ihss
„Bij vergissing" bracht Sint
Nicolaas 2 nieuwe fietsen
rf
Het onbewoonde eiland
De schoen van meneer
Van den Berg
Nu eens een kruiswoordraadsel
Voor onze
schakers
Voor onze dammers
PIMNAM GEEN HALVE MAATREGELEN
POIROT SPEELT
I BRIDGE
.,c>„
Sinterklaas is
verkouden
GESLAAGD dank zij
AGATHA CHRISTIE
Zaterdag 6 December 1952
'T OEN Pim's
vader voor
zaken een. reis
moest maken, die
wel langer dan
een jaar zou du
ren, gingen Pim
en zijn moeder
die tijd naar opa
in Friesland, Opa
■woonde in een
dorp, een paar
KU.am.eter van
Jjeeuwarden, en
pim moest elke
dag met de bus
naar de stad, want
de school in het
dorp was niet ge
schikt voor ktn-
deren, die na de
zesde klas naar
de HBS moesten.
Hii ging samen
met Arjen van
de dominee.
Er waren meer jongens in Pim Pim danste opgewonden rond en
en Arjens klas, die buiten de stad zong: „Dank je Sinterklaasje,"
woonden, maar de meesten kwa- Toen ging de bel weer. Het waren
men op de fiets. Pim had geen dominé en mevrouw en Arjen. Die
dat het daarom zo laat was gewor
den, en dat hij een fiets af moest
leveren, die uit Den Haag kwam,
waarop „Afzender: St. Nicolaas"
stond.
Pim en Arjen, allebei met hun
paar nieuwe schaatsen om de hals,
staarden de man onnozel aan. „Maar
ik heb al een fiets gekregen," sta
melde Pim toen.
„Nou. dan krijg jij dubbelop," zei
de man. zette de fiets in de gang,
tikte aan zijn pet voor opa. die
hem jets in de hand stopte en trok
de deur achter zich dicht.
Mot aarzelende handen begon Pim
de fiets uit te pakken. Hij had een
onplezierig gevoel, alsof hij erg
gulzig was geweest en iedereen dat
gezien had.
MAAR toen het karton er af
viel. zei Arjen spontaan:
„Oooo", en daar stond een prachtig
rood sportfietsje met een gebogen
glimmend nikkelen stuur. En aan
dat stuur zat een brief „Voor Pim"
„Beste Phn, je oma in Den Haag
vroeg me. of ik bij haar een fiets
voor je wil brengen. Maar nu ben
ik opeens bang, dat ik je_ zelf ook
fiets. 2iin moeder had flefceiï in kwamen de avond by hen; vieren; jjgj wOTdt^efSèr dat'^'dl ondê
gevaarlijk ge- dat was een verrassing, die moe- lk mo jiderda?d vergist
dag.
heb.
dan mag je deze fiets ruilen
Amsterdam veel te
vonden en de school was daar trou- der had bedacht,
•wens vlak bij huis. En Arjen had Arjen knielde direct ïn verruk- ~ör een electr'ische trein of voor
geen. fiets, omdat zijn vader geen king naast Pim en de jongens wa- iet anders dat je graag wilt heb-
gdd bad om or één te kopen. ren pas te bewegen in de kamer, ber ,e om'a brengt dat "dan wel in
En nu wilde Pim een fiets, Pim te komen toen opa zei, dat de fiets 0_de In ciJc j*eva) is nu je harte-
hield niet van halve maatregelen, mee naar binnen mocht. wens vervuld. Dag Pirn. St. Nic"
zoals opa zei. Als hij iets in zijn En toen speelden ze ganzebord, Wel wel" zei dominé, ..jij bent
hoofd had, dan moest dat gebeuren, waarbij de dominé de pot won en braaf geweest, dit jaar Pim. dat
Hij schreef daarom eerst een lange alle pepernoten zelf opat, en Zwar- nierk ik wel."
