MOED, GEEN VLUCHT i 1 Baanbreker Martei vlocht wetenschap avontuur LUTCKS Verteller SLASAUS AVONTUUR lokt diep ond,er Y akantiegasten nog niet schuw voor Frankrijk méér kracht yéérkracht MULO A en B RESA-HiLVERSUM SPROETJE SPARKS tWk li iMfc' door FRANK GODWIN AVONTUREN VAN KAPITEIN ROB "-^Speelse Speurtocht Zaterdag 17'mei 1058 NIETS is gevaarlijker dan het lichtvaardige optimisme omtrent de uitbanning van de oorlog, dat men de laatste tijd^in sommige, kringen aantreft cn dat misschien nog steeds groeiende is. Niet waar, het k»mt er maar op aan, oorlog en bewapening de rug toe te Kerenen als dat eenmaal pp voldoende grote schaal geschiedt, zal de universele vrede de mensheid als een rijpe vrucht in de schoot vallen. Wij willen de mogelijkheid, dat sommige leidende figuren zich de dingen iets" minder eenvoudig voorstellen, niet uitsluiten; maar de aanhang legt -zich zonder twijfel in hoofdzaak vast op de gedachte, dat het. verdienstelijk en vruchtbaar en in hoofdzaak voldoende is, zich van het qorlogshandwerk en het oorlogstuig af te wenden. Wie dat doet, dient de vrede.} wie dal niet doet draagt bij aan instandhouding van het geweld. Grondslag van deze houding is, als wij ons niet vergissen, de mening. J dat de gewapende strijd tussen volken neerkomt öp een. geweld aandoen 1 van de menselijke natuur en eigenlijk een inbreuk betekent, op hét nor- male levenspatroon. Verwijder deze onregelmatigheid,, en de zaak is ge-1 zond! Uitgaande van deze opvatting zijn de verbazing en boosheid jegens i hen die zeggen, de vrede te willen, maar toch óver het bereiken daarvan geheel anders denken, wel begrijpelijk. Het uitgangspunt klopt echter niet. Men moet er zich rekenschap van geven, dat de oorlog (ook wanneer die alleen maar potentieel aanwezig was) van de vroegste tijden af de mens heid heeft vergezeld niet als een onregelmatigheid maar als een gebruike lijk middel om een volksbestaan te verzekeren dan weltevernietigen. Het streven, bepaalde doeleinden met geweld té bereiken, heeft altijd geleefd; en als tegenwicht was ook steeds aanwezig de wens, van dat geweld niet het slachtoffer te worden. Vandaar de veelont streden spreuk: Wie de vrede Wil, wapene zich ten oorlog! Veeleer dan een afwijking te zijn van het algemeen menselijk patroon heeft de oorlog daar tot dusver maar al té zeer in thuisgchoord; als hardhandig en vaak wreedaardig soott correctief,, als uitleving ook van sommige menselijke eigenschappen waar over velen maar liever niet te diep nadenken. DE opmerking, dat christendom en humanisme veel bezinhing heb ben gebracht, is natuurlijk juist; en de voldoening hierover delen wij van harte. Maar het. probleem is er niet mee opgelost. Wij kunnen dat het beste adstrueren met twee vragen. De eerste is of degenen, die in de jaren 1940/'45 zich met de wapenen hebben verzet tegen de nazi-dwingelandij, daar verkeerd aan hébben gedaan. En de tweede is of de Israëliërs maar beter zouden handelen, de wapenen te laten rusten. Wij voor ons weten het antwoord wel op deze vragen; maar wij vestigen er de aandacht op, dat het volkomen afwijkt van dat, hetwelk consequente pacifisten er op zouden moeten geven. Wij hebben trouwens genoeg" reden om aan te nemen, dat bij zeer "velen de consequentie het hier wel aflegt tegen de werkelijkheidszin. Het naar het recept van Bertrandf Russell laten