensCRabagliatti, nimmer aan rede lijke eisen, hetgeen niet uitsluitend De Bruyne's schuld was. Tenslotte heeft deze verhouding tot een openlijk conflict geleid. Daarbij kwam, dat de heer Van 't Sant, hoewel deze geen enkele officiële functie bekleedde die hem het recht gaf zich met deze zaken in te laten, nauwe verbindingen bleef onderhouden met de heer Rabagliat ti en in samenwerking met deze het afzonderlijke optreden van Hazel- hoff Roelfzema en de zijnen bleef bevorderen en begunstigen. Het conflict dat tot hel aftreden van de heer De Bruyne leidde school in "de zaak-Hazelhoff Roelfzema, die door de heer De Bruyne was ont slagen. Toen de Brit Rabagliatti op 6 Mol 1942 berichtte voor een be paalde opdracht toch weer gebruik te willen maken van de diensten van Hazelhoff Roelfzema, protesteerde de heer De Bruyne hiertegen. De vol gende dag kreeg hij echter bericht van Rabagliatti. dat de minister-pre sident door middel van de heer Van 't Sant had laten weten, dat hij met de aanwijzing van Hazelhoff Roelf- zema voor deze operatie accoord Kolonel De Bruyne meende, dat nu wel het uiterste bereikt was en vroeg zijn ontslag, j KAPITEIN L1EFTINCK, sous chef van dc M.I.Dtot Maart 1944. grootste belang geweest, daar hier door ccn koeriersdienst tussen het bevrijde en het bezette gebied kon worden onderhouden en de regering bovendien gelegenheid had bepaalde mensen naar het bevrijde gebied te laten overkomen of naar het Noor den te doen gaan. In de loop van de volgende week quête-Commissie Regeringsbe leid 1940—1945 is een machtig boekwerk geworden van meer dan 3.000 pagina's folio in drie banden. Het geeft in een ver slag, in bijlagen en in de let terlijke tekst van alle verhoren een overzicht van de Neder landse geheime diensten in Londen en van de verbindin gen met het bezette gebied. De commissie en haar grif fiers hebben een bewonderens waardig werk verricht. Hun in de wet omschreven taak is voor dit onderdeel gereed. Maar zij brachten meer tot stand: deel 4 is. beter dan wel ke onderscheiding ook, een monument geworden van hul de en eerbied voor duizenden, die in de oorlogsjaren hun bes te krachten en vaak hun leven gaven voor de bevrijding uit slavernij en terreur. "H" ET England-Spiel begon in x Maart 1942: meer dan een jaar later, in Juli 1943, drongen daarover pas de eerste berichten tot Londen door. Slechts één man in Londen heeft de tragedie met vi5ionnaïre helderheid voorspeld en voorzien, gedeeltelijk op grond van intuïtie, voor een deel op grond van zijn bekwaamheid en kennis van zaken. Die man is de toenmalig© Minister van Justitie en tegenwoordige Staatsraad Van Angeren, een oude rot uit het in- lichtingenvak, wiens mening over die materie alleen maar nooit werd gewaagd. Dan maar ongevraagd stuurde Van Angeren in Juli 1942, een vol jaar dus voor de eerste'twijfel in Londen, een uitvoerige brief met waarschuwingen aan Minister Gerbrandy. Het neerlaten van wa pens bestemd voor ontvangst-co mité V' noemt hij „gevaarlijke handelingen". Wanneer er geen kans is op zeer spoedige invasie van Europa, ,.fs er grond dit han delen onverwijld stop te zetten. De risico's ziin dan veel te groot." Na een uitweiding hierover ver volgt hij; „Voor een deel komen, dus de wapenen in handen van de Duitsers, Ik laat daar of het juist is met organisaties te werken, waarin de Duitsers gemakkelijk hup spionnen hebben." Hij toont aan, dat een té lang voor een invasie aangevangen gu erilla „een zelfmoordgevecht wordt, dat de bezetter met de hem eigen middelen op de toch reeds zo zwaar beproefde Nederlandse be volking zal wreken." Hii besluit: „Voor «de grootste voorzichtigheid zal moeten worden zorggedragen. Roekeloos amateurisme in Neder land heeft reeds menig mensenle ven