brief aan Sinterklaas, dat hij maar te Piet, waarbij opa met de Zwarte geloof eerder, dat Pim weet
één ding graag wou hebben, en dat Piet kaart bleef zitten. ge^n halve maatregelen heeft ge
was een fiets. Hij schreef ami zyn I mgij wilden Pim en Arjen hem nomen", zei opa. „Hè Pim?"
vader, die m Amerika was, dat hu J zv,aI.t schilderen, toen er alweer Pim ras er vuurrood en ongeluk-
alleen maar een fiets wilde hebben. heel lang en heel bard gebeid werd. Ids uit. Terwijl de anderen weer
Hü* ,-°? De jongens renden naar de deur en naar de kamer gingen trok h.j
,en!?Suï 3 ÏÏ5L5 °Pa herademde Deze keer stond er opa aan zijn mouw. „Denk je dat
hij schreef aan oma in TJen Ha a 7 een "mand op de stoep. Er Sinterklaas het goed vindt, als ik
dia informeerde wat Sinterklaas hing een kaart aén .Afzender: St. één fiets aan Arjen geef, fluisterde
bij haar voor Pim moest brengen Nicolaas". en er kwam geen eind hij
dat er maar een ding op de wereld aan de pakjes en surprises, die ..Maar de electrische trem dan
was, dat sari zijn geluk ontbrak; daar in zaten. Pim en Arjen wer- fluisterde opa terug,
eert fiets. Hij dacht, dat, als Sinter- yen per brief van de kelder naar „Ik heb al_ zoveel zei Pim. „Ik
klaas zo van alle kanten te horen dg zolder gestuurd, de dominé heb al een fiets en schaatsen,
zou krijgen, hoe graag hij een fiets moest op de keukentrap klimmen en „Ik denk. dat Sinterklaas het heel
wilde hebben, Sint de hand wel vond een prachtig boek op de lijst goed vindt", fluisterde opa
over zijn hart zou strijken en de van een schilderij, moeder moest m toen. en streek
fiets voor hem uit Spanje zou mee- gjazen buis van de witte mui- Pim over zijn
brengen. zon zoeken en ze griezelde van die haar.
Alleen aan zijn moeder zei hij, dat beestjes. Toen de mand leeg was. En nu stopt
hij graag schaatsen wou hebben, keerden de jongens hem voor alle de chauffeur van
-want hij W3s bang. dat 2ij Sinter- zekerheid op de kop en toen lag de de bus 'smor-
klaas wel eens zou kunnen schry- vioer vol houtwol en papierproppen, gens om acht
ven hem toch vooral die fiets niet Toen werd er voor de vierde keer uur niet meer
te Seven, want zijn moeder vond gebeld maar nu heel gewoon. En bij de halte,
zelfs de weg naar Leeuwarden ge- St. Nicolaas stond niet op de stoep. Want Pim en
vaarlyk. En diep in zyn hart was maar een heel gewone man van Arjen fietsen
hij ook bang, dat ze zijn wens on- een besteldienst, die zei, dat hij naar school, sa-
bescheiden zou vinden, al - had hij pech met de wagen had gehad en men.
dat natuurlijk voor geen geld wil
len toegeven.
IIP EN JANNEKE
„Die Jip lacht Janneke,
„ha ha, die Jip!"
„Wat is er dan?", vraagt Jip.
„Je hebt je schoen nog
staan", zegt Janneke, „bij de
kachel. Ik zie hem staan. En
Sinterklaas is allang weg!"
„Jip krijgt een kleur. Hij is
er zó aan gewend zijn schoen
te zetten. Hij kan het niet meer
laten.
„Vandaag is Sint er nog)
zegt hij, „Wie weet, wat hij nog
brengt."
„Nou," zegt Jip's moeder,
„heb je nog niet genoeg gekre
gen, Jip? Laat je trein eens zien
aan Janneke."
Het is een hele mooie trein,
Een trein met vier wagens en
met echte raampjes,
Janneke heeft een poppebad
gekregen en een fornuisje. Het
poppebad heeft ze meege
bracht, maar het fornuisje is
thuis.
IN de bus kwam die S December
be -----
klaas", zei hij.
