S
Jongenshadden jullie zulke rare
kleren willen dragen
Drie apothekertjes
gingen op reis
Voor onze
schakers
Verborgen
spreekwoord
De ROOS-
•SARON]
UkoJU
Aalscholvers:
uitstekende
vissers
1
ARTHUR
RAMSOME
Jac. v. d. Ster
S
van
A. S. M. Hutchinson
Zaterdag 19 April 1952
Heel lang, tot in het begin van temaal
de achttiende eeuwhebben de tointen'
kinderen altijd dezelfde kleren ge-
dragen als de grote mensen. Jfjcdra
ze zitten konden kregen ze in het
klein alles aan wat hun nader en
moeder droegen, en dat was heel
aatOf het nu niet zo gemakkelijk
:at, en of zo er helemaal niet goed
mee konden spelen en hollen, ach,
daar zog niemand wat bijzonders
in, want dat was altijd zo geweest.
Een Engelse dame, «He veel boe
ken over de mode van vroeger
beeft geschreven, is eens gaan be
kijken wanneer de kinderen voor
het eerst voor hen zelf uitgedach
te kleren aankregen. Ze Is er voor
gaan snuffelen in oude boeken en
bladen en ze is vooral ook gaan
kyken naar alle schilderijen, waar
op kinderen afgebeeld waren.
Daarna heeft ze een boekje ge
schreven over kinderkleren m En
geland vanaf- 1775 en ze takende
er overal bij hoe die kinderen er
precies hebben uitgezien.
Er zijn natuurlijk echte feest-
kieren by. of kleren die misschien
meer voor de grap waren bedacht,
maar toch zal het wei meestal zo
geweest zijn als zij het heeft ge
vonden, Ook al was dit in Enge
land, dan zal dat heus niet zoveel
hebben gescheeld met het vaste
land van Europa, in ieder geval
is het wel de moeite waard om er
eens wat over te weten, want er
zijn zulke vreemde dingen bij dat
5 julliHe je baast niet zullen kunnen
voorstellen dat de kinderen "défc
toen gewoon vonden.
Neem nu de jongens eens. Die
hadden zo om en nabij 1800 lange
broeken die vlak onder hun armen
aan een beeldig hemd vastgeknoopt
zaten. Die hemden hadden dan een
geplooide kraag, die soms open
stond tot even boven hun middel.
Koud hè? 2e hadden daar schoe
nen bij met gespen en later schoe
nen van zacht leer in de kleur van
hun pak. Een jongen zag er, tot
hij een jaar of vier was, net uit als
een meisje, wèj met een lange
broek, maar daaroverheen droeg hy
dan een soepjurk met een uitgesne
den hals en een vrolijke sjerp En
dat bleef nog lang_ zo. Nog in 1825
kon je een kleine jongen misschien
alleen aan zijn kortere haar herken
nen en dan zag bij er, als hij een
paar jaar ouder was, in eens uit als
een miniatuur-heer, ook al was zijn
kleding dan wat makkelijker dan
die van zijn vader.
Het is niet bepaald zo dat je kan
zeggen dat de mode steeds practi-
scher en makkelijker werd. Er
kwam wel telkens iets bij dat bleef
en dat een verbetering was, maar
er zijn toch iedere keer weer rare
grillen geweest, die een tijdje duur
den en dan ineens weer verdwenen.
Er werden bijvoorbeeld wel nieuwe
broeken uitgevonden, nu eens een
soort van driekwart korte broek,
dan weer een soort van plusfours en
zo omstreeks 1B55 de eerste korte
broek. Kan je je voorstellén dat
voor die tijd een jongen nog nooit
met blote knieën had gelopen?
Tegen 1850 droegen de jongens al V,
laarzen met elastiefce zij
dat werden veel later rijg
laarzen en in 1840 droegen ze knie
kousen die in alle kleuren van da
regenboog waren gestreept.
En dan de haren! In 1825, in 1360
en in 1870 hebben ze jarenlang
lange krullen gehad, 't laatst met
ponme tot in hun ogen. Wat moet
dat lastig geweest zijn: 's avonds
papillotten en dan 's ochtends uit
kammen en oprollen langs een
stokje!
