S Jongenshadden jullie zulke rare kleren willen dragen Drie apothekertjes gingen op reis Voor onze schakers Verborgen spreekwoord De ROOS- •SARON] UkoJU Aalscholvers: uitstekende vissers 1 ARTHUR RAMSOME Jac. v. d. Ster S van A. S. M. Hutchinson Zaterdag 19 April 1952 Heel lang, tot in het begin van temaal de achttiende eeuwhebben de tointen' kinderen altijd dezelfde kleren ge- dragen als de grote mensen. Jfjcdra ze zitten konden kregen ze in het klein alles aan wat hun nader en moeder droegen, en dat was heel aatOf het nu niet zo gemakkelijk :at, en of zo er helemaal niet goed mee konden spelen en hollen, ach, daar zog niemand wat bijzonders in, want dat was altijd zo geweest. Een Engelse dame, «He veel boe ken over de mode van vroeger beeft geschreven, is eens gaan be kijken wanneer de kinderen voor het eerst voor hen zelf uitgedach te kleren aankregen. Ze Is er voor gaan snuffelen in oude boeken en bladen en ze is vooral ook gaan kyken naar alle schilderijen, waar op kinderen afgebeeld waren. Daarna heeft ze een boekje ge schreven over kinderkleren m En geland vanaf- 1775 en ze takende er overal bij hoe die kinderen er precies hebben uitgezien. Er zijn natuurlijk echte feest- kieren by. of kleren die misschien meer voor de grap waren bedacht, maar toch zal het wei meestal zo geweest zijn als zij het heeft ge vonden, Ook al was dit in Enge land, dan zal dat heus niet zoveel hebben gescheeld met het vaste land van Europa, in ieder geval is het wel de moeite waard om er eens wat over te weten, want er zijn zulke vreemde dingen bij dat 5 julliHe je baast niet zullen kunnen voorstellen dat de kinderen "défc toen gewoon vonden. Neem nu de jongens eens. Die hadden zo om en nabij 1800 lange broeken die vlak onder hun armen aan een beeldig hemd vastgeknoopt zaten. Die hemden hadden dan een geplooide kraag, die soms open stond tot even boven hun middel. Koud hè? 2e hadden daar schoe nen bij met gespen en later schoe nen van zacht leer in de kleur van hun pak. Een jongen zag er, tot hij een jaar of vier was, net uit als een meisje, wèj met een lange broek, maar daaroverheen droeg hy dan een soepjurk met een uitgesne den hals en een vrolijke sjerp En dat bleef nog lang_ zo. Nog in 1825 kon je een kleine jongen misschien alleen aan zijn kortere haar herken nen en dan zag bij er, als hij een paar jaar ouder was, in eens uit als een miniatuur-heer, ook al was zijn kleding dan wat makkelijker dan die van zijn vader. Het is niet bepaald zo dat je kan zeggen dat de mode steeds practi- scher en makkelijker werd. Er kwam wel telkens iets bij dat bleef en dat een verbetering was, maar er zijn toch iedere keer weer rare grillen geweest, die een tijdje duur den en dan ineens weer verdwenen. Er werden bijvoorbeeld wel nieuwe broeken uitgevonden, nu eens een soort van driekwart korte broek, dan weer een soort van plusfours en zo omstreeks 1B55 de eerste korte broek. Kan je je voorstellén dat voor die tijd een jongen nog nooit met blote knieën had gelopen? Tegen 1850 droegen de jongens al V, laarzen met elastiefce zij dat werden veel later rijg laarzen en in 1840 droegen ze knie kousen die in alle kleuren van da regenboog waren gestreept. En dan de haren! In 1825, in 1360 en in 1870 hebben ze jarenlang lange krullen gehad, 't laatst met ponme tot in hun ogen. Wat moet dat lastig geweest zijn: 's avonds