(jGa dan maar gauw kijken", 2ei
het gesprek op Sinterklaasavond.
„Ik denk, dat ik een fiets krijg",
zei pün. Arjen keek treurig: „Dan „Kapitein Nannie zei, dat er een del ijk, dat daar gewoonlijk een boot
moet ik dus voortaan alleen met doodskop met gekruiste beenderen gemeerd lag. Aan het houten stei-
de dus zei ny.- .op het botenhuis staat", fluisterde gertje, dat langs de muur van het
„Vraag dan ook een nets zei Kapitein Jan. botenhuis liep, hing een grote en-
Pin^. „lk zie ze. Ik zie ze", riep Rutger. veloppe, fel wit in het licht van de
„Sinterklaas ziet me aankomen. „Houd je mond. Stil", siste de zaklantaarn.
door iyn ouwe ka-retje neen zaJt- telb ,tayl Zwaluw bewoog zich naar de muur
te* t w-i- Hoog boven de ingang van het toe. Rutger green de enveloooe,
„Je kunt het toch vragen hield grote open botenhuis zagen zij een r - h -
Pint aan. reusachtig doodshoofd en twee ge- J <*An mL
Maar Arjen schudde het hoofd; Kruiste beenderen, die zo groot wa- hLrSmP™itg g
hij vond het te onbescheiden, ren. dat ze wel van een olifant toor2a3m over*
pie avond, terwijl ze aan tafel hadden kunnen zijn. De kapitein en de stuurman be
zaten, werd er Jang en hard ge- „Kun je naar binnen kijken?" keken de enveloppe, bij het licht
fceld. vroeg kapitein Jan. van. de zaklantaarn. Er stonden met
pim vloog op. „Da's vast Smter- „Er ligt een grote boot in'
-i-aS" hli Rutger.
„Ja, dat hebben ze gezegd. Dat
zal de motorboot \ran de inboor lm- aiw<uu«iu.
pim vloog naar de voordeur, gen. zijn. Zou onze mast onder die Jan scheurde de enveloppe open.
Maar er was niemand. Teleurge- rand door kunnen? Kalmpjes aan Er zat een stuk papier in, weer met
gteld ging hij weer naar binnen nu, kalmpjes aan." een doodskop en gekruiste beende-
„Wat is dat nou?", vroeg opa. „Die De Zwaluw gleed het grote don- ren, ditmaal in blauw en daaronder
bel gaat toch niet vanzelf? Je hebt kere botenhuis binnen, terwijl Suze met rood potlood geschreven: „Ha!
jjatuurlijk niet goed gekeken. Laten haar riemen binnenhaalde. Ha!", in heel grote letters en daar
we maar eens samen gaan." „Daar ligt een roeiboot", fluister- weet onder de woorden: „De Ama-
Maar toen opa de voordeur open de Suze. zone-piraten" en twee namen; „Nan-
deed, zag bij ook mets. Hij stapte „Verder is er mets", zei Rutger. nïe Zwart, kapitein" en „Greet
naar buiten en Pim kwam ook op „De Amazone is er niet" Zwart, stuurman" dit weer met ro
de stoep staan. Toen zag hij, dat er Jan stond achter m de Zwaluw de letters.
tegen de muur een fiets stond. Hij en hield zich aan de rand van de Kapitein Jan dacht een. ogenblik
was helemaal in karton gepakt, motorboot vast. Hy haalde zijn zak- na.
maar je kon toch duidelijk zien, dat lantaarn tevoorschijn „Ze kunnen ,",Het is doodeenvoudig", zei hij.
het een fiets was. Opa droeg het het licht vanuit het huis met zien", „Zij hebben de boot hier ergens
Karretje voor hem de gang in en zei hij en drukte op de knop. op de rivier verborgen. Dat is een
pim begon dadelijk het karton er Het heldere licht dwaalde door oude zeeroverslist. Wij weten, dat
gf te wikkelen. En. daar stond ten- het botenhuis. Zy zagen een roei- zij met uitgevaren zijn, want we
glotte een mooie zwarte fiets, com- boot en de grote motorboot en ver- hebben de hele dag de uitgang be
pleit met lantaren en bagagedrager, derop een open plek. Het was dui- waakt. Kom mee." Hij knipte de
rood potlood een doodskop en twi
gekruiste beenderen op getekend.