O. er waren zoveel dingen die
jullie raar zouden vinden. Stel je
voor dat je een kort jasje droeg
met een heren vest er onder. Of een
geplisseerde kraag tot onder je
oren. of korte met kant afgezette
mouwtjes aan je bloes. Stel je voor
dat je een wit pak met een ronde
plooikraag aan had, een groen jas
je, met rode knopen, witte kousen
en rode slofschoentjes. Of een bol
hoed op je hoofd, een enorme ba
ret met een even grote, klep, een
klein rond dopje met een struis,
veer erover heen. Een jas die over
al met repen bont was afgezet, of
een mantel met drie capes en daar
onder hoge slobkousen. Kun je 't
je voorstellen? Kijk maar naar het
plaatje. De kinderen zelf vonden
het toen allang prachtig, want sPe-
len konden ze best in dfe kleren.
IpR waren eens drie apothekertjes,
-V Dïe_ werkte?,i de hele week
Met potjes en poeiers en bekertjes
In Goee'in de apotheek.
Totdat ze verklaardenop zeven April:
„En dit is de laatste pil!"
„Wij laten het lekkertjes waaien!
„Wij kunnen geen poeiers meer zien
„Wij willen geen pillen meer draaien!
„En weg met de aspirien!
„We willen gaan varen, we «jilfen naar zee,
„We willen naar Nieuw Guinee
Ze gingen een bottertje kopen,
Maar 't eerste was veel te licht.
Hst tweede teas veel te open
Het derde tca# veel te dicht'
Ze vonden geen enkel klein bottertje goed,
Toen. namen ze maar een hoed.
Daar voeren ze dan op de Schelde
En waren geen ogenblik bang.
Want hoeden vergaan er maar zelden,
Dat wisten ze al zolang!
Ze poeren drie nachten by donkere maan
Toen spoelden ze einde tijk aan.
Ze stonden verwonderd te kyken,
Was dit nou wel Nieuw Guinee?
Die huisjes en boompjes en dijken?
Ze riepen: „Kijk nou toch 's, hee!
„Daar loopt onze melkboer, daar zit onze poes!
„We zijn weer terug in Goes!"
Nu maken die drie apothekertjes
Weer poeiertjes tegen de koorts,
En zalj in potjes en bekertjes.
En pilletjes enzovoorts
Ze hingen de hoed eau de port-muwtoo!
En dat was dan dat, ziezo!
ANNIE M. G. SCHMIDT
Van de week, met bet mooie weer.
h"b ik can uurtje m het mollige
gras gelegen, tegen de glooiing van
een dijk. Het was rustig in het wij
de Hollandse land en stil. maar
saai was het er met. Daar zyn al
tijd weer de vogels, die door hun
gedrag en schone vliegkunsten een
voudige mensen, uren kunnen boei
en, Ik heb geluisterd naar de zwa
luwen, die ovep de dijk heen en
weer scheerden met kleine zwen
kingen en korte wendingen, en ge
probeerd te verstaan wat ze zei
den. „As net!1* riepen ze en op een
gekke manier „prl". Ach, het lukt
je nooit met klinkers en mede
klinkers vogelgeluiden precies na te
maken.
Er waren nog vele andere vogels:
visdiefjes, kap- en zilvermeeuwen,
blauwe reigers, karakieten en wei
devogels, Dat gaf veel vertier in
het land en in mezelf.
Toen kwamen de aalscholvers
Hoog in de lucht kwamen ze aan-
wieken, rustig en beheerst, zoals
iemand, die het vak verstaat. Ik
denk dat het bewoners waren van
de aalscbolver-kolonie m het Naar-
derfneer. Ale steeds vlogen ze hoog'
dat doen alle vogels, die door de
mensen jarenlang zijn vervolgd.
Vooral in het verleden is de mens
verschrikkelijk tegen de aalschol
vers te keer gegaan, omdat deze
van vis leven en de vissen, die
de aalscholvers vangen, vangen de
vissers niet. Aalscholvers zyn dus
smerige dieven? Zo ligt de zaak toch
niet; 't is helemaal de vraag of ze
schadelijk voot de roansen zyn.
Het was een lust het dalen van
die prachtige vogels te zien; dat
gaat In een wijde spiraal, in een
fraaie duikvlucht. Niet dadelijk op
het water, zoals je dat bjj een eend
wel cans hebt gezien. Neen, ze wie
ken nog een paar tellen langs de
oppervlakte en strijken dan neer.