aankomen van de dingen op de geschiedenis zou jn het geval van Jsraël wel eens opnieuw twintig eeuwen verstrooiing kunnen betekenen. Geef de Joden maar eens ongelijk, dat ze dat toch liever niet riskeren. Uitbanning van de oorlog is we! allerminst het wegnemen van een onregelmatigheid; het komt neer op een wijziging van de maatschappij Sn hoofd en leden. Men bereikt niets of althans niets goeds met een houding, die in wezen een vlucht uit de werkelijkheid is.Niemand kan zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken op de wijze van de brave soldaat Schwejk, die een kastelein zijn vrouw ziet aftuigen en uit vrede lievendheid maar elders wat gaat drinken. Men brengt ook alleen maar; averechtse gevolgen teweeg, indien men de braven er toe brengt, hun' wapens tot ploegscharen om te smedenwant men maakt de gemeen- schap van deze braven meteen hulpeloos tegen de anderen, die hun wapen-1 rusting in stand hebben gehouden. De vrede is alleen bereikbaar door! een ongekende inspanning van en over de hele wereld. Een gedeeltelijke! overwinning op dit punt is onmogelijk. De vréde zal universeel zijn of zal' niet zijn. NU. pleegt in deze dagen uit den treuren te worden betoogd, dat] alle feiten en 'alle theorieën van voorheen hun gelding hebben 1 verloren, sinds de kernwapens hebben gemaakt, dat het gaat om i handhaving of uitsterving van het aardse leven zelf. Wij hebben er stellig geen behoefte, aan om te doen voorkomen alsof alles bij het' oude is gebleven; maar fti> hebben er wel zeef, ernstig bezwaar tegen,! wanneer de kernwapens worden gebruikt als kapstok om er alle verant-1 woordelijkheid jegens een nieuwe totalitaire overheersing aan op te hangen. Wij lazen onlangs in het verslag van een debatvergadering een op merking van ds. Bu&kes, er op neerkomende, dat als er kernwapens worden vervaardigd, die blijkens ervaringen met wapens in liet algemeen stellig eenmaal zullen worden gebruikt ook. Maar als alles veranderd is, zijn deze oude ervaringen dan nu ook nog richtinggevend? Zou'het niet zo kunnen zijn, dat juist de kernwapens de stok achter de deur 2Ïjn voor de vrede, waar de mensheid (ook al weer blijkens eeuwenlange ervaring) nog nooit helemaal geschikt voor is geweest? Naar onze mening zou vooral het goedwillende deel van de mensheid verre beneden ziji: taak blijven wanneer het niet het best mogelijke gebruik maakte van de kans, ook het nog weinig vredelievende deel van staatslieden en volken tot de vrede te brengen. Dat geschiedt niet door voor de kern wapens op de loop te gaan, want dan gedragen dezen zich als honden, die juist de angstigen naar de keel springen. Het gaat er om stand te houden tegen anderer bedreiging, daarbij een moed en een koelbloedigheid en een onwrikbaarheid aan de dag leggend, die in verhouding staan tot het doel, dat niet meer of minder is dan een ongekende geestelijke revolutie. LONDEN. De Italiaanse presi dent is uit Londen naar Italië terug gekeerd van zijn driedaags staatsbe zoek aan Groot-Brittanië. De president en mevrouw Gronchi werden op het vliegveld uitgeleide gedaan door de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Selwyn Lloyd. GRONINGEN, Mevrouw J. A. de Bree-Meyer uit Hoogkerk nabij Gro ningen is gisteren IQO jaar gewor den. B. en W. van Hoogkerk kwa men de honderdjarige als geschenk van de gemeente een stoel, alsmede