mm NfMiMP Goeree wordt platform 1ST BEO MHPPH m - n 1 ;.v r. IP jfilfiC Hooyoren beslis sing trekt repercussies 9 Pretesteren tegen wie?1 9 Onderseek nu ar beset van leiders 9 Wie meet nu handelen 9 AHOY9 OP WEG NAAR OPENING -it:-. .y,y GEEN BEMANNING NODIG Joyce Paskin oryan iseet*t grote beurs RicierahaS Effectloos ÉlÉ?ÉlfesilÉèi t spil fjyf 9 I GLOEILAMP SIGNALEN jijF rotterdammer méMMMK i -, 1' -,; '|f 'j/rt' ;|;V R'BAM BONTE HOND VERVUILD MILIEU STAN de Nederlandse bevolking wordt 46 procent koud noch warm V van de milieuverontreiniging; 35 procent denkt soms aan het •obleem zonder nu echt verontrust te zijn; 19 procent is zeer ver ontrust. Althans, dit meldde na onderzoek het televisieprogramma yjdeo". Men was onaangenaam verrast en een beetje bedroefd over dat hoge aantal niet-geïnteresseerden. Jan van Hillo, die enkele dagen tevoren in een zeskampachtig geheel om en nabij anderhalf ur had geprobeerd de kijkers met hun neuzen op verontrustende feiten te drukken, trok een beetje wit weg. „De mensen moeten de traat op", was een conclusie, „want van bovenaf hebben we op [lit punt niets te verwachten". fictie dus. Maar wat verwachten de concludeerders dan van zo'n 'tie'"van onderaf bia hun suggestie, niet vrij van demagogie? En wie moet tegen wie ageren? Verlangen zij dat terwille van een schone omgeving de energieproduktie wordt verminderd? Dat kan bijvoor beeld betekenen, dat Jan van Hillo nooit meer anderhalf uur hoeft uit te trekken voor welk programma dan ook, omdat de energie zou ontbreken om zijn woorden en beelden door te zenden. In 1937 had 92 procent van de (reproduceerde energie kolen als basis-produkt; in 1968 kwam fleer dan 50 procent van de energie „uit" olie en gas en voor 1974 verwacht men, dat het meer dan 70 procent zal zijn. Dat be tekent in al zijn eenvoud, dat de industrieën een taak hebben en dat de grondstoffen die zij-leve ren betaalbaar moeten blijven. Dit laatste is dan weer te bewer ken door voorheen nauwelijks benutte afvalprodukten uit het proces te verwerken tot half- of eindprodukten en door zo gunstig mogelijke vestigingsplaatsen te zoeken, waar aan- en afvoer zo goedkoop mogelijk zijn. Bat alles kost geld, en wie moet dat opbrengen? De individuele burger als hij benzine koopt om met zijn wagen, naar Düsseldorf te rijden, waar een deskundige iets over waterverontrei niging. kan vertellen? De gemeen schap, waarin opgenomen de industriëlen als individuen, via belas- tingverhoging? De keus: wel of niet voortgaan met energieproduktie is natuurlijk slechts academisch. Wél binnen, handbereik ligt de keus or er kostenbedragen uitgetrokken moeten worden voor industriesprei- ding en anti-milieuverontreinigende maatregelen en zo ja weer: wie dit geld moet opbrengen. Als het waar is dat een volk met 91 procent nauwe lijks in het probleem geïnteresseer den de regering krijgt die het ver- dienb.is de keus duidelijk. Be keus is dan ook al gemaakt, de kosten zijn voor de industrieën. „Wie vervuilt betaalt". Dat is een schijnbe weging zonder effect. De burger be taalt altijd met verlies aan werkgele genheid zo lang'de industrieën elders minder beperkingen krijgen opgelegd of met hogere prijzen voor de consu ment. Daarbij komt, dat gesuggereerd wordt, dat industrie synoniem is voor luchtverontreiniging. Als men het er over eens is, dat de industrie zijn eigen vuilbestrijding moet betalen, dan ligt het voor de hand, dat de industrie eigen tegenspel levert en nagaat of men elders in Europa misschien schappelijker te recht kan. Het is niet zo eenvoudig om te be palen op welke plaatsen in deze vi cieuze cirkel de diverse „partijen" staan, De regering die uit economi sche overwegingen de