papillotten en dan 's ochtends uit kammen en oprollen langs een stokje! O. er waren zoveel dingen die jullie raar zouden vinden. Stel je voor dat je een kort jasje droeg met een heren vest er onder. Of een geplisseerde kraag tot onder je oren. of korte met kant afgezette mouwtjes aan je bloes. Stel je voor dat je een wit pak met een ronde plooikraag aan had, een groen jas je, met rode knopen, witte kousen en rode slofschoentjes. Of een bol hoed op je hoofd, een enorme ba ret met een even grote, klep, een klein rond dopje met een struis, veer erover heen. Een jas die over al met repen bont was afgezet, of een mantel met drie capes en daar onder hoge slobkousen. Kun je 't je voorstellen? Kijk maar naar het plaatje. De kinderen zelf vonden het toen allang prachtig, want sPe- len konden ze best in dfe kleren. IpR waren eens drie apothekertjes, -V Dïe_ werkte?,i de hele week Met potjes en poeiers en bekertjes In Goee'in de apotheek. Totdat ze verklaardenop zeven April: „En dit is de laatste pil!" „Wij laten het lekkertjes waaien! „Wij kunnen geen poeiers meer zien „Wij willen geen pillen meer draaien! „En weg met de aspirien! „We willen gaan varen, we «jilfen naar zee, „We willen naar Nieuw Guinee Ze gingen een bottertje kopen, Maar 't eerste was veel te licht. Hst tweede teas veel te open Het derde tca# veel te dicht' Ze vonden geen enkel klein bottertje goed, Toen. namen ze maar een hoed. Daar voeren ze dan op de Schelde En waren geen ogenblik bang. Want hoeden vergaan er maar zelden, Dat wisten ze al zolang! Ze poeren drie nachten by donkere maan Toen spoelden ze einde tijk aan. Ze stonden verwonderd te kyken, Was dit nou wel Nieuw Guinee? Die huisjes en boompjes en dijken? Ze riepen: „Kijk nou toch 's, hee! „Daar loopt onze melkboer, daar zit onze poes! „We zijn weer terug in Goes!" Nu maken die drie apothekertjes Weer poeiertjes tegen de koorts, En zalj in potjes en bekertjes. En pilletjes enzovoorts Ze hingen de hoed eau de port-muwtoo! En dat was dan dat, ziezo! ANNIE M. G. SCHMIDT Van de week, met bet mooie weer. h"b ik can uurtje m het mollige gras gelegen, tegen de glooiing van een dijk. Het was rustig in het wij de Hollandse land en stil. maar saai was het er met. Daar zyn al tijd weer de vogels, die door hun gedrag en schone vliegkunsten een voudige mensen, uren kunnen boei en, Ik heb geluisterd naar de zwa luwen, die ovep de dijk heen en weer scheerden met kleine zwen kingen en korte wendingen, en ge probeerd te verstaan wat ze zei den. „As net!1* riepen ze en op een gekke manier „prl". Ach, het lukt je nooit met klinkers en mede klinkers vogelgeluiden precies na te maken. Er waren nog vele andere vogels: visdiefjes, kap- en zilvermeeuwen, blauwe reigers, karakieten en wei devogels, Dat gaf veel vertier in het land en in mezelf. Toen kwamen de aalscholvers Hoog in de lucht kwamen ze aan- wieken, rustig en beheerst, zoals iemand, die het vak verstaat. Ik denk dat het bewoners waren van de aalscbolver-kolonie m het Naar- derfneer. Ale steeds vlogen ze hoog' dat doen alle vogels, die door de mensen jarenlang zijn vervolgd. Vooral in het verleden is de mens verschrikkelijk tegen de aalschol vers te keer gegaan, omdat deze van vis leven en de vissen, die de aalscholvers vangen, vangen de vissers niet. Aalscholvers zyn dus smerige dieven? Zo ligt de zaak toch niet; 't is