gekost." Zijn brief bad niet veel meer resultaat dan een besnreking, ruim een week later, bij Minister Ger brandy. In potlood stelt Van An geren onder zijn brief daarop de- Ze historische aantekening: „Ik blijf aandringen o» grote voorzich tigheid. Zijn wij met ons draadloos contact met Nederlanders via En gelse zenders en ontvangers wel zeker met de ware broe ders te doen te hebben? Het England-Spiel,, toen ternauwer nood begonnen, was op dat ogen blik in zijn essentie door Van An geren reeds doorzien. ]-T EN van de belangrijkste oorzaken -* van de_ tragedie van het Eng- land-Spiel is dc gebrekkige samen werking tussen de Engelse en Neder landse diensten in de eerste oorlogs jaren. Samenwerking is een zaak van mensen en aan beide zijden schoten die tekort. Aan Engelse kant heeft in zal een artikel verschijnen, waarin in dit periode een zekere mate van het bijzonder zal worden ingegaan op het beleid van bet veelbesproken B.I, In Augustus 1940 hadden de Engel sen een organisatie opgericht. Spe cial Operations Executive (SOE), met de taak de volken van dc be zette gebieden aan te moedigen, door sabotage-daden dc Duitse oor logsinspanningen te verzwakken en In dc bezette gebieden geheime strijdkrachten te vormen met het oog op de laatatc aanval. Deze dienst stond geheel los va,n dc Engelse in lichtingendienst S.l.S. Aanvankelijk hadden de Nederlan ders qeen met SOE corresponderen de dienst. Wel hielpen de adjudanten van de Nederlandse minister van Oorlog de lieren Kruis en Post Uiterweer, de 50E wel bij' het zoe ken naar personen, geschikt om tot geheim agent te worden opgeleid. Dit geschiedde op verzoek van de heer Laming, die tot taak kreeg de Nederlandse sectie van SOE te orga niseren. Deze trad in September 1D41 af, waarschijnlijk als gevolg van moeilijkheden welke met de Neder landse autoriteiten waren ontstaan naar aanleiding van klachten van mr. ter Haar, die met een aantal Nederlandse adspirant-agenten niet tevreden was over de veiligheids maatregelen gedurende .hun oplei ding. Vervolg pag. 7 hooghartige neerbuigendheid daarbij behorende zelfoverschatting niet ontbroken. Wij weten nu hoe smal daarvoor de basis was. 1947" bracht nieuwe mensen ert de sameri werking werd voortreffelijk. Fairness en sportiviteit bleken een hechter fun dament in het Engelse karakter en voor de geallieerde oorlogvoering. Het moet voor onze Engelse bond genoten na de bevrijding bitter zijn geweest om de storm van verwijten over dc Londense „Intelligence" uit Nederland te horen opsteken, Temeer omdat een traditie, die zo oud is als het Britse leger, elke Engelsman al ware hij verstaggever van de Lon dense boulevardpers ervan weer houdt over zaken var: Secret Service ook maar één woord te zeggen of te schrijven. Het zal daarom een. door Nederland nauwelijks hoog genoeg te waarderen zelfoverwinning aan dc Britse Rege ring hebben gekost, dat zij mr Donker de gelegenheid heeft gegeven om met tien der voor het onderzoek belang rijkste Engelse functionarissen der geheime diensten gedurende een week Londen van gedachten te wisselen. Zoals het verslag mededeelt: alle as pecten van de débèele hebben de revue gepasseerd, van Engelse zijde is dit met grote openhartigheid ge schied, geen enkele vraag is ontwe ken. Aan mr Donker werd de vrij heid gegeven van de resultaten der besprekingen gebruik te maken. uit de eerste oorlogsjaren nimmer zijn opgelost. DE verhoren ruim tweeduizend pagina's zijn verreweg de spannendste lectuur. Het valt op hoe welhaast iedere getuige zich inspant om de commissie *.c helpen in haar enorme taak. Om dus meer te doen dan de wettelijke plicht tot antwoor den. Ministers, generaals cn bedrijfs directeuren stellen hun tijd ruim schoots ter beschikking. Een potsier lijke