Dan begint het vissen: ze duiken
plotseling zonder geplens. Geloof
me: aan het duiken van vogels zit
meer vast, dan je oppervlakkig
meent. De veren houden een lucht
laag om het vogellichaam vast; zou
je een vogel onder water duwen en
weer loslaten, dan floept-ie als «en
kurk naar boven. Tóch duikt de
aalscholver vlot onder, blyft onder,
zwemt rond en grijpt daarbij een
vis. Probeer het ook eens en dan
met een zwemvest aan!
„Mijn" aalscholvers doken niet
zonder succes; door de kijker zag
ik de schubben van de gevangen
vissen blinken. Handig werd. de vis
in de bek gedraaid. Ik krijg altijd
deindruk, dat de vogel dan ook op
slag is vergeten, zoeven wat te heb
ben ingeslikt.
Zo'n dorp aalscholvernesten Is
aardig om te alen. te horen en....
te ruiken. Een groep bomen draagt
de nesten, gebouwd van stevige
fakken; erin liggen de groengrijze
..lange*' eieren. Meestal sterven na
een tijd die bomen, van onder tot
boven zijn ze, als met kalk over
goten, door de uitwerpselen bevuild.
Vroeger, en misschien in China
nog wel, werden aalscholvers door
vissers gebruikt voor de vangst.
Die aalscholvers kregen een ring om
de hals: zo werd het doorslikken
van de vis voorkomen. De vogels
werden er op afgericht vissen te
vangen en netjes aan boord te bren
gen, Er moeten heel ondeugende
dieren zijn geweest, die geen zin
hadden aan boord te komen; tot
groot vermaak van de kijkers deed
de eigenaar dan de gekste dingen
om znn duikende slaaf weer terug
te krijgen. - HENK VAN LAAR
Kü alle klachten, die er over de »s-
teriele welstand van liet schaak
leven worden gehoord, kan r.iet worden
vergeten, dat belangstelling voor althans
schaakpersonen van beteken-s met zel
den in. klinkende munt tot uiting Is ge
komen. In de communistische landen
organiseert de staat voor zijn beste
schakers de een o£ andere carrière, die
hun ttjd genoeg beschikbaar laat voor
het bovendien volgen van *cn fiChaak-
carriere. Capablanca genoot smds znn
23«te japr het salaris van een diploma
tieke betrekking, die de Cubaanse rege
ring hem had aangeboden hu wijze van
jaarwedde. Een dergelijk voorrecht ge
niet Arturo Pnmar in Spanje, totdat hij
de leeftijd van 26 jaar zal hebben be
reikt Paul Keres' studie in Estland ls
indertijd van hogerhand bekostigd Hef
-Nederlandse schaaknv Wiek financierde
voor dr M. Eu we zeven twee-kampen
met grote schaakmeesters Lssker dank
te een onbezorgde oude dag aan zitn
trouwe be wonde raa-s.
Smds een Jaar behoort ook S, Reshev-
sky tot deze kleine groep van bevoor
rechte schaakmeesters Door in znn
naam een fonds te deponeren hebben
of vijf doljarkonmgen hem de bron
de muze van Cajssa Dit schijnt zlm
Echaakactivlteit nog geenszins te hebben
aangewakkerd. In de zomer var. 1931
behaalde hij een overwinning m de
New Yorfcse twaalfkamp met Euwe.
Naidorf en Fme en enige maanden later
onttroonde Evans, no. 5 in die twaalf-
kamp, hem als kampioen van de Ver
enigde Staten Dat is alles tot nu toe
Uit deze nieuwe periode van Reshev-
eky's echaakJoapbaan volgt hieronder
een knappe meesterpartij.
Wit: Zwart:
A. Blsguier S RoEhevsky
1. d2—d4, Pgöf6, 2. c2c4. e7—e8:
3, Pgl—f3, d7dS; 4. 5Pbl—c3, e7—c5
{Tarracch zou glunderen, als hy kon
zien hoe zyn veelgesmade verdediging is
herleefd. Vooral nu Bisguier er zo
v"0.