een gedenkbord "aanbieden. (Advertentie IM.) sinds<x&o)jaar onmiskenbaar aan de top. (Van een onzer redacteuren) ff ALLO! Halio! Stop! 33 r Mijn kaars is uit." „Pas op, dat de touwen niet vlam vatten." Dat kan niet, ze zijn vochtig van het druipwater." „Hoe is detemperatuur?" „Maar 7,5 graad „Nog iets merkwaardigs?" „Ik weet er niets van. Het i. pikdonker om me heen. Ih steek magnesium aan. Hier is de put flesvormig. Van al le kanten valt het water omlaag. Ik ben doorweekt." Ben je uitge rust?" „Ja, verder maar „De burgemeester komt hier juist aan. Hij maakt je bij deze zijn compliment" „Dank je, zeer verplicht Vraag hem of hij óók toil ajda- len!" Plotseling is de verbinding verbroken; de telefoon brengt nog, onbegrijpelijk en met neusklank, een flard van een zin over dan niets meer Wat kan er beneden gebéurd zijn Of is de onderzoeker beiousteloos geworden door èen val, door koolzuur misschien? Terwijl iemand zich gereed maakt dm af - te dalen, laat de telefoon zich weer horen: een' koperen draad was uit zijn ver binding losgeschoten. „Ik ben op de bodem en heb vaste grond onder, de voeten." Allerwegen ademt men ver licht op Voor wie denkt: de grottenkunde (speleologie) is een nieuwe sport deze verrassende me dedeling: het boven staande is een ver taald fragment uit Edouard Alfred Mar-', tel's boek .iLes.abi-, mes" („de afgron den"). dat in 1894 verscheen, „Grond legger en apostel van de. speleologie" noemt Nor be.rt Caster et zya voorganger Martel. Een ongewoon -moe dige. geestdriftige man moet Martel zijn geweest, toen hij in 1888 voor 't, eerst, geheel alleen, in de „avens" een lood recht, gapend, gat va nde Causses langs loodzware, touwlad ders omlaag klom en vele tientallen me ters onder de grond een riviertje ontdek te. Hij besloot er achter te komen,, waar het heen voer de en wist zijn neef Gaupilat en vijf an dere vrienden over te halen, een op vouwbare kano om laag te laten zakken en met hem dat on dergronds watertje te volgen. Ontzaglijke moeilijkheden onder vonden drie van die zeven pioniers. Soms leek verder doorgaan een bij voorbaat ver loren spel rnet de verdrinkingsdood. Maar toch, na twee volle da gen verschenen Martel en zijn medewerkers Blane en Armand door het gat in de rotswand, waaruit het riviertje in het daglicht vloeit. „Le Bonheur" (het geluk) hebben zij die beek genoemd en terecht: déar be gon Martel's even spannende als wonderlijk-avontuurlijke loopbaan, die hem in wetenschappelijke krin gen beroemd maakte. Hoe zijn'dia.diepe, soms ook ont zaglijk grote grotten en spelonken in de aardkorst ontstaan? Niemand weet het nog precies. Zéker is, dat zy een der resultaten .zijn van de onvoorstelbare krachten, die brok ken aarde ter: grootte van wereld delen omhoog persten, miljoenen vierkante kilometersdeden verzin ken of over elkaar schoven. De aar de is niet bepaald een gladde rusten de bol. De maantoerist, die over en kele tientallen jaren weerkeert- van zijn kosmische tocht, zal haar-zien als een grote, overjarige appel, waar van de (overigens niet bestaande) steel naar de poolster wijst; het „kroontje" is de zuidpool. Rond één Zo daalde Martel af In de grot TJndoul de la Vayssière, gelegen even ten noorden, van de stad Rodez (midden- Frankrijk), bij de rivier de Aveyron. ïoen rond 1890 zeker was speleo logie uiterst gevaarlijk: de afdalende