Psychologie bij juiste toepassing nuttig, nu te veel in discrediet Het RECHT van de mens op geli jkheid SOLLICITEREN: Eigen test leidt tot goed resultaat Reportage: Jo Manassen Foto's: Henk Nieinvenhuijs HET VRIJE VOLK ZATERDAG 19 MAART 1955 Enkele weken geleden ben ik zelf ■psychotechnisch onderzocht. Ten slotte was het een unieke gelegen heid zélf te ervaren, wat anderen mij voor deze reportage vertelden. Ik liet mij geheel vrijwillig testen en daarmee was mijn positie al direct an ders dan die van u. Bovendien ging ik niet naar het laboratorium met het ge spannen gevoel van: „Zal ik die baan krijgen of niet?" Ik héb een baan die ik graag wil hou den. Ik was dus stellig geruster gestemd dan de meesten van u op de bewuste dag. Maar voor het overige waren de pun ten, waar het om ging, dezelfde: Was ik geschikt voor mijn icerk en de positie, die ik daarin bekleedde? Had ik mis schien beter een ander beroep kunnen kiezen? Hoe zou het mij in de toekomst vergaan? Hoe zag het er bij me van bin nen uit?. EEN GROEP mij totaal onbekende mensen hield mij van negen uur 's mor gens tot half zes 's avonds bezig, met een uur pauze tussen de middag. Ik was net als de meesten van u 's avonds doodmoe. Ik had erg mijn best gedaan. Achteraf beschouwd was dat misschien niet eens zo verstandig geweest. Ten slotte waren er ook tests, die weerstan den in je moesten oproepen. Ik had volgens mij zelf van geen weerstand laten blijken. Niet mijn potlood neerge smeten, geen vraag onbeantwoord gela ten, noch geïnformeerd wat dat allemaal eigenlijk te betekenen had. ■Y VOOR EEN DEEL herkende ik de tests, waarover men mij had verteld. De rekensommetjes, het bord met de spij kers, de vier ouderwetse tekeningen met hun verhaaltje, de wit-kartonnen kaar ten, bedrukt met grauwe vlekken, waar in ik zoveel mogelijk moest „zien": het trok allemaal in stevig tempo aan me voorbij. Te vlug om me de goede raad- Onbesdiermd te kijk staan (slot) gevingen te herinneren, die ik mee had gekregen van reeds door de wol geverfde voorgangers. Het bleek zonneklaar dat het er weinig toe deed, of je al eerder van zulk een test had gehoord. Jc plons de er op je eigen wijze in, om je vooral te reppen het allemaal zo vlug mogelijk voor elkaar te krijgen. ER WAREN echter ook ongekende va riaties. Ik moest terstond kunnen ver tellen wat het verschil was tussen kwaadspreken en lasteren, tussen hui chelarij en schijnheiligheid, tussen hoogmoedig en aanmatigend zijnIk moest trams in een remise brengen, met emmers water knoeien en een strip schrijven bij een serie opgewonden plaatjes over een leeuw, die een fietser op de hielen zat. Ik moest ook bomen tekenen, hetgeen mij lang niet gemakkelijk viel. Ik teken de de treurwilg, die achter mijn huis in de tuin staat en hoopte in stilte, dat men mij niet voor een permanent be droefde juffrouw zou verslijten. Toen moest ik een fantasie-boom tekenen, hetgeen mij tegen de borst stuitte. Bo men zijn prachtig. Fantasie-bomen zijn geen bomen. Ik prutste iets in elkaar, dat weinig van een boom had. Maar daarmee was ik niet van de zaak af. Ik moest ook nog een droom-boom teke nen Ik maakte keuze uit een lange lijst beroepen, die ik eventueel wel zou willen vervullen en onderstreepte lustig een mengelmoes van filmactrice tot stewar dess. Ik loste problemen op, die varieer den van werkverdelingen in fabrieken tot een oneerlijke concurrentie tussen twee dorpsbakkers. En ik praatte. Langen gezellig moet ik zeggen. HET RIEP GEEN WEERSTANDEN in mij op dat mensen wellicht jonger dan ik zelf mij van alles vroegen. Ten. slotte zouden ze hun vak heus wel ver staan. Ik vertelde openhartig als bij een dokter. Het leek mij eerlijk mee te wer ken en geen trucjes uit te halen. (Hoe gemakkelijk zou het zijn hen voor de gek te houden en er dan in de krant smakelijk om te lathen!). Ik sprak dus de waarheid en niets dan de waarheid... IK ZOU MIJN RAPPORT ZELF LEZEN. Dat bracht me opnieuw in een positie, die af wijkt van de uwe: het resultaat van een dag ploeteren zou mij niet verborgen blijven. Ik