Daaronder was met blauw potlood
geschreven: „Aan de Zwaluwen."
„Kom je eens een keer pan
nekoeken eten. Jip? Ik kan
echte pannekoeken bakken op
het fornuis".
„Pas op," zegt Jip, „ik ben
Jip niet, ik ben Sinterklaas."
Hij gaat de kamer uit en als hij
terug komt, heeft hij een lange
baard.
„Zo, meisje" zegt hij, „ben
je zoet geweest?"
„Ja, Sinterklaas," zegt Jan
neke.
„Heb je je bord leeggege
ten?", vraagt de kleine Sinter
klaas,
„Ja," zegt Janneke, „maar jij
hebt zelf je bord niet leegge
geten,"
„Wè! waar," zegt Sinter
klaas.
Nietwaar," zegt Janneke,
„ik heb het zelf gezien. Sinter
klaas eet zijn bord niet leeg.
Ha, ha!"
„Je bent een brutale meid,"
zegt Sinterklaas, „je moet mee
in de zak. Hatsjie! Hatsjoe!"
Is Sinterklaas verkouden?
Nee, maar die baard kriebelt
zo erg. Die baard kriebelt in
het kleine neusje van Sinter
klaas. Hij doet die baard af en
in eens is het weer Jip.
En dan gaan ze spelen met
de trein. En als Poppejans lang
genoeg in de trein beeft geze
ten mag ze in het bad.
lantaarn uit. Zij duwden zich weer
naar buiten.
Buiten het botenhuis leek het
licht na de duisternis daarbinnen.
„Nu. stuurman, aan de riemen",
zei kapitein Jan „Er is nog altijd
licht genoeg om liet schip te vmden
als we opschieten,"
(Wordt vervolgd!
JA/AT was het toch erg
Yr voor meneer Van den Berg
dat zijn andere schoen was verdwenen!
Hij had er toch twee!
Dat tuist ie persee!
En nou was er alleen maar die ene
en hij moest er vandoor.
hij móest naar kantoor!
hij keek al gejaagd naar de klok.
Toen Qing hij de deur uit. hij liep en hij liep
en hij liep op een schoen en een sok.
Hij schaamde zich erg,
meneer Van den Berg,
want nu dachten de mensen waarschijnlijk
dat zijn schoen op de grond
bij de schoorsteen stond
en dat vond hij toch werkelijk pijnlijk!
Waf moest hij nu doen?
Hij ging door het plantsoen
want daar was het zo rustig en stil.
Maar onder een lindeboom zag hij iets staan-
meneer Van den Berg gaf een gil...
Kijk daar stond zijn schoen
daar in het plantsoen
zijn schoen was een huisje geworden.
En-wie zat er in?
een elfjes-gezin,
ze waren al aardig op orde.
Een nutnnetjeself
en een vrouwtjeself
en, nee maar, elf kindertjes elf
Dat wordt me te gek. riep meneer Van den Berg
dat wordt me te gek, zeg nóu zelf
Eruitriep hij toen,
jullie zit in MIJN schoen.'
De elfjes begonnen te zuchten.
Ze voelden zien thuis
in dit heerlijke huls
en moesten ze nu alweer vluchten?
Meneer Van den Berg
vond het eigenlijk erg,
en hij kreeg toch zo met ze te doen
Komaan, zei hij goeiig, je hoeft er niet uit
en ik koop wél een andere schoen.
En danbovendien is het niks meer voor mij:
een schoen met een deur. En met ramen opzij!
Daar kan ik niet mee naar kantoor, zeg nou zelf!
Dag vaderdag moeder, dag kindertjes elf.'
Nu wonen die elfjes nog steeds in die schoen-
vlak onder de lindeboom, in het plantsoen.