helemaal de vraag of ze schadelijk voot de roansen zyn. Het was een lust het dalen van die prachtige vogels te zien; dat gaat In een wijde spiraal, in een fraaie duikvlucht. Niet dadelijk op het water, zoals je dat bjj een eend wel cans hebt gezien. Neen, ze wie ken nog een paar tellen langs de oppervlakte en strijken dan neer. Dan begint het vissen: ze duiken plotseling zonder geplens. Geloof me: aan het duiken van vogels zit meer vast, dan je oppervlakkig meent. De veren houden een lucht laag om het vogellichaam vast; zou je een vogel onder water duwen en weer loslaten, dan floept-ie als «en kurk naar boven. Tóch duikt de aalscholver vlot onder, blyft onder, zwemt rond en grijpt daarbij een vis. Probeer het ook eens en dan met een zwemvest aan! „Mijn" aalscholvers doken niet zonder succes; door de kijker zag ik de schubben van de gevangen vissen blinken. Handig werd. de vis in de bek gedraaid. Ik krijg altijd deindruk, dat de vogel dan ook op slag is vergeten, zoeven wat te heb ben ingeslikt. Zo'n dorp aalscholvernesten Is aardig om te alen. te horen en.... te ruiken. Een groep bomen draagt de nesten, gebouwd van stevige fakken; erin liggen de groengrijze ..lange*' eieren. Meestal sterven na een tijd die bomen, van onder tot boven zijn ze, als met kalk over goten, door de uitwerpselen bevuild. Vroeger, en misschien in China nog wel, werden aalscholvers door vissers gebruikt voor de vangst. Die aalscholvers kregen een ring om de hals: zo werd het doorslikken van de vis voorkomen. De vogels werden er op afgericht vissen te vangen en netjes aan boord te bren gen, Er moeten heel ondeugende dieren zijn geweest, die geen zin hadden aan boord te komen; tot groot vermaak van de kijkers deed de eigenaar dan de gekste dingen om znn duikende slaaf weer terug te krijgen. - HENK VAN LAAR Kü alle klachten, die er over de »s- teriele welstand van liet schaak leven worden gehoord, kan r.iet worden vergeten, dat belangstelling voor althans schaakpersonen van beteken-s met zel den in. klinkende munt tot uiting Is ge komen. In de communistische landen organiseert de staat voor zijn beste schakers de een o£ andere carrière, die hun ttjd genoeg beschikbaar laat voor het bovendien volgen van *cn fiChaak- carriere. Capablanca genoot smds znn 23«te japr het salaris van een diploma tieke betrekking, die de Cubaanse rege ring hem had aangeboden hu wijze van jaarwedde. Een dergelijk voorrecht ge niet Arturo Pnmar in Spanje, totdat hij de leeftijd van 26 jaar zal hebben be reikt Paul Keres' studie in Estland ls indertijd van hogerhand bekostigd Hef -Nederlandse schaaknv Wiek financierde voor dr M. Eu we zeven twee-kampen met grote schaakmeesters Lssker dank te een onbezorgde oude dag aan zitn trouwe be wonde raa-s. Smds een Jaar behoort ook S, Reshev- sky tot deze kleine groep van bevoor rechte schaakmeesters Door in znn naam een fonds te deponeren hebben of vijf doljarkonmgen hem de bron de muze van Cajssa Dit schijnt zlm Echaakactivlteit nog geenszins te hebben aangewakkerd. In de zomer var. 1931 behaalde hij een overwinning m de New Yorfcse twaalfkamp met Euwe. Naidorf en Fme en enige maanden later onttroonde Evans, no. 5 in die twaalf- kamp, hem als kampioen van de Ver enigde Staten Dat is alles tot nu toe Uit deze nieuwe periode van Reshev- eky's echaakJoapbaan volgt hieronder een knappe meesterpartij. Wit: Zwart: A. Blsguier S RoEhevsky 1. d2—d4, Pgöf6, 2. c2c4. e7—e8: 3, Pgl—f3, d7dS; 4. 