schuchter tegen optreedt In plaats van
met 5 LgS zwart voor zyn vroegtijdige
invloed ia het centrum te betwisten
zonder vereenvoudigingen voor het grij
pen te leggenJ, 5. c4xd5, Pf6xd5; 6. ei—
e4. Pd5xc3; 7. b2xc3, e5xd4; 8. c3xd4. Lf8
b4t; 9Lel—d3, LMxd2r. 10 DdlxdZ
0_q (wits pionnencentrum is een doel
wit voor de vijar.delyke officieren
maar biedt voldoende terremvoordee)
voor de bouw van een aanval. De kan
sen rijn ongeveer gelijk; II. Tel ver
richt even goede diensten voor het be
veiligen van d4 als dadelijk II. Le2 en
dan 0—0 en Tfdl), II. Tal—cl, Pb&—cfi,
12. L£1e2, Dd8—£6 (12DbS. 13
C~C, TdB, 14. Tc4, Ldl, 13. Ld3 gevolgd
door Tbl zou zwart geen blijvende druk
hebben opgeleverd), 13. e4—e5 (waarom
zo haasttg zelf het doelwit d4 bestendi
gen? Met 13. 0—4, Td8, 14. Tc4 had het
probleem op zijn scherpst kunnen wor
den gesteld en dan was e4e5 eventueel
pog altijd ter beschikking geweest), 13.
,D£<5—*e7. 14. 0-0, Tf8dB. 15. Tfl—
dl (bezetting van d6 met het paard zou
113. e4—e3 kunnen rechtvaardigen, masr
1 is met goed uitvoerbaar, vsrgeltjk 15.
Tc4, Ld?, 16 Dc3, Le3, 17. Fd2. Dd7l), !5.
LcS—d7. 16. P£3—g5 (toch was de
gevechtswaarde van wits troepen nog
niet tot nul teruggebracht. Dadelijk 16.
Le2—d3— e4 of zelfs eerst 16. Tc4, Le8,
17. Dc3 zou zekere verdiensten heb
ben gehad, Iji plaats daarvan, gaat
wit nog meer ttjd verspillen aan nutte
loze uitvallen, verliest bö gebrek aan
gelegenheid tot manoeuvreren, voortdu
rend belemmerd door de zorg voor vel
den op de d-Jijn, alle invloed en wordt
tea slotte tot machteloos afwachten ge
doemd). 16Ld7—e8. 17. Le2~-d3, 1.7
h6, 1B. Fg513. Pc6—b4, 19. Ld3—bl.
LeSc€ (zijn bedoelingen zijn eenvou
dig: bezetting van d5. vereenvoudiging
langs de c-lyn of waar anders ook. en
oprukken met zun meerderheid op de
vleugel). 20. Ff 3el (veel beter toch al
tijd nog 20. Tc4. Lf3 21. g£3:. Fd5. 22.
Le4, Dli4; 23. Kul. resneet. 20 W, PdS,
21. Tc5, respectievelnk 23. Tc4. a5, 21.
Pel enz. Doordat wit niet werkelijk slag
levert staat de party op een matig peil.
al Ls zy wel bijzonder leerzaam). 20
LcS— a4, 21. Lblc2 (21. Pc2. Lc2:, 22.
Lc2:, Fa2: kost wit een pion. Na 21. Lc2
In de figuur moeten woor
den ingevuld worden met een
betekenis als hieronder om
schreven, Wanneer de juiste
woorden ingevuld worden,
kunt ge op de beide aangege
ven verticale kolommen, van
boven naar beneden lezende,
een spreekwoord vinden.
3. „Hoofdstad van Europa";
2. Terugkaatsen; 3. By vergis
sing; 4. Geslaagde voor net
doctoraal examen; 5. Stengels
ener korensoort; 6. Delfstof-
kunde; 7. Dorp ten Zuiden van
Groningen; 3. Lichaamsdeel
aan de rechterzijde van een
dier; 9. Rookkanaal: 30. Pol
ders die zyn uiigeveend; 11,
Volksvoedsel; 12. Vandaag
tussen 12 en 18 uur; 13, Klein
eiland in Zuidholland; 14, De
grijze kleur van zeker metaal;
15. Dorp bij Haarlem; 16. Een
gevolgtrekking maken; 17.
Kennis der lichaamsmisvor
mingen; 18 Rubber; 19. Een
der echtgenoten van Hendrik
VIII; 20. Dar; 21. Grootouder;
22 Een lach op het gelaat
hebbend; 23. Voorval; 24. Tes
ten; 25. Lodewijk XIV.
Kunt ge niet alle woorden
vinden maar wel het gevraag
de spreekwoord, dan is toch.
het doel bereikt!