zou een positieve raad kunnen opvolgen? Ik zou mij kunnen gaan verdedigen, wan neer ik het rapport onjuist vond: immers,„de krant had mij een nabespreking toege staan! Tien dagen later had ik het. Ik zat even met de enveloppe in mijn handen. Ik kreeg opnieuw het visioen van een mens, die tussen spiegels wordt geplaatst: „Lieve help... ben IK dat? Zie ik er zó van achteren uit? Hoe zien de andere mensen mij eigenlijk Je ziet je zelf nooit zoals je bént. En nu: hoe zm ik van binnen zijn?" Ons volk is blootgesteld aan geestelijke kwakzalverij CTEL DAT EB STOND: NERVEUS. Och, dat zou O me niet aan het schrikken maken. Wie is er tegenwoordig niet nerveus? Waarschijnlijk was het zelfs een aanbeveling in mijn vak: nerveuze men sen werken vaak in hoog tempo, mits zij zich zelf voldoende beheersen. Maar als er nu stond: AGRESSIEF Dat zou wel eens kunnen. Als journaliste moet je nu eenmaal een haantje-de- voorste zijn. Ik zou er nog eens extra op kunnen letten in de toekomst. Maar stel dat ik een MINDERWAARDIGHEIDS COMPLEX had... Ik begon het voor het eerst minder prettig te vinden. Waarom zou ik in vre desnaam een minderwaardigheidscomplex hebben! Misschien juist omdat ik nogal zelfverzekerd mijn gang ging in mijn werk. Was dat soms camouflage? Maar hoe kwam ik aan zo'n dmg? Als er nou eens stond GELDINGSDRANG nee, nog mooier: stel dat de conclusie luidde dat ik ongeschikt was voor de journalistiek. Zou ik dan in lachen uitbarsten en het met vette koppen In de krant zetten? IK HIELD DE ENVELOPPE nog wat dicht. In gedachten ging ik terug naar het ogenblik, waarop ik leerling-verslaggeefster werd. Ik was toen zeven tien. Wist ik toen precies wat ik wilde worden? Stel dat ik toen toevallig iets anders was begon nen. Een vak met minder verantwoordelijkheden, met regelmatiger werktijden, met niet dat einde loze. nooit ophoudende soel van het wikken en wegen 'van gedachten en woorden Ik wilde dit rapport een eerlijke kans geven: zou ik misschien vrolijker hebben geleefd, een betere bestemming hebben gevonden, aks ik niet in de journalistiek was gegaan? Ik ritste de enveloppe open. Al mijn gedachten bleken overbodig en onjuist te zijn geweest. HET WAS EEN LANG RAPPORT, twee en een half vel dicht betikt. De inleiding ging op zakelijke toon over de taalaanleg van onderzochte, haar ver mogen om critiseh-logisch te denken, haar arbeids- tempo. haar werkindeling, haar talent om iets te organiseren of in het werk te improviseren. De rest van het rapport bestond uit een uit gebreide karakteranalyse, die stevig de puntjes op de i zette, maar waarin woorden alsnerveus, agressief, minderwaardigheidscomplex, geldings drang volstrekt ontbraken. Daarvoor was de analyse te voorzichtig geschreven: men wikte en woog, omschreef meer dan dat men kortweg feiten vaststelde. Het totale beeld was... onmiskenbaar juist. Er volgde een conclusie met advies: de conclusie luidde dat de journalistiek voor onderzochte uiter mate geschikt was als beroep. Het advies luidde: schakel in de verre toekomst over van de verslag- geverij en reportage naar het schrijven van be schouwende artikelen, met sociale en maatschappe lijke achtergrond „mede om innerlijk meer even wicht te kunnen vinden." IK LAS HET RAPPORT enkele malen, toen be gon ik te twijfelen over een paar punten. Kwam niet bij de karakteranalyse typisch het „proto type" van de journalist naar voren? Was het eigen lijk niet gemakkelijk van een journalist te schrijven dat hij „meegesleept kon worden door zijn stem mingen," dat hij „gemakkelijk en intens geïnteres seerd kan raken in iets," dat hij „anderen goed aanvoelt en snel contact maakt met andere mensen, maar niettemin op enige afstand van hen blijft (innerlijk)"...? Ik had eea nabespreking over het rapport, die ruim een uur duurde. Die nabespreking en daar wil ik hier nog eens nadrukkelijk op wijzen WAS BELANGRIJKER DAN HET LEZEN VAN HET RAPPORT ZELF. Hij was uitermate leerzaam en verhelderend. Want het bleek ai gauw, dat psychologen zich niet zo gemakkelijk uitdrukken op papier