ANNIE M. G. SCHMIDT
j
Horizontaal: 1 nacht
rust. 5 kameraad. 9 onder
koning in het ryk van de
Grote Mogol. 33 Belgische
kiezelzandsteen. 15 tijd
perk. 16 dichtbij. 17 land
bouwwerktuig. 19 bewijs
stukken. 21 ruitvormige
mineralen. 23 geheel de
uwe. 24 bedenkelijk. 26 ie
mand. die handel drijft. 27
wisseling van veren of ha
ren. 28 melkvet. 30 koor
zang. 31 Zwitserse weide
32. deel van een bloem 33
veeverbhjf 35 eerste vrouw
37 verzotheid. 39 zekere
40 strijdperk. 42 nauw. 44
woestaard, vernieler. 47
gezinslid (meervoud). 50
voertuig. 51 trotse hou
ding. 52 korenzeef. 53 wa
terstand. 54 Nederl. eiland
58 extra uitkering. 61 dui
venhok. 62 het aanwezig
zijn elders. 65 lange, dun
ne plank. 66 duf, mpf
lofzang. 68 bouw
stof. 70 water in Neder
land. 71 reinigingsmiddel
73 klein soort paard. 76
garstig, sterk smakend. 78
metaalverbinding. 79 ont
zeggen. 81 vruchtennat 82
loofboom. 83 menigte. 84
grijpen. 86 per expres. 87
inwilliging. 88 wiel. 90 re
genboogvlies. 92 citroen
drank. 93 woonplaats. 94
zoogdieren.
Verticaal: 1 lans. 2
Duitse N.V. 3 papegaai. 4
tegenslag. 6 herkauwer. 7
titel. 8 in een boek opzoe
ken. 9 in de richting van. 10 kloos
tervoogd. 11 insect. 12 op Javaanse
wijze geverfd doek. 14 onbeweeg
lijk. 16 faam. 18 twaalf dozijn. 20
zekere22 remwerktuig 22 fijn garen
weefsel. 25 afwateringen, 27 rivier
in Nederland. 29 tokkelinstriument.
32 kaarshouder. 34 bijbelse naam.
36 huid. 37 zoogdier. 38 langwer
pig rond. 40 meisjesnaam. 41 naam
van beroemde vioolbouwer. 43 loof
bomen. 45 behoeftig. 46 voorzetsel.
48 windrichting. 49 spinneweefsel.
55 foedralen 56 indien 57 lichaams
deel. 59 ieder. 69 kaartenboek. 63
pandhouder. 64 kennis. 66 grond
stof voor linnen. 69 geleerd. 70
vleugel van een vogel. 71 kleding
stuk. 72 tite] (meervoud). 74 plaats
in Gelderland. 75 overjas. 77 dop
op zuigfles. 79 af te wassen keu
kengerei. 80 Romeins keizer. 83
niet raak, 85 muurholte, 87 zang-
noot. 89 als 50 horiz. 91 vaartuig
(afkort.).
OPLOSSING
TELEFOONPUZZLE
3267
Hot telefoonnummer i
want 21/3 x 3267" 7623.
Probleem, nr. 4 van T. Salamanca
(Wiener Schachzeitung 1925)
T':.
V«S
T N het ondertussen tot het ver-
1 leden behorend, echter nog vers
yn het geheugen liggend tournooi
met de hoogste damtitel als inzet
kon men de deelnemers gemakke
lijk in sterkte-categorieën indelen.
Tot één der minder sterke groepen
behoorde zonder twijfel de Zwit
ser Gédance. Maar dat wil nog
niet zeggen, dat een hoger geklas
seerd staand speler altijd maar ge
makkelijk van die zwakkere deel
nemer wint. Natuurlijk, zouden
twee zulke spelers een match spe
len. dan wint de sterkere met cij
fers, die tenminste zich als 2 te
gen 1 verhouden. Maar oni in een
tournooi juist die ene partij te
winnen, is een verbazend moeilij
ke opgave. Vooral, wanneer de
zwakkere zich volkomen passief
gedraagt. Gédance deed dat in
vrijwel alle oartüen tegen tegen
standers, die hij als zijn meerderen
moest beschouwen. Het is hem
verschillende malen gelukt op deze
wijze een remise uit het vuur te
slepen. Niet echter tegen Dagenaïs
(6e ronde), noch tegen Piet Roo-
zenburg (14e ronde). Hoe verschil
lend van aard en afwerking die
twee partijen waren, zullen we in
deze en de volgende rubriek zien.