burgerij na aangetoonde noodzaak de wet zou kunnen opleggen en uit volksgezond heidsoverwegingen de industrieën zou kunnen intomen, kiest niet of nauwe lijks. De minister van economische zaken spreekt anders dan de staatsse cretaris van volksgezondheid, een unaniem standpunt wordt nog steeds niet duidelijk. „Wie vervuilt betaalt" is ook daarom- tweeslachtig, want het betekent dat men de volksgezondheid wil beschermen via economische dwang in plaats van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef bij de industriëlen. Een andere partij is dat deel van MRS. PASKIN temidden van haar antiquiteiten in de Schiedamse zaak, die zij drijft. het publiek, dat niet koud gemaakt wenst te worden en zich dus nog warm maakt. Het trekt in lange files auto's naar demonstratie-kernen om er de schuldvragen de lucht in te slingeren met een antwoord erbij, waarin B. en W. van Rotterdam met burgemeester Thomassen worden aangeklaagd. Zonder ook maar één momedt te beweren, dat er geen vuil tje aan de lucht is, zit in dat ant woord een grote mate van onrecht vaardigheid. Van alle overheden is de Rotterdamse de eerste geweest die eén duidelijk standpunt ingenomen heeft en daarnaar handelt. Rotterdam, eerst alleen, later in sa menwerking met Rijnmond, trad op voor zover wetgeving en wetenschap pelijk inzicht dit mogelijk maakten. De wet is onvolkomen en laat bedrij ven en lagere overheden misschien veel ruimte. Op welke plaats bevindt zich de industrie en in het bijzonder de lei ders van de industrieën? Anders ge vraagd: „Luchtverontreiniging, laten de industriële leiders ons stikken?" Dat is de titel van een brochure waarin vier sociológie-studenten sa menvatten een onderzoek naar het maatschappelijk verantwoordelijk heidsbesef van industriële leiders in het Rijnmondgebied. Ook die leiders spraken tot nu toe nog al incidenteel. Als individuen bleken het ijveraars voor de instandhouding van met uit sterving belaagde vogelsoorten; als bedrijfsleiders deden zij uitlatingen die niet al te ver uiteenliepen. De verdienste van bedoeld onderzoek is nu, dat die uitspraken bijeen gezet zijn en aan elkaar zijn gerelateerd. Het blijkt uit het werk van de vier. dat er bij de industriële leiders een gering maatschappelijk verantwoor delijkheidsbesef heerst voor het pro bleem van de luchtverontreiniging. Dat zou dus weinig hoopgevend zijn, ware het niet, dat de industriëlen, wel degelijk verplichtingen zien, zo niet gemotiveerd door „de maatschappij" dan toch door het eigen bedrijf. Eco nomisch gezien achten zij het hun plicht, rendementsverlies te voorko men en een goede naam bij het pu bliek te behouden. Sociaal gezien is er de plicht te zorgen, voor de ge zondheid van de werknemers en hun gezinnen, zowel op het bedrijfsterrein als in de nabijgelegen woongebieden. Hun macht óm aan die verplichtingen te voldoen, zien zij echter beperkt door het „economisch haalbare". Vol- ledige schone industrie is volgens de leiders nog onbetaalbaar. Het blijkt, dat de industriëlen over het algemeen, menen gunstig te zitten met hun. eigen bedrijf, maar zij be schikken niet, over harde gegevens. Uitkomsten van metingen, door over heidsinstanties worden niet "zo hoog aangeslagen, Investeringen van 15 tot 20 procent van het .totaal aan investe ringen worden gedaan, om verontrei niging te voorkomen ofwel te bestrij den. Contacten met overheidsinstan- ties en particuliere groepen zijn er, evenals tussen de leiders onderling, maar het gaat daarbij om eigen bp- drijfsgroep-problemen eri niet om problemen van de buitenwacht.On derling bindende normen werden niet opgesteld, noch wordt de overheid aangespoord die normen op te stellen, al wordt er wel prijs op