onderzoeker hing aan een ladder, die door vier mannen boven werd vast gehouden (illustratie uit „Les Ablmes", van E. A. Martel, 1894). vijfde deel van de aardhuid zal hém voorkomen als de verschrompelde schil; bergketens en diepe rivierda len. Oceanen en zeeën zijn aan hun oppervlak volkomen glad, maar in de diepte even geaccentueerd als „bet land''.Als alle water plotseling verdampte zou de aarde zich aan die maanreiziger in ieder opzicht als een verdroogde goudreinet ver tonen, Van het klokhuis weet men nog uitermate weinig, van- het vrucht vlees eveneens. Wij mensen, kunnen alleen direct waarnemen wat zich als schimmel op de schil heeft vast gezet: de plantenwereld en kos misch gezien daarin 'andere mi cro-organismen; de dieren en de mensen. De rimpels van de aard- huid hebben we tot de hoogste top pen beklommen, in de dalen leven wij. Maar die huid is ook poreus, zij herbergt gaten waarin ae aarde ook een deel van haar geheimen heeft bewaard. Die geheimen te ontsluieren, onze kennis te verrijken mei het tot dusverre ongekende, dat zien de speleologen als hun. taak. Een taak, zo. mooi, zo verheven volgens hen, die zich eraan wijden, dat in de verhalen over hun avon- Soms vinden de onderzoekers rivieren en maren ondergronds, waarop zfj rustig kunnen varen. Een suggestieve illustratie uit Martel's boek „Le# Ablmes" toont, hoe al In 1893 Martei en zijn makkers per boot grotten on derzochten. turen altijd een bijna religieuze ver voering doorklinkt. Maar ook dik wijls verbittering over gebrek aan begrip voor hun belangrijke weten schappelijke werk. dat te dikwijls in een verkeerd en soms vals dag licht wordt gesteld, als zou het slechts nutteloze waaghalzerij zijn. Daarom schrijft de meestal enthou siaste Casteret: „Het onderzoek heeft helaas de beste van ons Loubens het leven gekast. Maar het avon tuur was waard te worden beproefd, te worden beleefd en te slagen. Zo als. de. zaken nu staan voelen wij ons al beloond, gerechtvaardigd en ook gewroken op de kritikasters, de spotters en de verspreiders van dwaze of lasterlijke geruchten in de z.g. sensatiepers, die drie jaar lang hebben geprobeerd het publiek te gen ons in te nemen, terwijl wij zwegen, ons afbeulden en aan geva ren blootstelden, in de diepste af grond der aarde." DEN HAAG. - Een aantal grote reisbureaus in"' Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam hebben desgevraagd medegedeeld, nog geen invloed te hebben bemerkt van de recenteontwikkelingen in 'Frank-: rijk. Er zijn geen bestelde' reizen afgeboekt en uit het aantal boekin gen, hoewel over het algemeen min der dan vorig jaar,- valt vooralsnog niet af tc leiden, dat de toestand in Frankrijk by de toeristen aar zeling oproept. De heer Panman, directeur 'van de Nederlandse Reisvereniging, was van mening, dat men voorlopig blijft afwachten hoe de situatie zich zal ontwikkelen, alvorens reedg ge boekte reizen af te bestellen. De Haagse vertegenwoordiger van een bungalow-park op Corsica zag voor het toerisme geen gevaar zolang zich geen grote langdurige stakingen voordoen. Ook in Rotterdamen ,Utrecht_ is men van oordeel dat het publiek vooreerst een afwachtende houding aanneemt -. (Advertentie LM.) Elke i morgen doo r de (Advertentie IM.) Verkort Mulo voor PT.f. ar N. S.' O» kortst»»n voordeligst» opleiding; (B«kande Sell/lltelr/fc» Cuuui) SCHUILEND