5Pbl—c3, e7—c5 {Tarracch zou glunderen, als hy kon zien hoe zyn veelgesmade verdediging is herleefd. Vooral nu Bisguier er zo v"0. schuchter tegen optreedt In plaats van met 5 LgS zwart voor zyn vroegtijdige invloed ia het centrum te betwisten zonder vereenvoudigingen voor het grij pen te leggenJ, 5. c4xd5, Pf6xd5; 6. ei— e4. Pd5xc3; 7. b2xc3, e5xd4; 8. c3xd4. Lf8 b4t; 9Lel—d3, LMxd2r. 10 DdlxdZ 0_q (wits pionnencentrum is een doel wit voor de vijar.delyke officieren maar biedt voldoende terremvoordee) voor de bouw van een aanval. De kan sen rijn ongeveer gelijk; II. Tel ver richt even goede diensten voor het be veiligen van d4 als dadelijk II. Le2 en dan 0—0 en Tfdl), II. Tal—cl, Pb&—cfi, 12. L£1e2, Dd8—£6 (12DbS. 13 C~C, TdB, 14. Tc4, Ldl, 13. Ld3 gevolgd door Tbl zou zwart geen blijvende druk hebben opgeleverd), 13. e4—e5 (waarom zo haasttg zelf het doelwit d4 bestendi gen? Met 13. 0—4, Td8, 14. Tc4 had het probleem op zijn scherpst kunnen wor den gesteld en dan was e4e5 eventueel pog altijd ter beschikking geweest), 13. ,D£<5—*e7. 14. 0-0, Tf8dB. 15. Tfl— dl (bezetting van d6 met het paard zou 113. e4—e3 kunnen rechtvaardigen, masr 1 is met goed uitvoerbaar, vsrgeltjk 15. Tc4, Ld?, 16 Dc3, Le3, 17. Fd2. Dd7l), !5. LcS—d7. 16. P£3—g5 (toch was de gevechtswaarde van wits troepen nog niet tot nul teruggebracht. Dadelijk 16. Le2—d3— e4 of zelfs eerst 16. Tc4, Le8, 17. Dc3 zou zekere verdiensten heb ben gehad, Iji plaats daarvan, gaat wit nog meer ttjd verspillen aan nutte loze uitvallen, verliest bö gebrek aan gelegenheid tot manoeuvreren, voortdu rend belemmerd door de zorg voor vel den op de d-Jijn, alle invloed en wordt tea slotte tot machteloos afwachten ge doemd). 16Ld7—e8. 17. Le2~-d3, 1.7 h6, 1B. Fg513. Pc6—b4, 19. Ld3—bl. LeSc€ (zijn bedoelingen zijn eenvou dig: bezetting van d5. vereenvoudiging langs de c-lyn of waar anders ook. en oprukken met zun meerderheid op de vleugel). 20. Ff 3el (veel beter toch al tijd nog 20. Tc4. Lf3 21. g£3:. Fd5. 22. Le4, Dli4; 23. Kul. resneet. 20 W, PdS, 21. Tc5, respectievelnk 23. Tc4. a5, 21. Pel enz. Doordat wit niet werkelijk slag levert staat de party op een matig peil. al Ls zy wel bijzonder leerzaam). 20 LcS— a4, 21. Lblc2 (21. Pc2. Lc2:, 22. Lc2:, Fa2: kost wit een pion. Na 21. Lc2 In de figuur moeten woor den ingevuld worden met een betekenis als hieronder om schreven, Wanneer de juiste woorden ingevuld worden, kunt ge op de beide aangege ven verticale kolommen, van boven naar beneden lezende, een spreekwoord vinden. 3. „Hoofdstad van Europa"; 2. Terugkaatsen; 3. By vergis sing; 4. Geslaagde voor net doctoraal examen; 5. Stengels ener korensoort; 6. Delfstof- kunde; 7. Dorp ten Zuiden van Groningen; 3. Lichaamsdeel aan de rechterzijde van een dier; 9. Rookkanaal: 30. Pol ders die zyn uiigeveend; 11, Volksvoedsel; 12. Vandaag tussen 12 en 18 uur; 13, Klein eiland in Zuidholland; 14, De grijze kleur van zeker metaal; 15. Dorp bij Haarlem; 16. Een gevolgtrekking maken; 17. Kennis der lichaamsmisvor mingen; 18 Rubber; 19. Een der echtgenoten van Hendrik VIII; 20. Dar; 21. Grootouder; 22 Een lach op het gelaat hebbend; 23. Voorval; 24. Tes ten; 25. Lodewijk XIV. Kunt ge niet alle woorden vinden maar wel het gevraag de spreekwoord, dan is toch. het doel bereikt! Oplossing puzzle: Meneer Nwon prijs in de loterij De namen der cadeaux zijn: 1. verfdoos; 2. zakkammetje; 3. actentas; 4. stormaansteker; 5, filterpot; 6. poederdoos; 7. haardfauteuil; 8, uurwerk- trein; 9. portefeuille; 10. kou senétui; 11. polshorloge: 12 vulpen; 13. toiletzeep; 14, ganzenbord; 15, schemerlamp; 16. mondorgel. De familienaam luidt: van Nieuwenhuizen. daarentegen zoü 21...,. Lc2:, 22. Pc2: Fa2:. 