uitzondering vormt de beer Lo vink. onze ambassadeur in Ottawa. Ruim een uur duurt het voor da commissie enige redelijke antwoor den krijgt over een zaak, die alles zins de moeite waard is te worden opgehelderd en- waarover tal van. andere hooggeplaatste personen zich uitvoerig uitspreken. Het door da voorzitter, mr Donker, brilliant ge leide steekspel eindigt met een juri dische cn diplomatieke nederlaag voor de getuige Lovink. T N November 1941 arriveerde in 1 Nederland een agent, die een ge schreven boodschap meebracht, waarin dr Wiarrii Beekman en de toenmalige kapitein Tielens werden, verzocht naar Londen te komen. Dit verzoek was ondertekend door de Koningin en de Minister-President, De heer Wiardi Beekman verklaarde zich terstond bereid, de toenmalige kapitein Ti el ens weigerde. Als mo tief gaf hij op, dat „hij zich gebonden achtte door zijn crewoord. dat hij aan de Duitsers had gegeven om geen dingen te doen. welke op dat moment in strijd waren met de be langen van de Duitsers". Daarop heeft hii enige besprekin gen gevoerd met Nederlandse officie ren over zijn, op dat moment ernstige wens zijn erewoord officieel terug te nemen. Het is er niet van gekomen. Ondanks zijn wetenschap omtrent het verlangen van Koningin en Mi nister-President bleef de toenmalige kapitein Tielens in Nederland totdat hij, een half jaar later, met tal van andere officieren in krijgsgevangen schap naar Duitsland werd gebracht. Een getuige merkt over dit geval bitter on: „...dat kapitein Tielens van de Generale Staf hem <de agent) had laten weten, dat hij tegenover de Duitsers een belofte 'van loyali teit had afgelegd, zodat hij tot zijn leedwezen aan de uitnodiging van Ilare Majesteit geen.gevolg kon ge ven. Ik vermoed, dat hij «thans wel generaal of iets dergelijks zal zijn" Dat ziet de getuige te somber, Da toenmalige kanitein Tielens is thans pas kolonel bij de Generale Staf. IN de laatste oorlogsjaren heeft het verzet in Nederland over een voortreffelijk geheim telefoonnet beschikt, een voor Europa unieke organisatie. In de verhoren tekent zich een onverkwikkelijke tegen stelling af over de vraag, wie over dat net de uiteindelijke leiding had. De heer Ne her, thans direc teur-generaal van de PTT, claimt de <*cr voor zichzelf: de mensen, die het eigenlijke technische werk deden, wijzen cr, althans sinds medio 1943, een ander voor nan. Over die ander verklaart do heer Ncher dan: „dat hij con am ore» bij hctceen hij deed eerst nar. ons land cn dan aan zichzelf hoeft ge dacht, heb ik zeer gerede betwij feld." Gelukkig komen dergelijke uit latingen van ex-verzetsmensen over elkaar in dcc! vier uiterst zel den voor. Var. de heer Neher en zijn rivaal was de inzet hetzelfde: hun leven. Achteraf suspecte mo tieven to ontwerpen late men aan revolverjournalisten over. Gevolg van vergissing Geen verraad in. spel Met betrekking tot het fatale bombardement op het Bezuiden hout in Den Haag neemt de Enqu ête-com missie aan, dat de veron derstelling, als zou dit bombarde ment langs een door de Duitsers gepenetreerde lijn vsn het B.B.O. zijn aangevraagd, waardoor de En gelsen opzettelijk op een dwaal spoor zouden zijn gebracht, onjuist is. De unanieme indruk van de of ficieren van het B.B.O. is, dat dit bombardement op een vergissing heeft berust. Deze indruk wordt bevestigd door een verklaring van de heer Gerbrandy, dat men van, Engelse zijde heeft erkend, dat het' bombardement een fout is geweest en dat de betrokkenen gestraft zijn. fPEN deel der op deze pagina afgedrukte foto's zV ontleend aan het binnenkort te verschijnen Gedenkboek van dc LO en LKPt ,Jiet grote gebod(Uitg. J. H. Kok te Kampen en H. Nelisssa te Bilthoven.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1950 | | pagina 5