PlET ROOZENBURG had het
niet zo gemakkelijk tegen do
Zwitser. Men de sleriits
Gédance (Zwart)
2. 28X19 14X23
4. 33—29 14—19
6. 44—40 20—24
8, 30—25 10—14
10. 31—26 17—21
12. 39—33 10—15
14. 44—39 1— 7
16. 37 X28 21—26
18. 40—34 7—11
20. 47—41 18—23
22. 37X28 17—22
24. 36—31 26X37
Wit: K, Dg8, Tfa, Lh7, pionnen
b3, cö, e2, h3 en h4 (9 stukken).
Zwart: Ke4, Te5, pionnen c6, <37,
eö, ffi en f4 (7 stukken).
Wit speelt en geeft xnat in drie
zetten. Oplossing in de volgende
rubriek.
OpJossinp probleem nr. 3 (Buch-
wald): mat in twee zetten door
1. Dh3~e6! enz. H. KRAMER
Rödzenbure (Wit)
1. 32—28 19—23
3, 35—30 10—14
5. 40—35 4—10
7. 29X20 15X24
9. 34—30 5—10
11. 26X17 12X21
13. 50M 7—12
15. 33—28 23X32
17. 33—33 11—17
19. 41—37 2— 7
21. 45—40 23X32
23. 28X17 UX22
25. 41X32 22—28
Zou Wit deze voortzetting over het
hoofd hebben gezien? Wel behoudt
Roozenburg de betere positie, doch
moeilijk aan te
26. 33 X22 24—29
20. 40—34 12—18
30, 38—33 17—22
32. 32X21 18X27
34. 48—43 6—11
36. 41—36 17—21
38. 43X32 21—27
40. 49—43 8—12
2732. 38X18, 14—20. etc. dreigt. Winst
voor Wit achten wij na 18—23 niet meer
mogelyk.
43- 25X14 SX20 44. 35—301?
27. 34X23 19X17
29. 34—29 7—12
31. 43—38 2227
33. 42—37 12—17
35, 46—41 11—17
37. 38—32 27X38
39, 32X21 16X27
41. 43—38 12—17
Omdat 29—24 wegens 14—20, 25X14.
9 X29, 33 X 24 en 17—22 practlsch zeker
tot remise leidt, beproeft Wit
42, 30—24 14—20?
Beter is 18—23, 29X18, 13X22. waarna
Een zet, die kansen biedt, indien
Zwart niet goed antwoordt, Hij is
slechts te verklaren, wanneer men uit
gaat van de veronderstelling, dat het
spel anders toch remise loopt, 37—32
was de sterkste, omdat 33—28 wegens
20—25 ook al weinig perspectief biedt.
Wit heeft zyn tegenstander goed ge
schat want hij ziet 27—3111 met vrij
zekere remise over het hoofd (direct
20—25 gaat natuurlijk niet wegens 37—
31) en speelde
44, 89??
45. 30—25 9—14 46. 33—28?
Veel sterker is 37321 Op 1722 volgt
dan 32X31. 22—28, 33 X22, 18X16, 38—32
etc. en wint door oppositie. En i.p.v.
17—22. de zet 17—21, dan 32—28. 33—26,
38—32 mot vrij eenvoudige winst.
46K—22
47. 28—23 14—19?
De spelers zijn het spoor wel volko
men bijster, 17—21 was aangewezen,
mede omdat 23—28? faalt op 27—31. 37
X28 meerslag, 13X42, Indien Gédance
l In zijn ongetwijfeld (nog) niet roos
kleurige positie nu werkelijk eens
steeds de beste voortzetting had ge-
vonden, dan zou zelfs de wereldkam
pioen tegen hem met remise genoegen
hebben moeten nemen.