gesteld. De kwestie is, dat de bedrijven wél hogere, bedragen willen uittrekken voor bestrijding, maar dan moeten ze wel weten, dat alle concurrenten het zelfde mes op de keel krijgen. De be- striidingskosten moeten, in de prijzen voor de consument worden, doorbere kend, menen de industriëlen, die de hinderwet onvoldoende achten. Een landelijke regeling is gewenst Het nut van Rijnmond zonder bevoegdhe den wordt betwijfeld. Conclusie van de vier onderzoekers: bereidheid tot aanpakken van de ver ontreiniging met als motief onder meer de vrees, dat het publiek een ongunstig beeld krijgt, van de petro chemische industrieën. Concurrentie speelt zich niet 'alleen meer af op het prijzenfront, maar ook op het gebied van de research en reclame. De vier onderzoekers menen, dat het publiek de bedrijven gemakkelijk kan dwingen, tot strijd tegen lucht verontreiniging, maar de industriëlen zien het anders; ook anders dan „Vi deo": „Inititatieven, tot stellen van normen moeten van de overheid ko men, want van onderaf hebben we niets te verwachten,". Voor vervolg zie pagina 11 TIET Ahoy'-complex aan de Zui- -f derparkweg bij het Zuidplein is duidelijk op weg naar de voltooi ing, zo blijkt uit deze luchtopname van Dick Lemke. Op de'voorgrond de hallen, waarin reeds o.a. de Fe- mina '23 en de Roode Kruiscampag- ne voor een nieuwe Henry Dunant werdén gehouden. Tri het midden het sportpaleis, opvallend door zijn vorm (als een „omgekeerde schaal") en waarvan het reusachtige, wel vende dak nu dicht is. Zichtbaar is ook de luchtbrug, die de hallen met het Zuidplein (later met het metrostation) verbindt. Eveneens dat er voor veel moetgebeuren voordat prins Claus het geheel op 15 januari 1971 kan openen. Achter grond: het riante zwembad „De Plompert" met zijn vele bassins en zonneweiden. Links boven nog juist iets van de palen, waarop het win kelcentrum Zuidplein komt te staan en een deel van het Ikaziazieken- huis. Ol-lnk 't rspïCW!,; HET lichtschip Goeree zal in de tweede helft van 1971 worden vervangen door een stalen lichtplatform, dat onbemand zal zijn. Het gevaarte zal op zijn plaats gezet worden door Heerema's Ingenieursbureau, een bureau dat zich bezig houdt met het plaat sen van booreilanden. Met de plaatsing is een bedrag van 5 miljoen gulden gemoeid. De exploitatiekosten voor het platform zullen beduidend minder bedragen dan de exploitatie van een lichtschip. Alleen al op perso neelskosten betekent de vervanging een besparing van 400.000 gulden. De controle op de werking van alle apparatuur zal geschieden vanuit de semafoor in Hoek van Holland. Het zullen de langste heipalen zijn uit één stuk die ooit voor een heikarwei werden gebruikt. De pa len worden plm. 30 tot 40 meter de bodem in gedreven. Het plaatsen van het lichtplatform zal in juli of augustus van het volgend jaar moeten gebeuren onder gunstige weersomstandigheden. Ais men de constructie niet in zee maar op het Tand zou opstellen zou het licht ruim 56 meter boven het maaiveld uitsteken. In zee zal dit ongeveer op 32 meter zijn, ai- ■...1T+-& 1, --- co., 1 inriiiMMtMiVn'i In 1965 werd de eerste stap geno men om te zijner tijd tot vervan ging van de bemande lichtschepen door onbemande platforms over te gaan door de formering van een studie-commissie. Nadat in principe besloten was Goeree te vervangen door een platform, moest onder zocht worden'uit welke materialen het eilandje'samengesteld zou. moe ten worden.! De keuze ging tussen beton en staal waarbij de bodemgesteldheid van de plaats waar het platform verankerd zou worden de doorslag moest geven. Daar de bodem van de Noordzee voor een groot deel uit zand bestaat viel de; keus uiteinde lijk op staal, naar