23. Tal zwart een stuk kosten). 21. Pb4xc2. 22. Pelxc2. Ta3cS, 23. Tdl —el (via dit tactische intermezzo zijn de zwakten d4 en d$ nog erger geëx poneerd geraakt dan zij a] waren). 23. Tc8c4, 24 Fc2o3 (er dreigde Dc7 of Lc2: naar keuze). 24. Tc4»d4. 25. Dd2—a5, La4—c6, 28, Da5xa7, Td4—a4, 27. Da?—b6, Ta4xa2. 28. Tel—dl, TdB— d2, 28. Tdixdï, Ta2xd2. 30, h2—b3, De7 gS, 31. Fe3g4 (wit stelt nog kleine val strikken zoals 31. Tf2-, 32. Tc6: res pectievelijk 31. h5, 32 De3 ofschoon de laatste alleen tydeiyk uitkomst zou heb ben gebracht. Beshevsky zorgt voor een onberispelijk besluit), 31Td2d5. 32. Tel—C4, )32 Tel dan 32 - hS 33 De3. De3', 34 Pe3". T»5;. <Zie ook 32 Tfl hd, 33 f4, D1J4, 34. Pe3. Td2 em.>. 32 Td5xe5. 33 f2—f4, Te5—«It, 34. Kgl—f2, Dg5. 35. Tc4—d4. Tel—bl, 3fl. DbGxbi. Dd5xd4T, 37. Kf2g3, h6—h5, 38. Pp4— eS. b5h4*. 39 Kj23xh4, Dd4x£4b 40. Pe5 g4. f7—£8, 41. «2—g3, Di4—d4. 42. Dbï a2, D<34dBT, Wit geeft het op. urn PRINS li» Advertentie (1. M.J De Nationale Herdenking in Overveen AMSTERDAM De jaarlijks® „stille tocht" naar de er «-begraaf plaats te Overveen, georganiseerd door de commissie Nationale Her denking te Overveen wordt op Zaterdag 3 Mei as, gehouden. De deelnemers kenien die dag om 18 uur byeen in de garage van Pu blieke Werken te Overveen, waar ds D. Ringnalda en pater C. Tyna- gel O.FM. zullen spreken. Na af loop. om 18.55 uur, wordt de stoet geformeerd .die van de Brouwers kolk weg naar de erebegraafplaats vertrekt. Vlaggenconflict tussen Indonesië en Monaco DJAKARTA tndonssiï en Monaco hebben dezelfde vlag «n. Monaco heeft daartegen al gepro testeerd. toen Indonesië zelfstandig werd. Het conflict wordt nu acuuï omdat Indonesië zal deelnemen aan het hydrografische congres te Monaco en daar de natievlaggen zullen worden uitgestoken van net congresgebouw. Indonesië heeft nu voorgesteld, dat de beide rood witte vlaggen elk aan een uiteinde Van de vlaggenrij zullen worden geplaatst. Wijziging van de Indone sische vlag is niet mogelijk, omdat zij grondwettelijk is vastgesteld. Stagnatie in Indonesische havens door stakingen DJAKARTA De vakbonden van havenarbeiders hebben door hun anti-overwerk-actie, die thana reeds twee weken duurt en. door plotseling geproclameerde „sit- down"-stakingen van een uur in ds haven van Priok een situatie doen ontstaan waarvan, volgens zegslie den in scheepvaartkringen, de ge volgen niet zijn te overzien- Na de ophoping van goederen van verle den jaar, is er thans teen ophoping van schepen ontstaan, die zich voor de ingang van de haven van Priok verdringen. Op 15 April waren het er 23, waaronder de „Louis Pas teur'' met een lading regeringsrijst, waaraan dringend behoefte bestaat. „Je weet toch wel wat ze zeiden over die tekens bij de haven?" zei Jan, terwijl hij Suze de boomstronk met het witte kruis liet zien. „Nu, dit is er een van en het andere Is die tak, waar een.stuk schors af is. De Amazones kunnen de haven binnenkomen zonder dat ze zich druk maken om de rotsen, door deze twee punten in het oog te houden, Kapitein Nannie heeft het mij laten zien. Het is heel eenvou dig als je weet hoe het moet. Msar in een echte haven zitten er op zulke tekens lichten, zodat de schc pen in het donker hun weg vinden kunnen. Ik ga lichtbakens aanbren gen, dan kunnen we een nachtaan- val doen op „De Amazone" en de weg terug vinden, hoe donker het ook .15.'