Oplossing puzzle:
Meneer Nwon
prijs in de loterij
De namen der cadeaux zijn:
1. verfdoos; 2. zakkammetje;
3. actentas; 4. stormaansteker;
5, filterpot; 6. poederdoos; 7.
haardfauteuil; 8, uurwerk-
trein; 9. portefeuille; 10. kou
senétui; 11. polshorloge: 12 vulpen;
13. toiletzeep; 14, ganzenbord; 15,
schemerlamp; 16. mondorgel.
De familienaam luidt: van
Nieuwenhuizen.
daarentegen zoü 21...,. Lc2:, 22. Pc2:
Fa2:. 23. Tal zwart een stuk kosten). 21.
Pb4xc2. 22. Pelxc2. Ta3cS, 23. Tdl
—el (via dit tactische intermezzo zijn
de zwakten d4 en d$ nog erger geëx
poneerd geraakt dan zij a] waren). 23.
Tc8c4, 24 Fc2o3 (er dreigde Dc7
of Lc2: naar keuze). 24. Tc4»d4. 25.
Dd2—a5, La4—c6, 28, Da5xa7, Td4—a4,
27. Da?—b6, Ta4xa2. 28. Tel—dl, TdB—
d2, 28. Tdixdï, Ta2xd2. 30, h2—b3, De7
gS, 31. Fe3g4 (wit stelt nog kleine val
strikken zoals 31. Tf2-, 32. Tc6: res
pectievelijk 31. h5, 32 De3 ofschoon de
laatste alleen tydeiyk uitkomst zou heb
ben gebracht. Beshevsky zorgt voor een
onberispelijk besluit), 31Td2d5.
32. Tel—C4, )32 Tel dan 32 - hS 33
De3. De3', 34 Pe3". T»5;. <Zie ook 32 Tfl
hd, 33 f4, D1J4, 34. Pe3. Td2 em.>. 32
Td5xe5. 33 f2—f4, Te5—«It, 34. Kgl—f2,
Dg5. 35. Tc4—d4. Tel—bl, 3fl. DbGxbi.
Dd5xd4T, 37. Kf2g3, h6—h5, 38. Pp4—
eS. b5h4*. 39 Kj23xh4, Dd4x£4b 40. Pe5
g4. f7—£8, 41. «2—g3, Di4—d4. 42. Dbï
a2, D<34dBT, Wit geeft het op.
urn PRINS
li»
Advertentie (1. M.J
De Nationale Herdenking
in Overveen
AMSTERDAM De jaarlijks®
„stille tocht" naar de er «-begraaf
plaats te Overveen, georganiseerd
door de commissie Nationale Her
denking te Overveen wordt op
Zaterdag 3 Mei as, gehouden. De
deelnemers kenien die dag om 18
uur byeen in de garage van Pu
blieke Werken te Overveen, waar
ds D. Ringnalda en pater C. Tyna-
gel O.FM. zullen spreken. Na af
loop. om 18.55 uur, wordt de stoet
geformeerd .die van de Brouwers
kolk weg naar de erebegraafplaats
vertrekt.
Vlaggenconflict tussen
Indonesië en Monaco
DJAKARTA tndonssiï en
Monaco hebben dezelfde vlag «n.
Monaco heeft daartegen al gepro
testeerd. toen Indonesië zelfstandig
werd. Het conflict wordt nu acuuï
omdat Indonesië zal deelnemen aan
het hydrografische congres te
Monaco en daar de natievlaggen
zullen worden uitgestoken van net
congresgebouw. Indonesië heeft nu
voorgesteld, dat de beide rood
witte vlaggen elk aan een uiteinde
Van de vlaggenrij zullen worden
geplaatst. Wijziging van de Indone
sische vlag is niet mogelijk, omdat
zij grondwettelijk is vastgesteld.
Stagnatie in Indonesische
havens door stakingen
DJAKARTA De vakbonden
van havenarbeiders hebben door
hun anti-overwerk-actie, die thana
reeds twee weken duurt en. door
plotseling geproclameerde „sit-
down"-stakingen van een uur in ds
haven van Priok een situatie doen
ontstaan waarvan, volgens zegslie
den in scheepvaartkringen, de ge
volgen niet zijn te overzien- Na de
ophoping van goederen van verle
den jaar, is er thans teen ophoping
van schepen ontstaan, die zich voor
de ingang van de haven van Priok
verdringen. Op 15 April waren het
er 23, waaronder de „Louis Pas
teur'' met een lading regeringsrijst,
waaraan dringend behoefte bestaat.