voor de regen in een portiek, kreeg ik, na een poosje, gezelschap van een grote plompe man- aan gene zijde van de 'vijftig, die mij even schattend aan keek èn toen, op lymeripe toon te- pen me zei: „Er was eens een jongetje. En dat jongetje, dat was reuze spaarzaam he. Als Jt\j een cent kreeg, dan deed hij die. cent in een rood busje. En eis rhij tien centen by elkaar had, dan wisselde hij ze om voor een dubbeltje en dan deèd h.y dat dubbeltje in een blauw busje. En als hij tien dubbeltjes b\) elkaar had, dan .wisselde Mj ze om voor een gulden en dan deed hy die. gulden tn een.grote, grijze bus..." Hij nam een pauze. Meedogenloos striemde de regen de straat. hEn pas veel later," vervolgde de man, „bleek adri dat jongetje dat die grote, grijze bus de gasmeter was." Ik lachte een beetje. „Vin-U *m aardig?" vroeg de man, ,Ja. Hij is èen beetje droevig", zei ik, „Maar wél diep" „fk vind 'm zelf ook wel goed", vervolgde de man. ,,'t Ia geen. giller, 't Is geen kraker, "t Is een glimlach Maar mogen we ook eéns glim lachen, alsjeblieftNou denkt U misschien waarom vertelt die man mij dat. Maar kijk, ik ben iemand die graag een mop tapt. Daar hou ik van. D een loopt naar de kaste lein. De ander moet nodig vissen. En zo tap ik graag een mop. Lieve God man ik ben vier en vijftig. Mag ik dan alsjeblieft eens een keertje doen wat ik leufc vind?" Hij keek mij radeloos aan, zodat ik mij haastte hem toestemming te verlenen. „Goed" zei hij, ,,Maar wat deed ik vroeger? Als.ïk 'n map had.ge hoord of een grap of een wietzig ge zegde dan ging ik naar huis en dan vertelde ik die mop of die grap of dat wietzige gezegde aan mijn mouw. Nou weten we allebei hoe vrouwen zijn.- Een vrotiw zal om haar eigen man nou nooit zo indi rect lachen. Nietwaar? Maar dat wist ik. Dat kookte ik er in. Als mijn vrouvj maar zo'n béétje grin nikte, dan was.mijn mop' goed. En wat deed ik dan? Als toe- later op visite-waren of toe hadden mensen dan vertelde ik ai. die moppen, die zij, op haar manierwel aardig had gevonden. Begrijpt u toet? Dan zat ik safe." De regenbui toas opgehouden, maar hij niet; zodat we nu een beet je doelloos in het portiek stonden. „JWaar wat kreeg ik. Op de duur?" sprak hij, „Dat mijn vroute ging zeggen: „Kees, ik vind het zo verve lend om al die moppen die ik at ken 's avonds, als er mensen zijn weer van je tè moeten horen." Dat zei ze. En als je je daar in inleeft is het begrijpelijk. Een vrouw is ook een mens, nietwaar? Dus wat ging ik doen? Als ik een 'mop hoorde of een grap of een wietzig gezegde, dan vertelde ik dat niet meer aan mijn vrouw nee. dan bracht ik 't ge woon voor het eerst, als er visite was. Nietwaaar? Dat is humaner." Ik knikte,- want .zijn blik vroeg om bijval. T j. Toen sprak hij opeens moedeloos: „Maar'weet je wat ze nou zegt? Ze zegt: „Kees, ik vind het niet erg dat je moppen vertelt, maar moeten ze per se zo flauw wezen?" Ja, nou zit ik toch in een vicieuze cirkel, niet? Dus wat doe ik tegenwoordig? Als ik een mop hoor of een grap. dan vertel ik 'm gewoon aan vreem de mensen. Aan mensen die hele maal geen medelijden met mé zullen hebben. Aan u bijvoorbeeld. U kent me niet. Ik ken u niet. Maar als ik u nu op de man af vraag, dat mopje over dat jongetje met die busjes, kan ik dat vanavond, als we gaan kaarten,- vertellen, wat is dan uw antwoord „Ik zou 't gerust doen", heb