* Hij sloeg een spijker midden In het witte kruis in de boomstronk en hing er een van. de lantaarns aan, Toen gingen hjj en Suze naar de voet van de boom met de gevorkts tak. Maar deze zat hoog boven hun bereik. „Klim je naar boven en hang jo een lantaarn er aan?" vroeg Suze. „Neen, stuurman, Het heeft geen zin om dat te doen, want dan zou den alleen jij en ik er bij kunnen klimmen om hem aan te steken We moeten hem ergens hangen w-aar we hem allemaal kunnea aan steken „Behalve Rutger", zei de stuur man. „Hij mag geen lucifers gebrui ken". „Dat is waar", zei Jan, „Hij hoeft r.iet lager te hangen dan de hoogste tak waar Tittie bij kan komen- Maar als we hem te laag hangen, hebben we er niets aan. We moe ten hem boven de struiken uit kun nen-zien. Ga jy naar de haven en blijf achter de stronk staan, zo dicht by het water als je kunt." Suze ging tarug en stond achtei de boomstronk, die zich op onge veer tien meter van de waterkant a£ bevond. Zij stond vlak bij het water. „Kun je de gevorkte tak zien?' riep Jan tegen haar. „Ja" zei Suze. Hij legde zün hand op de stam van de boom, zo hoog als hii kon. „Kun je mijn hand zien?' Uit het Engels vertaald door „Ja". „Nu nog?' Hij bewoog zijn hand langzaam omlaag langs de boomstam, „Nu niet meer", zei Suze. Zhn hand ging een eindje om boog. „Nu kan ik hem weer zien," zet Suze, „Blaas op je fluit voor Tittie," zei kapitein Jan en stuurman Suze deed dit. Tittie en Rutger kwamen aangerend. Jan hield zijn hand op de plek, tot zij b'j hem waren. Toen vroeg hij Tittie of zij er by kon. Het gelukte precies. „Goed." zei kapitein Jan. „Waarvoor is het?" vroeg Tittie. Kapitein Jan gaf geen antwoord. Hij sloeg een spijker in de stam vlak boven de plaats waar hij zijn hand had gehouden. Toen hing bij de tweede lantaarn er aan. „Probeer nu eens of je de lan taarn kunt openmaken," Matroos Tittie ging op haar te nen staan en maakte de lantaarn open. „Maar waar is het voor?" vroeg zij. „Dat zal je zien. zodra het don ker is." zei kapitein^Jan, „Ik kan er niet by," zei Rutger, nadat hij het geprobeerd had. „Dat hoeft pas als je lucifers mag gebruiken," zei de stuurman, „en tegen die tijd ben je groot genoeg." Zodra het donker begon te wor den was de hele bemanning van „De Zwaluw" weer bij de haven. Jan gaf de matroos rie lucifers en 2ij stak belde lantaarns aan. ter wijl de scheepsjongen toekeek. Toen gingen ze alle vier aan boord, „Rir*g*r moest eigenlijk in bed liggenzei de stuurman. „H«i >-" niet lang duren," zei kapitein Jan, „en wij kunnen bem niet alleen laten." „Ik heb trouwens helemaal geen slaap," zei Rutger, Zij roeiden weg over het meer. Het werd snel donker. Er glinster den sterren aan de hemel. Uilen krasten. De oevers van het meer verdwenen onder de heuvels. Zij konden de omtrekken van de heu vels zien, grote, zwarte vormen, die omhoog staken naar de ludht vol sterren. Toen werd de hemel door wolken bedekt en