als jour nalisten en dat de bedoelingen, die schuil gingen achter een handvol nogal radicale en volgens mij twijfelachtige opmerkingen, veel zuiverder waren en dieper gingen dan op papier bleek. (Nog- Tegenwoon'ig wordt je als leerjongen vaak getest. Want het bedrijf steekt geld. en tijd in je. Bovendien dat moet gezegd is het sonde, wanneer je op deze leeftijd een jaar verknoeit, doordat je op de verkeerde plaats begint Een valse start is nooit goed. Die kan voorkomen worden, mits... dat rap port goed is! Een man die zijn vak verstaat... Een man die al jarenlang meeloopt in het bedrijf. En die dus het gevoel heeft, dat zijn baas hem langzamerhand wel moet kennen. Maar zijn baas vindt, dat tiij hem niet genoeg kent. Hij wil méér van hem weten: dingen die dieper verborgen zitten. niaals: PAS OP MET HET LEZEN VAN DEZE RAPPORTEN IN HET BEDRIJFSLEVEN!) Men verklaarde mij de bedoeling va" >'en groot aantal tests: laat ik u zeggen, dat aie volstrekt anders is dan u meent te begrijpen. NU IK DIT RAPPORT op de juiste wijze lees, moet ik zeggen dat het een knap stuk werk is. Er staat niets m dat ik als „fout" kan betitelen. Een uitgebreid onderzoek in een zeer goed bekend staand laboratorium en mijn volstrekt eerlijke medewerking hebben geleid tot een eindresultaat, waaruit ik bereid ben de conclusie te trekken, dat de psychologie een belangwek kende wetenschap is, die de mens ten nutte kan zijn, mits IN HET HELE TEAM VAN MENSEN, BIJ HET EXPERI MENT BETROKKEN. GEEN FOUTEN WORDEN GE MAAKT. Een fout kan noodlottig zijn. (Maar dat kan hij ïn de me dische wetenschap ook zijn, om maar te zwijgen over het geen de atoomexperts verder gaan doen...) Het is dus van het allergrootste belang dat fou ten DOOR UITERSTE DESKUNDIGHEID EN ZORGVULDIGHEID worden vermeden. Zo ver is het nog lang niet. Wanneer wij de vra gen bekijken, die wij in ons eerste artikel stelden, dan ziet het er op dit punt zelfs uitermate bedroe vend uit. Hier zijn die vragen, thans vergezeld van korte antwoorden; 1. Zijn ALLE bureau's betrouwbaar en werken ze allemaal wel verantwoordelijkNEEN. 2. Schrijven ze ALLEMAAL de rapporten zo, dat er geen intieme persoonlijke dingen in staan, die je „als mens kunnen schaden"?... NEEN. 3. Weten de directeuren en personeelschefs wel goed met die rapporten om te springen?... NIET ALTIJD. 4. Wordt met de rapporten ALTIJD voldoende geheimhouding betracht?... Nt'EN. 5. Deugt het wei, dat die rapporten naar de be drijven gaan, omdat ze nu eenmaal voor die tests betalen? HET ZOU BETER ZIJN ALS DE PSYCHOLOGEN ZE NIET UIT HAN- DEN GAVEN EN BOVENDIEN ONVERBRE KELIJK AAN DAT RAPPORT EEN NA BESPREKING VERBONDEN, 6. Wat denken de psychologen zelf over deze dingen WIJ HEBBEN u al het een en ander verteld over de gedachten, die in het Nederlands Instituut van Praetizerende Psychologen leven. De bona fide psychologen zouden het risico van vergissingen, van onrechtvaardigheden, van beschamende toe standen graag tot het uiterste verkleinen. Zij zullen daartoe niet in staat zijn, wanneei zij niet de steun van de wet in de rug hebben. Een wet die de eisen zal vaststellen, waaraan de prakti- zerende psycholoog zal moeten voldoen. Een wet die bepaalt waaraan hij zich in zijn praktijk te houden heeft en die tuchtmaatregelen Kent tegen de psycholoog, „die zich schuldig maakt aan na latigheid, aan handelingen die het vertrouwen in de psychologen ondermijnen of die iemand ernstig schade berokkent..." Een wetsontwerp, begeleid door een uitvoerig rapport van een commissie „OpUding en Titel Psychologen" ligt gereed. In dat rapport staat onder meer: „De Commissie heeft met bezorgdheid ken nis genomen van het feit, dat de psycholo gische praktijk in tal van gevallen door ge heel onbevoegden wordt uitgeoefend. Dat deze gesteldheid de geestelijke volksgezond heid zeer nadelig beïnvloedt behoeft nau welijks betoog. Alleen reeds als men let op het grote aantal personen, dat ten slacht offer valt aan stellers van de vele adverten ties, waarin op misleidende wijze en onder onverantwoorde toezeggingen