ik ge zegd. Ik kaart toch niet mee. KRONKEL. MAASTRICHT. Zondag zal óp de Cauberg te Valkenburg het nieu we monument voor de gevallenen in het verzet in Limburg 1940-1945 worden onthuld en Ingezegend. DAGELIJKS FEUILLETON DOOR ANN BRIDGE Zo. ÊN NU DE. J BOMTNArtTfLUi)/ p 0 Klaar blir? Mirr zijn ze.' HE, IK DACHT DAT Dit DETECTIVE EEN ECHTE OPDRACHT VOOR NE HAD WAAR Hij WIL ALLEEN N1AAR ££N GLAASJE WATER...NOU JA 3308. - In de salon van Douglas Hall loopt de daag precies 25 ^ar geleden, dat de .Rose of oude heer Brian or.rustig op cn neer. „Wat heb I Hellwic* jmvoer. Ih moet er sjeeds aan denken je vanavond toch. Abel?" vraagt zijn zuster Ame- „Vergeet dte historie toch. Abel.^ Arnche. lie, „ga toch eens zitten en drink niet zo veel I ..het is allemaal zo lang geledon. ja, .g port. Je hebt ?.l zes glazen gehad." „Weet je wat 1 Brian driftig. ..maar wat moet dié ellendige DicK voor dag het is. AmcUc?" zeet Brian. „t is van- I Harper nu weer hier? Hij en zyn mooie vriend Ted Williams loeren op mij. Zij willen mijn on dergang. Altijd weer rakelen zij die oude ge schiedenis op..,." „Stil, Abel!" zegt Amelie op eens, terwijl ze opstaat, „ik geloof, dat ik iets hoor. Luister.... Wat kan dat zijn?' Hadden ze een Lloyd's Register? i Informeerde Julia. 1 „Dat denk ik wel. juffrouw Pro- J byn. Kan ik u ergens mee van dienst vroeg de beleefde jongeman, „Ja, misschien ik' vroeg-r te al leen af wie de eigenaar van het f jacht de' F in e 11 a is." i Bij het horen van de naam „Finét- ta" tekende zich enige verwarring af op het overigens open gezicht van de beleefde jongeman. „De F i n e 11 a o ja, wel, 'die 'heeft hier wel eens gelegen." „Waar is hij nu?" vroeg- Julia on- Inozel. - „Ik heb geen Idee." 1 „Opwiens, naam .stond hij - gere- 'gistreerd," wilde Julia weten. „Wel het schip is sindsdien in an dere handen overgegaan het is ongeveer een jaar geleden., „ver kocht." Zijn gezicht stond nog steeds onzeker. i „Was er iets mee aan de hand?" vroeg Julia het onbehagen van de jongeman stond zo duidelijk op zijn gezicht te lezen, dat het er dik op lag dat er iets mee aan. de hand was. „Inderdaad ja er was iets." „Wat, smokkelen, of-2oiets?" Maar de vice-consul wilde zich er niet verder over uitlaten. Als mejuf frouw Probyn de naam van dé eige naar wilde weten zou haar die waarschijnlijk verstrekt kunnen worden, zei hij, door de vertegen woordiger van Lloyd in Tanger, wiens naam en adres hij haar ver schafte. Julia bedankte hem en ver ontschuldigde zich met zoveel char me dat ze hem lastig was gevallen, dat hij zich liet vermurwen en zei „De naam van de eigenaar was be slist geen Monro. Was het niet naar ene meneer Monro dat u de vorige maal vroeg? „Ja,: Maar ik zal -In leder geval deze functionaris van Lloyd^ opzoe ken ik dank u zeer." En verder ging ze, naar de agent van Uoyd, Dit heerschap keek haar nieuws gierig aan toen ze vroeg in wiens naam de Finetta tot voor een jaar was geregistreerd, maar haalde toch enige mappen tevoorschijn, „De heer John Grove," las hij op. Julia kreeg de indruk hoewel ze niet kon zeggen waarom, dat de man de naam al die tijd al geweten had en dat het opzoeken in de mappen niet anders dan zakelijke show was. „Kent u hem?" vroeg hy, naar het haar voorkwam met enig wantrou-: wén,. „Néé ik heb die naam. nooit gehoord. Ik vermoed dat er een',mis verstand in "het