KRUISWOORD-ANAGRAM Juffrouw Steketee en de leeuwen Kikkerdril moet niet in een jampotje ROOS— SARON niet moei Kinderrepubliek in Frankrijk ARTHUR RAMSOME van A. S. M. Hutchinson Zaterdag 17 Mei 1952 rs dat het bullekopje by zijn. groei TJ/AT zeg je hinders? Willen jullie in het bos gaan spelen? wr Ik heb er niets op tegen, hoor! Het kan me heus niet schelen. 't Is niet om 't een oft ander, hoor, ifc zeg alleen maar dit: Denk toch can juffrouw Steketee, die op dit plaatje zit'. Zij ging te ver het bos in. Op een middag «a de thee En hyfcp dat tuas nou 20 verkeerd van juffrouw Steketee. Want wie te ver het bos in. gaat, verder haiuertoege. Die komt de leeuwen tegen, ja, die komt de leeuwen tegen. En zij natuurlijk ook, dat spreekt. Ze was van huis gegaar „Kom," dacht ze, „lekker wandelen, met mantelpakje aan Nietwaar? Do's heel gewoon, dat denk je dan in zo n geval,' Maar ja, ze ging te ver het bos in. En daar had je 't al. Eén leeuw is nog tot daar aan toe, maar 't waren er zoveel! Ze kwamen met z"n zessen, grommelebom, uit het struweel. Ze hadden daad'Hjk reuze trek in juffrouw Steketee Maar of het wel genoeg zou zijn, genoeg voor het diner? Of was het meer een toetje? Kijk, dat vroegen ze zich af. Die arme juffrouw Steketee stond stok èn stijf en' paf! Ze dacht Keel snel: „Wat moet ifc doen? Wat doet men tegen leeuwen? ,,'k Zal net doen, of 't gewoon is, en ifc zal vooral niet schreeuwen." Toen nam zij uit haar tas een boekt van aardrijkskundeles, Dat had zij altijd bij zich, zij was onderwijzeres. Ze las hardop: ,JEn hier komt binnenkort, het Rijnkanaal De leeuwen gingen zitten, op hun hurken, allemaal, ,,De spoorlijn Vlissingen—Breda, loopt over Krabbendijke'V De leeuwen zaten heel aandachtig en geboeid te kijken. Ze hadden dit nog nooit gehoord. Ze giebelden tesamen. Ze lachten zich een ongeluk om aï die gekke -namen. „Ett hier," zei juffrouw Steketee, „en hier ligt Medemblik''. „Hi, hi," zeiden de leeuwen toenen lachten zich een mik. Ze gierden en ze sloegen zich al gierend op de knieën. Dat was, waar juffrouw Steketee nu op gewacht had, zie je, Heet stiekem- is ze opgestaan en met het boek nog open, Ging zij aan 't lopen, lopen, lopen, lopen, lopen, lopen! De leeuwen keken haar nog na en riepen heel bedroefd: „Ga noiz niet weg, juffrouw Steketee, wij hebben u nog niet geproefd! Maarweg was jufrouw Steketee, ze was allang uit *t woud! Tot slot één goede raad, zorg dat je die onthoudt: „Ga maar gerust het bos in, net als juffrouw- Steketee, „Maar neem voor a lie zekerheid je aardrijkskunde mee ANNIE M. G. SCHMIDT ZU'ver plantaardig en la vei kamen onirhadeli'it, IBBC9 ook bij langdurig gebruik I 16*3 TJsattS «ok in Baltaod Ytrknigbaj tn Apa&wIm «nOss^StltiQ» „Bruut! Je bent een bruut!" zet ze. Hij probeerde nog eenmaal baar ie grijpen, maar ze ontweek hem. Hij viel op de bank terug en zij vluchtte het pad op. dat Angela en David hadden ingeslagen. Bob zat baar nog na te staren toen hij een hand op zijn schouder voelde. Hij beek op en zag een. slanke jongeman met een fris. ge zicht, die hem allesbehalve vrien delijk aankeek. „Hoe is uw naam?" vroeg George. „Wat hebt u daarmee te maken?" De vraag van George was 'nog beleefd gesteld geweest hoewel, het duidelijk was, dat hij zich beheerste. Nu ontstak hij in. woede en zijn ogen begonnen te vlammen. Hij greep de ander steviger vast „Daar heb ik heel veel mee ie maken," riep hij. „Heet u Chater?" „En wat dan nog! Laat me los!" „Loslaten?" Ik heb er weken naar verlangd je in mijn knuisten te krijgen. "Wat heb je met juffrouw Humfray uitgevoerd?"' „Laat los, zeg ik' I5 ze een vrien din van je?" George brieste: „Ze is mijn ver loofde." Hij kon zich nu niet lan ger bedwingen. Zyn vrye hand kwam zwaar op zyn tegenstander neer. Bob was van nature geen vech tersbaas. maar laf was hij nu ook weer niet. Wat hij hier ondervon den had was voldoende om hem de strijd te doen aanbinden. Hij sprong op en gaf George een. slag op de kaak. dié hem wankelend op het pad deed neerkomen. Het was een flinke slag. een slag, die de stryd had kunnen beslech ten als hij beter geplaatst was ge weest. Een ring aan Bob's vinger wond de het vlees, waar de" vuist te recht kwam. en hij uitte een kreet, toen hij George zag wankelen en het bloed langs zijn wang zag Stro men. Het was geen goed voorbereid gevecht, dat nu. volgde. Hier sprak alleen het instinct om te wonden, zich vast te grijpen en nieuwe sla gen toe te dienen. Gewrge had de strijdlust .doen ontwaken. Tot nu toe had 'hij dit gezicht nooit voor zich gezien, maar dagenlang, had hij- het gezien In zijn verbeelding. Nu hij het in werkelijkheid voor zich zag ën het kwam vrijwel overeen met het gezicht, dat hij zich had voorge steld r- ging hij er op af als iemand die, door een touw tegen gehouden, plotseling vooruitschiet als eerv mes het touw doormidden snijdt. (Wordt vervolgd! 'daqospuatxA. ap uaxuaqcsaS atiteoï

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1952 | | pagina 9