„Je weet toch wel wat ze zeiden
over die tekens bij de haven?" zei
Jan, terwijl hij Suze de boomstronk
met het witte kruis liet zien. „Nu,
dit is er een van en het andere Is
die tak, waar een.stuk schors af is.
De Amazones kunnen de haven
binnenkomen zonder dat ze zich
druk maken om de rotsen, door
deze twee punten in het oog te
houden, Kapitein Nannie heeft het
mij laten zien. Het is heel eenvou
dig als je weet hoe het moet. Msar
in een echte haven zitten er op
zulke tekens lichten, zodat de schc
pen in het donker hun weg vinden
kunnen. Ik ga lichtbakens aanbren
gen, dan kunnen we een nachtaan-
val doen op „De Amazone" en de
weg terug vinden, hoe donker het
ook .15.'*
Hij sloeg een spijker midden In
het witte kruis in de boomstronk en
hing er een van. de lantaarns aan,
Toen gingen hjj en Suze naar de
voet van de boom met de gevorkts
tak. Maar deze zat hoog boven hun
bereik.
„Klim je naar boven en hang jo
een lantaarn er aan?" vroeg Suze.
„Neen, stuurman, Het heeft geen
zin om dat te doen, want dan zou
den alleen jij en ik er bij kunnen
klimmen om hem aan te steken
We moeten hem ergens hangen
w-aar we hem allemaal kunnea aan
steken
„Behalve Rutger", zei de stuur
man. „Hij mag geen lucifers gebrui
ken".
„Dat is waar", zei Jan, „Hij hoeft
r.iet lager te hangen dan de hoogste
tak waar Tittie bij kan komen-
Maar als we hem te laag hangen,
hebben we er niets aan. We moe
ten hem boven de struiken uit kun
nen-zien. Ga jy naar de haven en
blijf achter de stronk staan, zo
dicht by het water als je kunt."
Suze ging tarug en stond achtei
de boomstronk, die zich op onge
veer tien meter van de waterkant
a£ bevond. Zij stond vlak bij het
water. „Kun je de gevorkte tak
zien?' riep Jan tegen haar. „Ja"
zei Suze. Hij legde zün hand op de
stam van de boom, zo hoog als hii
kon. „Kun je mijn hand zien?'
Uit het Engels vertaald
door
„Ja". „Nu nog?' Hij bewoog zijn
hand langzaam omlaag langs de
boomstam, „Nu niet meer", zei
Suze.
Zhn hand ging een eindje om
boog.
„Nu kan ik hem weer zien," zet
Suze,
„Blaas op je fluit voor Tittie,"
zei kapitein Jan en stuurman Suze
deed dit. Tittie en Rutger kwamen
aangerend. Jan hield zijn hand op
de plek, tot zij b'j hem waren.
Toen vroeg hij Tittie of zij er by
kon. Het gelukte precies.
„Goed." zei kapitein Jan.
„Waarvoor is het?" vroeg Tittie.
Kapitein Jan gaf geen antwoord.
Hij sloeg een spijker in de stam
vlak boven de plaats waar hij zijn
hand had gehouden. Toen hing bij
de tweede lantaarn er aan.
„Probeer nu eens of je de lan
taarn kunt openmaken,"
Matroos Tittie ging op haar te
nen staan en maakte de lantaarn
open.
„Maar waar is het voor?" vroeg
zij.
„Dat zal je zien. zodra het don
ker is." zei kapitein^Jan,
„Ik kan er niet by," zei Rutger,
nadat hij het geprobeerd had.
„Dat hoeft pas als je lucifers
mag gebruiken," zei de stuurman,
„en tegen die tijd ben je groot
genoeg."
Zodra het donker begon te wor
den was de hele bemanning van
„De Zwaluw" weer bij de haven.
Jan gaf de matroos rie lucifers en
2ij stak belde lantaarns aan. ter
wijl de scheepsjongen toekeek.
Toen gingen ze alle vier aan boord,
„Rir*g*r moest eigenlijk in bed
liggenzei de stuurman.
„H«i >-" niet lang duren," zei
kapitein Jan, „en wij kunnen bem
niet alleen laten."
„Ik heb trouwens helemaal geen
slaap," zei Rutger,
Zij roeiden weg over het meer.