48. 23X14 2£>x 9
40. 29—23 9—14 50. 37—31 17—21
51. 23—18 21—26 52. 18X20 26X37
53. 20—14 22—28 54. 14— 9 28—33?
27—31, 36X27. 28—321 gaf veel meer re
misekans.
35, 38 X29 37—42 56. 9— 3 42—48
57. 3—14 48—25 58, 14—19 2618
59. 19—20 4826 60, 29—23 26— 8
31. 23—19 82 62, 28—37 2— 8
63, 37—26 8— 3 64, 19—13 3—14
65. 138 27—32 66, 8— 3 >4— B
67. 3—21 Zwart geeft het op.
Een door de wereldkampioen niet
sterk gespeelde partij. Toegegeven. Da
genais ondervond van dezelfde speler
niet zoveel tegenstand, doch de Cana
dees was toch wel veel resoluter met
zyn aanvallen. JOHN STEVOI.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiLiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiitiilüiiiiiiiiiniHiiiiaiii
(Adyertentie LM.)
door
ui 11 iti ijiiiiii in i n i f i m 11 iri rif i !iin i rüJ f !i!i iii li i tiuiiu tuiiiiii mi nu iiiii i
59
Mrs. Lorrimer keek hem een poos
opmerkzaam aan; dan schudde ze
nadrukkelijk het hoofd.
„Nee", zei ze.
„U heeft de moord dus niet van
tevoren beraamd?"
„Zeker met."
„Maar dan dan dan zit u te
liegen... dan moet u zitten liegen!"
De stem van mrs. Lorrimer was
vlijmscherp.
„Monsieur Poirot, u vergeet te
gen wie u spreekt."
De kleine detective sprong op. In
zichzelf mompelend, met de handen
op de rug en het hoofd gebogen
begon hy de kamer op en neer te
lopen.
Opeens zei hij: „Een ogenblik,
als u het goedvindt."
Meieen knipte hy het licht op.
Hij kwam terug naar zyn stoel,
ging zitten, plantte zyn handep op
zyn knieen en staarde de vrouw
tegenover zich weer strak aan.
„Het gaat hier om één ding" ze)
bij dan langzaam. „Kan He reu Je
Poirot zich vergissen?"
„Iedereen kan ztch vergissen
zei mrs, Lorrmer koeltjes. „Nie
mand heeft altyd gelyk."
„Maar ik wei", verklaarde Pouot
„Ik heb altijd gelijk. Het verbaast me
wel eens. Maar uu heeft het er ai-
ies van, dat ik me "vergis. En dat
maakt grote mdruk op me. Blijk
baar weet u heel goed, wat u zegt.
Trouwens, het is uw moord! Maar
dan is het eigenaardig, dat Kercule
Poirot beter weet, hoe u het ge
daan heeft, dan u zelf."
„Eigenaardig en erg mal" zei
mrs. Lommer nog koeler en afge-
metener dan eerst.
„Dan ben ik gek. Dan moet ik
gek zyn, dat kan niet anders. Nee,
ik ben niet gek! Ik heb gehjk Ik
moet gelijk hebben. Het is best
mogelyk, dat u mr. Shaitana hebt
ermoord, maar u kunt hem nooit
•ermoord hebben op de manier zo
als u beschrijft.' Niet één mens kan
iets daen, dat met In zijn karaktei
ligt!"
Hij zweeg. Mrs. Lorrimer zat
zich geergerd op de lippen te bij
ten. Ze wilde iets zeggen, maar
Poirot was haar voor.
„Of u heeft de moord op Shai'
tana van tevoren beraamd, of U
heeft de man niet vermoord!"
Mrs. Lommer zei op scherpe
toon: „Ik geloof beslist, dat u gek
bent, monsieur Poirot. Als ik zo
ver ga, dat ik beken, de moord ge
pleegd te hebben, is het toch niet
zeer waarschijnlijk, dat )k dan wat
de manier waarop betreft, zou gaan
zitten liegen. Wat voor reden zou
ik voor een dergelijke handelwijze
hebben?"