spel' is. En in wiens haanf. staat hij" nu geregistreerd?" „Ené meneer Charles Smith," zei de man zonder de moeite te nemen er opnieuw de mappen bij te halen. „Dank u wel..Het spyt me dat ik u heb lastig gevallen, om de een of andere reden dacht ik dat de boot aan een van r de1 Monteiths toebe hoord had." „Hoe komt u daarbij!" riep de man uit, volkomen verrast „Wat een.idee! Meneer Monteith! Met die troep heeft hij nooit iets te maken!" Hij stopte, „Kent u de heer Mon teith?" „Hst zijn oude buren van ons in Schotland en een van de dochters heet Finetta zodoende kreeg ik. het idee dat het schip naar haar was genoemd," zei - Julia met haar serene vaagheid. „Toch verzeker ik u, dat er- geen enkel verband is,-", zei de man van Lloyd met nadruk. „En de heer Smith?" vroeg Julia. - „O, dat, is .een man die dol is op zeilen en hiér als ik het goed heb, van tijd tot tijd voor zijn gezond heid naar toe komt." „Is hij nu hier?" „Dat zou ik u niet kunnen zeggen. In ieder geval ligt het jacht momen teel niet in de haven, zodat er kans is dat hij ergens rondkruist," Dat zal je de koekoek halen, dacht Julia bij zichzelf,-en niet zover ais je denkt maar'ze bedankte de man. vanLloyd en wandelde op haar gemak terug naar de Espagno- la. Het kwam geen moment in haar op te denken dat de heer Smith nu op de Finetta was scheeps bemanningen, of het nu Arabieren zyn of Britten, hangen gewoonlijk hun wasgoed niet op het'dek wan neer de eigenaar aan boord is. .Waar schijnlijk had het hele geval geen enkel belang het was alleen maar een beetje zonderling. Als ze er aan dacht moest ze Purceli toch eens vragen over die meneer Grove hij zou ongetwijfeld het fijne van 'de zaak weten. Of -Lady Tracy. Het was tenslotte aan Lady Tra cy dat-ze over de Finetta vroeg. Ze had voor de. rest van de middag niets om handen en. besloot naar het rose huis te gaan om te zien of de oude dame haar enkels tips kon geven over Marrakesh. Lady. Tracy begroette haar goals gewoonlijk met de grootste harte lijkheid en zei dat ze nieuws voor Julia had „hoewel ik ben bang, negatief. De Frivolity is binnen en ik ben al hun namen te Weten gekomenen geen er van is Monro. Maar èr is een hertog bij!"; „Oh, verrukkelijk!" zei' Julia. „De havenmeester zei dat heteen Lord was hoe dan ook, hém hoeven we niet in twijfel te trekken." Wat een jachten vandaag, dacht ze en daar ze er. nu zeker van was, dat Colin in het binnenland vertoefde, maakte het haar verder niets uit wie de passagiers of de bemanning van de Frivolity., waren. „Ik wilde u iets vragen over een ander jacht, lieve Lady Tracy," zei het meisje. „Wat was dat schandaal toch met de F 1 net ta? -Vertelt u me dat eens u weet het'vast wel!" „O, dat was een nare kwestie! Er waren drie of vier jongemannen op, heel aardige geloof ik, ze smokkel den zo maar een beetje fototoe stellen, en zo uit Gibraltar,en Ame rikaanse sigaretten „en misschien een beetje valuta uit Tanger —.gevroon wat iedereen doet," zei Lady Tracy sereen. „Maar op een gegeven mo ment begon een vari hen mét verdo vende middelen! De anderen wis ten er niets van, neem ik aan; ten minste dat zeiden ze en niemand ge loofde een ogenblik wat hij zei," zei de oude dame, terwijl er! geheel on verwachts iets wat op hardheid leek in haar stem doorklonk. (wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1958 | | pagina 1