Het werd snel donker. Er glinster
den sterren aan de hemel. Uilen
krasten. De oevers van het meer
verdwenen onder de heuvels. Zij
konden de omtrekken van de heu
vels zien, grote, zwarte vormen,
die omhoog staken naar de ludht
vol sterren. Toen werd de hemel
door wolken bedekt en konden zij
zelfs niet meer-zien waar de heu
vels eindigden en de lucht begon.
Plotseling zagen zij hoog in het
donker een heldere vlam flikkeren.
Toon nog een en nog een en toen
was er een fel licht, dat boven een
rookwolk straalde. Ze keken er
allen naar, alsof zij naar een Dein
raampje, hoog in een zwarte muur
keken. Terwijl zij keken sprong
dc gestalte van een man midden
in de rook. een zwarte gestalte, die
druk met tets bezig was en op de
vlammen sloeg. De vlammen doof
den uit en het was alsof er een
luik was dichtgegaan voor het
kleine raam. Toen laaide er een
nieuwe vlam op en weer zagen zij
de man en toen doofde ook die
vlam,'net als de andere en was er
alleen nog maar duisternis. „Het
zijn wilden," zei Tittie. ..Ik wist
wel, dat er een paar in. deze bos
sen zouden zijn,"
(Wordt vervolgd.)
door
10
Dat men de Schoonheid standjes
kon geven!
„Een standje, ja. En ik zat me af
te vragen hoe ik vluchten kon. Ik
kijk om me heen en ze is...."
Een handbeweging bepchreef de
magische- verdwyning,
„Maai een standje!" zei George.
„Moet u zich daar druk om ma
ken?"
„Ja, dat moet ik weL Ik woon bij
haar in huis."
„Krygt u last met haar?"
„Ik denk. dat ze wel terugkomt
Toe. gaat u alstublieft even om dc
hoek zien of er een ongeluk ge
beurd is!" 4
Uit die richting kwam een fietser
aanrijden. George riep hem aan.
„Is er om de hoek een ongeluk ge
beurd met een rytuig?"
De jongeman staarde George aan.
„Je grootje!" riep hy, en fietste
door.
George vertaalde het „Dat bete
kent nee. Denkt u, dat u naar de
hoek kunt lopen als u my een arm
geefi?"
Volkomen natuurlijk stak ze een
witgehandschoend handje onderzijn
arm door. De aanraking deed hem
sidderen.
„Een net meisje zou zoiets niet
doen bij iemand, die z® helemaal
niet kent", zei ze.
George drukte zyn arm wat vas
ter aan zyn lichaam om de druk
van het handje beter te voelen.
„Er wordt trouwens toch al be
weerd, dat ik helemaal niet netjes
ben."
„Wie beweert dat?"
Ze gaf geen antwoord. Hij zag haar
mondje trillen: een schaduw over
haar ogen vallen. Zachtjes drukte
z'n elleboog weer haar bandje. Hij
beschikte niet over mooie woorden.
Onze George was m dit opzicht geen
held. maar een alledaagse jonge
man. die slechts de meest alledaag
se woorden tot zyn beschikking had.
„Vertel me eens wat er aan
scheelt", vroeg hy.
„Wat er aan scheelt? Zou u"niet
vinden dat er wat aan scheelde als
u zo juist uit een rijtuig was ko
men tuimelen?"
„Maar een ogenblik geleden lach
te u nog." Hij keek haar aan, maar
ze wendde baar gezicht af. ,.Nou
ja, ik geloofHij deelde haar
met mee wat hij geloofde.
Ze keek op. Haar lieve gezichtje
zag rood. Haar oogleden knipper
den; haar mondje trilde.
„O," zei ze. „O ja, en ik weet
met waarom, Ik geloof, dat ik.
Ze probeerde te lachen. Maar het
ging niet van harte. „Ik geloof dat
ik ga huilen....**
Onze onhandige George kon al
leen maar zeggen: „Kan ik u mis
schien helpen?"
Ze bleef slaan en trok haar
handje uit zijn arm terug, „Nee, u
moest maar weggaan. Toe, ga
alstublieft weg! O, ik schaam me
dood dat ik me zo aanstel." Ze deed
so ongelukkig, dat George onmid
dellijk naar verontschuldigingen
voor haar ging zoeken. „Maar u
hebt geen reden om u te schamen,"
zei hij. „U hebt een BVontuur be
leefd en het is heel natuurlijk, dat
u wat in de war bent!"