Poirot stond weer op en wandel
de nogmaals de kamer rond. Toen
hy weer naar zyn stoel terugkwam
was zijn manier van doen volko
men veranderd. Hij was de be
daardheid en vriendelijkheid zelve.
„U heeft Shaitana niet vermoord",
zei hy rustig. „Dat begrijp ik nu.
Ik zte alles, Harley Street. En het
kleine slanke figuurtje van Anne
Meredith ail een op het trottoir. Ik
zie ook een ander meisje, lang ge
leden... een meisje, dat ia het
leven altijd alleen heeft gestaan, ai
die jaren lang. Ja, dat zie ik alle
maal: Maar één ding zie en begryp
tk metwaarom u er zeker van
cent. dat Anhe Meredith het ge
daan heeft,"
„Hoort u eens, monsieur Poirot..
„Geeft u niets, of u langer pro
testeert, madameof u nog lan
ger tegen me liegt. Ik zeg, dat lk de
waarheid weet! Ik weet zelfs, wat tl
die middag in Harley Street gedacht
en gevoeld hebt. Voor dr Roberts
zoudt u het niet gedaan hebben, o
nee! En voor Majoor Despard even-
mm. Maar voor Anne Meredith, dat
is iets anders. U heeft medelijden
met haar, omdat ze gedaan heeft,
wat u eens ook hebt gedaan. Wat
voor beweegreden ze voor baar daaa
heeft gehad, weet u niet. Maar u
weet wel, u weet heel zeker, dat ze
het gedaan heeft. Dat wist u die be
wuste avond al, toen hoofdinspec
teur Battle u om uw mening vroeg.
Ja, ik weet alles. En dus helpt het u
niets, of u in uw pose van schuldige
volhardt. Dat begrijpt u toch, met?"
öefcende Schrifielijke Cursus
M.B.A. - Hoofdcorresp. {Fr., D„ Eng.)
Hij zweeg, om haar in de gelegen
heid te stellen antwoord geven,
maar ze bleef zwijgen. Poirot knikte
een paar maal voldaan. „Gelukkig,
u heeft besloten verstandig te zijn.
Dat was een edele impuls van u,
madame, alle schuld op u te nemen
en dat kind te laten ontsnappen."
„U vergeet", zei mrs. Lommer op
koele toon, „dat ik zelf evenmin on
schuldig ben. Jaren geleden heb ik
mijn man vermoord, monsieur Pot'
rot
Even bleef het stil.
„Juist", zei Poirot dan, „U voelt
het als rechtvaardig, dat u tenslotte
boet, U heeft een logisch-denkende
geest, madame. bent bereid te Jij
den voor hetgeen u gedaan heeft-
Moord is moord, het komt er met
op aan, wie het slachtoffer is. Ma
dame, u heeft moed en u heeft een
scherpe blik. Maar ik vraag u nog
maals: Hoe kunt u zo zeker van uiv
zaak 2ijn? Hoe weet uhoe kunt
u weten, dat Anne Meredith Shai-
tana heefi vermoord?"
Mrs. Lorrimer zuchtte diep. Dooi
het hardnekkige aanhouden van Poi
rot was baar tegenstand volkomen
gebroken. Haar antwoord was zo
eenvoudig als dat van een kind.
„Omdat ik het haar heb zien
doen", zei ze.
ZEVEN-EN-TWINTIGSTE
HOOFDSTUK
De ooggetuige
Opeens begon Poirot te lachen.
Hy kon er niets aan doen. Met zijp
hoofd achterover, schaterde hy uit
„Pardon, madame", zei hij dan, ter
wijl hy zijn ogen afveegde. „Ik kon
het met heipen. We argumenteren
en redeneren. We stellen vragen,
we vallen de mensen lastig! We
roepen de psychologie te hulp
en al die tijd bestaat er een oog
getuige van de misdaad! Vertelt u
me alles alstublieft!"
(Wordt vervolgd.)