konden zij zelfs niet meer-zien waar de heu vels eindigden en de lucht begon. Plotseling zagen zij hoog in het donker een heldere vlam flikkeren. Toon nog een en nog een en toen was er een fel licht, dat boven een rookwolk straalde. Ze keken er allen naar, alsof zij naar een Dein raampje, hoog in een zwarte muur keken. Terwijl zij keken sprong dc gestalte van een man midden in de rook. een zwarte gestalte, die druk met tets bezig was en op de vlammen sloeg. De vlammen doof den uit en het was alsof er een luik was dichtgegaan voor het kleine raam. Toen laaide er een nieuwe vlam op en weer zagen zij de man en toen doofde ook die vlam,'net als de andere en was er alleen nog maar duisternis. „Het zijn wilden," zei Tittie. ..Ik wist wel, dat er een paar in. deze bos sen zouden zijn," (Wordt vervolgd.) door 10 Dat men de Schoonheid standjes kon geven! „Een standje, ja. En ik zat me af te vragen hoe ik vluchten kon. Ik kijk om me heen en ze is...." Een handbeweging bepchreef de magische- verdwyning, „Maai een standje!" zei George. „Moet u zich daar druk om ma ken?" „Ja, dat moet ik weL Ik woon bij haar in huis." „Krygt u last met haar?" „Ik denk. dat ze wel terugkomt Toe. gaat u alstublieft even om dc hoek zien of er een ongeluk ge beurd is!" 4 Uit die richting kwam een fietser aanrijden. George riep hem aan. „Is er om de hoek een ongeluk ge beurd met een rytuig?" De jongeman staarde George aan. „Je grootje!" riep hy, en fietste door. George vertaalde het „Dat bete kent nee. Denkt u, dat u naar de hoek kunt lopen als u my een arm geefi?" Volkomen natuurlijk stak ze een witgehandschoend handje onderzijn arm door. De aanraking deed hem sidderen. „Een net meisje zou zoiets niet doen bij iemand, die z® helemaal niet kent", zei ze. George drukte zyn arm wat vas ter aan zyn lichaam om de druk van het handje beter te voelen. „Er wordt trouwens toch al be weerd, dat ik helemaal niet netjes ben." „Wie beweert dat?" Ze gaf geen antwoord. Hij zag haar mondje trillen: een schaduw over haar ogen vallen. Zachtjes drukte z'n elleboog weer haar bandje. Hij beschikte niet over mooie woorden. Onze George was m dit opzicht geen held. maar een alledaagse jonge man. die slechts de meest alledaag se woorden tot zyn beschikking had. „Vertel me eens wat er aan scheelt", vroeg hy. „Wat er aan scheelt? Zou u"niet vinden dat er wat aan scheelde als u zo juist uit een rijtuig was ko men tuimelen?" „Maar een ogenblik geleden lach te u nog." Hij keek haar aan, maar ze wendde baar gezicht af. ,.Nou ja, ik geloofHij deelde haar met mee wat hij geloofde. Ze keek op. Haar lieve gezichtje zag rood. Haar oogleden knipper den; haar mondje trilde. „O," zei ze. „O ja, en ik weet met waarom, Ik geloof, dat ik. Ze probeerde te lachen. Maar het ging niet van harte. „Ik geloof dat ik ga huilen....** Onze onhandige George kon al leen maar zeggen: „Kan ik u mis schien helpen?" Ze bleef slaan en trok haar handje uit zijn arm terug, „Nee, u moest maar weggaan. Toe, ga alstublieft weg! O, ik schaam me dood dat ik me zo aanstel." Ze deed so ongelukkig, dat George onmid dellijk naar verontschuldigingen voor haar ging zoeken. „Maar u hebt geen reden om u te schamen," zei hij. „U hebt een BVontuur be leefd en het is heel natuurlijk, dat u wat in de war bent!" Het luchtte haar op te merken, dat hij haar verkeerd begrepen had. „Ja. een