voorbeeld van de constructies aan de oostkust van de Verenigde Staten die eveneens op een zandbodem rusten Het betreffende bodemonderzoek werd verricht door bemiddeling van de Rijks Geologische Dienst in samenwerking met het laborato rium voor grondmechanica te Delft. Door middel van grondboringen, electronisch bodemonderzoek, echo- loodpeilingen e.d. kwam vast te staan dat er zich onder een be weeglijke zandlaag van ongeveer 3 meter, een dunne kleilaag bevindt, die de gevreesde systematische bo demverlaging ter plaatse zal voor komen. Zodra de constructies van het platform aan de wal gereed zullen zijn, worden zij volgens een uitge balanceerd beladingsplan aan boord van een lichter gehesen. Dezelfde lichter krijgt ook een viertal 80 meter lange stalen heipalen aan boord. Door middel van het kraan schip Challenger, dat momenteel bij de RDM voor een opknapbeurt ligt, zal eerst de pootconstructie in 2ee worden neergelaten, waarna de enorme heipalen door de holle po ten zullen worden gestoken en in de zeebodem worden geheid. TVE DEUR van liet winkeltje aan het I? Moersveid in Ocbiedam klemt een beetje, maar na een paar verwoede po gingen gaat bij open en een ouue kIr<* gelbel verwelkomt de bezoeker. In het schemerige licht ontwaart liij, zodra zijn ogen zijn gewend, enkele mooie stukken antiek: een kastje, een tafel, kandelaars, laanpen en klokken. Old England, zoals het winkeltje heet, is de antiekhandel van mevrouw Joyce Paskan (34), die afkom stig is uit Dudley in de Midlands in En geland. Ongeveer anderhalf jaar geleden is zij naar Nederland gekomen en met liaar antiekwinkel begonnen, daarmee baar hobby verzamelen Van antiek tot haar beroep makend. Waarom zij nu juist naar Nederland kwam? „Ik vind het een heerlijk land", vertelt zij met een uitgesproken Engels accent, slechts af en toe naar het goede Nederlandse woord zoekend. „De mensen zijn veel gastvrijer dan de Engelsen, het strand is geweldig en dan het eten Haar voorkeur wat dat eten betreft gaat zeker uit naar stampot en zuurkool én niet te vergeten saté. „Niet dat er m En geland geen Chinees of Indisch eten te krijgen is. maar saté kennen ze helemaal niet, Bovendien kan je in Engeland nau welijks een avond gezellig uit gaan, want om elf uur gaan de pub's dicht." O EDEN TE OVER voor Joyce Paskin D yiu luiur geboorteland te verlaten en zich in Nederland te vestigen, Tenteer, omdat zij reeds veie Nederlanders kende dankzij de organisatie van het concert dat het Rotterdamse koor Deo Canteinus en het Christelijk Residentie Mannenkoor uit Den Haag in de kathedraal van Co ventry hebben gegeven, waarbij zij een belangrijk aandeel beeft geleverd. Ook hier in Nederland zit zij zeker niet stil. Zij is nu druk bezig met de voorbereidingen voor de eerste grute antiek- en euriosubeurs, die zaterdag 11 en zondag ia november in de Riviëra- bal in Diergaarde Blijdorp wordt ge houden. Aan deze beurs zulten ze-en- dertig unliijutii'r* uit heef rderlarul tittel- nemen. Van de upbrengst van de beurs wordt een groot gedeelte uan Diergaarde blij dorp, die net als liet Amsterdamse Artis wel wat financiële steun kan ge bruiken. Wordt deze eerste beurs een succes, dan is het de bedoeling enkele malen per jaar een antiekbeurs in Rot terdam te houden. De volgcmie keer januari wordt voorzichtig genoemd^ zal een deel van de opbrengst uan Artis vvur- den afgestaan. TVfATUURLIJK KAN men zich afvragen IV wal nu cigenlijk anti rit is, en in welk verband men de „curiosa moet zién. An- tickwoarde hebben „spullen" zodra zij meer dan honderd jaar oud zijn. De his torische waarde komt pas naar voren bij oude Griekse spulletjes of bij dingen die 1 rebben toebehoord aan belangrijke