Het luchtte haar op te merken,
dat hij haar verkeerd begrepen
had. „Ja. een avontuur," zei ze.
„dat is het. Ik heb in jaren geen
avontuur gekend on het is dus heel
bcgrypelyk. datMaar ik heb
heus liever, dat u weggaat. Als
mijn.... mijn vriendin u bij me
zag zou ze boos worden, o ja, heel
boos."
„Maar waarom? Ze heeft u zien
vallen. Ze heeft gezien, dat ik u
opgevangen heb."
.,U begrijpt het niet. Ze is eigen
lijk niet mijn vnepdin. Ik werk
by baar. Tk ben kindermeisje," De
vrolykheid. die nooit diep achter
die blauwe ogen verborgen lag,
kreeg ook nu weer de overhand.
Ze ging verder: „Geen gewoon
kindermeisje. Ik word zogenaamd,
by diet gezin gerekend, maar dat Is
juist het erge. O. het is 20 verne
derend. Ik leer maar heel lang
zaam de regels waar ik me aan te
houden heb, maar dit weet ik heel
zeker: ik mag niet uit een rijtuig
vallen de moeder van de kinderen
alleen achterlaten."
„Maar ze heeft nog minder aan
u als u hier met een pijnlijke en
kel blijft staan, dat begrijpt 11
toch wel? Ik moet bij u blyvcn of
u naar huis brengen."
Toen ze antwoordde was haar
stermr '""g weer veranderd. Dit was
inderdaad een avontuur en ze bad
in jaren geen avontuur gehad. Ze
herinnerde zich de dagen, waarin
een sympathiek gesprek als dit met
George heel normaal was, in het
verlegen meeleven van George
vond ze haar jeugd terug.
„Ik ben er u heel dankbaar voor,
dat u de wilt helpen,*' zei ze.
„Heus. u moet niet denken, dat ik
ondankbaar beo. Maar het is toch.
beter, dat u weggaat. In mijn po
sitie ben ik niet vrij om te doen.
en te laten wat ik wiL Begrijpt tl
me?" Haar stem beefde ietwat, toen
ze herhaalde: „Begrijpt u me?"
„Ja," zei George, „ik begrijp
het"
n
Dit was alles, wat er bij die eerste
ontmoeting gebeurde. Een rijtuig
zwaaide de hoek om en hield bij
George en het meisje stil In het
rijtuig zat een dame met een gezicht
als een onweerswolk.
De koetsier riep: ,Jk wist» dat het
goed afgelopen was. juffrouw!" Hfj
wendde zich tot de dame in het rij
tuig en herhaalde: „Ik wist, dat het
in orde was, mevrouw.^'
De met „mevrouw" aangesprokene
complimenteerde hem niet met zyn
voorzeggende geest. De koetsier sloot
het raampje weer. Hfj knipoogde te
gen George en zei achter zdjn baad;
„Ze heeft 'era zwaar zitten."
Het meisje liep op het rijtuig toe.
In haar opwinding vergat ze haar
pijnlijke enkel. „O", riep ze, „ik ben
zo bly. dat u niets overkomen is!"
De dame met de onweerswolk zei;
„Stap in alstublieft. Ik heb een. ern
stige schok gehad."
„Deze meneer.Het roetsj®
draaide zich half om naar George.
..Stap in zeg ik! Onmiddellijk!"
Het meisje werd vuurrood. „Ik
dank u nogmaals", zei ze tegen
George, en zette zich. toen naast de
donderwolk.
De dame wierp het portier dicht,
maakte naar George een buiging, die
meer weg had van een messteek, en
commandeerde: „Doorrijden, koet
sier!"
George liep op de koetsier toe,
stopte hem een geldstuk in de hand
en vroeg: „Naar welk adres?"
De man boog zich voorover. Om
standig knipogend antwoordde hij:
..Palace Gardens nummer veertien,
St. John's Wood". En hij liet zijn
zweep knallen.
ZESDE HOOFDSTUK
WAT DE ONTMOETING MET EEN
HELDIN TEWEEGBRACHT
George ging die middag niet meer
naar het ziekenhuis. Hy bleef staan
kyken tot het rijtuig uit het ge
zicht verdwenen was, wandelde
toen terug naar Waterloo en nam
de trein naar Paltley HilL Zijn
geest zweefde in hogere sferen.
(Wordt vervolgd)