avontuur," zei ze. „dat is het. Ik heb in jaren geen avontuur gekend on het is dus heel bcgrypelyk. datMaar ik heb heus liever, dat u weggaat. Als mijn.... mijn vriendin u bij me zag zou ze boos worden, o ja, heel boos." „Maar waarom? Ze heeft u zien vallen. Ze heeft gezien, dat ik u opgevangen heb." .,U begrijpt het niet. Ze is eigen lijk niet mijn vnepdin. Ik werk by baar. Tk ben kindermeisje," De vrolykheid. die nooit diep achter die blauwe ogen verborgen lag, kreeg ook nu weer de overhand. Ze ging verder: „Geen gewoon kindermeisje. Ik word zogenaamd, by diet gezin gerekend, maar dat Is juist het erge. O. het is 20 verne derend. Ik leer maar heel lang zaam de regels waar ik me aan te houden heb, maar dit weet ik heel zeker: ik mag niet uit een rijtuig vallen de moeder van de kinderen alleen achterlaten." „Maar ze heeft nog minder aan u als u hier met een pijnlijke en kel blijft staan, dat begrijpt 11 toch wel? Ik moet bij u blyvcn of u naar huis brengen." Toen ze antwoordde was haar stermr '""g weer veranderd. Dit was inderdaad een avontuur en ze bad in jaren geen avontuur gehad. Ze herinnerde zich de dagen, waarin een sympathiek gesprek als dit met George heel normaal was, in het verlegen meeleven van George vond ze haar jeugd terug. „Ik ben er u heel dankbaar voor, dat u de wilt helpen,*' zei ze. „Heus. u moet niet denken, dat ik ondankbaar beo. Maar het is toch. beter, dat u weggaat. In mijn po sitie ben ik niet vrij om te doen. en te laten wat ik wiL Begrijpt tl me?" Haar stem beefde ietwat, toen ze herhaalde: „Begrijpt u me?" „Ja," zei George, „ik begrijp het" n Dit was alles, wat er bij die eerste ontmoeting gebeurde. Een rijtuig zwaaide de hoek om en hield bij George en het meisje stil In het rijtuig zat een dame met een gezicht als een onweerswolk. De koetsier riep: ,Jk wist» dat het goed afgelopen was. juffrouw!" Hfj wendde zich tot de dame in het rij tuig en herhaalde: „Ik wist, dat het in orde was, mevrouw.^' De met „mevrouw" aangesprokene complimenteerde hem niet met zyn voorzeggende geest. De koetsier sloot het raampje weer. Hfj knipoogde te gen George en zei achter zdjn baad; „Ze heeft 'era zwaar zitten." Het meisje liep op het rijtuig toe. In haar opwinding vergat ze haar pijnlijke enkel. „O", riep ze, „ik ben zo bly. dat u niets overkomen is!" De dame met de onweerswolk zei; „Stap in alstublieft. Ik heb een. ern stige schok gehad." „Deze meneer.Het roetsj® draaide zich half om naar George. ..Stap in zeg ik! Onmiddellijk!" Het meisje werd vuurrood. „Ik dank u nogmaals", zei ze tegen George, en zette zich. toen naast de donderwolk. De dame wierp het portier dicht, maakte naar George een buiging, die meer weg had van een messteek, en commandeerde: „Doorrijden, koet sier!" George liep op de koetsier toe, stopte hem een geldstuk in de hand en vroeg: „Naar welk adres?" De man boog zich voorover. Om standig knipogend antwoordde hij: ..Palace Gardens nummer veertien, St. John's Wood". En hij liet zijn zweep knallen. ZESDE HOOFDSTUK WAT DE ONTMOETING MET EEN HELDIN TEWEEGBRACHT George ging die middag niet meer naar het ziekenhuis. Hy bleef staan kyken tot het rijtuig uit het ge zicht verdwenen was, wandelde toen terug naar Waterloo en nam de trein naar Paltley HilL Zijn geest zweefde in hogere sferen. (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1952 | | pagina 7