men sen of zodra bet een belangrijke „uitvin ding" is. „Curiosa" worden de dingen genoemd uit bijvoorbeeld grootmoeders tijd, de grappige aarden potjes en pannetjes, oude stoeien of tafels, lampen of kunnen en kruiken. Nieuw spul, dat in de oude vorm U gemaakt hoort hier ook bij en in dit verband laat Juyce Paskin een koperen kan zien. De eerste de beste leek zal misschien voetstoots willen aannemen dat dit een „antieke" is, maar bet is een splinter nieuwe, geïmporteerd uit Perzië. Dat wil echter niet zeggen, dat ulle koper uit Perzië nieuw zou ziju. „Up de beurs komt een Pels, die werkelijk antieke dingen uit Perzië beeft", zo vertelt Joyce. Dc organisatie van de beunt kost haar heel wat tijd, niet alleen uit organisato risch standpunt bekeken, maar zeker ook omdat zij moet zorgen zelf voldoende „voorraad" te nebben voor haar stand op de beurs. En zo is zij deze week nog enke le dagen naar Engeland geweest op zoek naar Engels otitick, daarbij geholpen door vrienden, de familie J. J. Heiiker uit Schiedam, die liet speuren naar antiek ais hobby beschouwen. TT ET ANTIEK is ill Engeland nog in H ruime mate te vinden. Zelfs noemt dc beer Heiiker in dit verband spottend de Engelse industrie antiek, die liefst met „tweedehands" machines werkt. De prij zen in Engeland variëren nogal. Zo zijn meubelen redelijk te betalen, porvele)M en zilver daarentegen zijn vreselijk duur, terwijl oud tm weer erg meevalt. Eén ding is zeker en daarmee is dc „aniiek-srhets" wel duidelijk getekend koop een nieuwe tafel, probeer Item een week later weer te verlopen en je krijgt er nog geen tiende deel van de oorspron kelijke prijs voor. Antiek blijft zijn waar de behouden. Joyce Pa-kin verwacht met een Engels or Nederlands optimisme? dat de beurs in de Kivièraltal die up zater dag van II tilt 22 uur en op zondag van lil tot 21 uur is geopend (toegang 1-Ï0) een succes zal worden rn dat i- in ze kere zin de „voorwaarde" voor tie vol gende beurs. hankeiijk van boog- of laag water. Het nieuwe licht zal twee maal zo hoog steken als het lichtschip Goe- ree hetgeen resulteert in een zicht- baarheid van 16 mijl, afhankelijk; van atmosferische omstandigheden. In het lichteiland kemt een gloei lamp van 2.500.000 kaars. Aange zien het platform vólkomen auto matisch zal gaan -werken is een on afgebroken energie-voorziening een eerste vereiste. Men zal dan ook een viertal dieselgeneratoren plaat sen, die automatisch het werk van elkaar overnemen, indien een sto ring zou optreden. Zou de vierde generator het ook nog begeven, en dat is reeds een bijna hypothetisch geval, dan zal een batterijen-kamer nóg voor twee maal vierentwintig uur voldoende energie leveren voor het licht en de misthoorn. Het lichtschip Goeree zal na te zijn verwisseld voor een vast eiland naar een andere positie worden verlegd, waarna het oudste schip als reserve zal gaan fungeren. Het lichtschip no. 8 thans 48 jaar oud - zal van de sterkte wor den afgeverd. De bemanning 2 x 9 man zal te werk worden gesteld op de andere schepen van het loodswezen, de betonning en de verlichting. Het platform wordt geplaatst in een van de drukste scheepvaartrou tes ter wereld. Het seint de vol gende signalen uit: Lichtbundels, geluidssignalen bij mist, een conti nue radio-baken en signalen van het automatische radar-antwoortf- baken. ZEVENDE JAARGANG nr. it Teksten vim Zetiie Lecuwenbitrgb. Jan >1111 Bergen en Henegouwen, Jan Lade- niuf. Keen Cornelisee Illustraties, van Arv Grocnevcld, Murinevliegkaanp Valkenburg. Dick Lemke Onder redaktie van Kees Cororiisse. ZATERDAG 7 NOVEMBER 1970 Pagina 3

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Trouw / De Rotterdammer | 1970 | | pagina 1