omtrent suc ces, psychologische hulp wordt aangebo den enz. .En wij citeren nog éénmaal uit dit rapport: „Na rijp beraad kwam de Commissie tot de conclusie, dat zij Uwe Excellentie moet adviseren, de be voegdheid tot het uitoefenen van de psychologische praktijk uitsluitend te verlenen aan degenen die in net bezit zijn van een getuigschrift van „practische bekwaamheid in de toepassing der psychologie." Dit getuigschrift zal in de regel slechts kunnen worden verworven door hen, die na het doctoraal examen in de psychologie of opvoed kunde gedurende TEN MINSTE TWEE VOLLE JAREN onder bevoegde leiding in de psychologi sche praktijk zijn opgeleid." OP HET OGENBLIK wordt ons volk op grote schaal blootgesteld aan geestelijke kwakzalve rij en die toestand zal voortduren, wanneer men in de wereld van de toegepaste psychologie niet ordenend,gaat optreden. Dat mag moeilijk zijn. nu het een zo jonge we tenschap betreft. HET IS NOODZAKELIJK. Niet alleen omdat het lot van tienduizenden mensen bij het uitoefenen van de weten schap betrokken is. Ook om dat die wetenschap zelf in dusdanig discrediet dreigt te geraken, door de beunhazerij die er vrij spel in heeft, dat men meer over „bedriegers" hoort spreken dan er wel goed voor is. De toestand van het ogenblik richt groot kwaad aan. Hoe grootDat kunnen wij niet zeggen. De oncontroleerbare massa van sollicitanten, die na een test naar huis wordt gezonden en daarna nooit meer iets verneemt, behalve ons befaamde „briefje"... DE KEUZE IS NIET OP U GEVAL LEN zwijgt noodgedwongen. Hoeveel onrechtvaardig behandelde mensen schuilen in die massa? Hoeveel foute rapporten ontnamen hun een kans? Het is zo ver met hem... Je Kunt nóg scén goed vakman zijn, wanneer je hoger wilt klimmen op de sociale ladder en promotie begeert, gaat ineens je innerlijk een rol spelen. Dan wordt er aevraagd: „Wie ben je?" in plaats jan „Wat kun je?" Het ogen blik is aangebroken waarop je onbeschermd te kijk staat. TEN SLOTTE: de psychologie wordt toege past. Het bedrijfsleven is daar maar wat dankbaar voor. Het heeft in de toegepaste psychologie een trouwe steun gekregen. Het dobbert daar lekker op voort. Misschien is het wel nuttig als dat bedrijfs leven z ch eens afvraagt, of onder de huidige om standigheden die psychologie wel op zo grote schaal toegepast zou mógen worden. Misschien is het wel goed, als het bedrijfsleven zich eens af vraagt. of het onder de omstandigheden van het ogenblik de sollicitant wel een test KAN OP DRINGEN. MET WELK RECHT DOET HET BEDRIJFSLEVEN DAT? En daar zijn we beland bij de zevende en laatste vraag, die wij ons in ons eerste artikel stelden. Door de toegepaste psychologie is solliciteren „onbeschermd te kijk staan" geworden. Het is niet erg voor de mens dit te doen tegenover een psy choloog, in wie hij hetzelfde vertrouwen kan stel len als in zijn huisdokter. Het is WEL ERG VOOR DE MENS dit te doen tegenover een willekeurige directeur of personeels chef of afdelingschef. Die mensen hebben er volstrekt geen recht op, dat hij daar onbeschermd RECHTELOOS EN WEERLOOS IN DEZE ZAAK voor hen staat. Burgers van een land als het onze hebben gelukkig in hun onderlinge verhoudingen gelijke rech ten. Wanneer de sollicitant gedwongen wordt voor enkele willekeurige mensen uit het bedrijfsleven, onbeschermd tot in zijn diepste innerlijk te kijk te staan, dan kan hij dit dus met EVENVEEL RECHT VAN DIE MENSEN EISEN, Het sou mis schien héél nuttig voor hem zijn, als hij een rap port kon lezen over de directeur of chef, bij wie hij voor vele jaren van zijn leven terechtkomt. Totdat de psychotechniek zijn intrede in het be drijfsleven deed, deden de mensen het met een zekere „uiterlijke kennis" van elkaar, die voor een elk waarneembaar was en die ten opzichte van elkaar gelijkheid schiep. Je kon zeggen van Je chef: „Die man kent zijn vak niet en zijn gezicht bevalt me niet." En de chef kon van jou zeggen: ..Die man is vast niet goed voor zijn werk. ik vind hem er ook niet aantrekkelijk uitzienDaar stond je tegenover elkaar „quitte" in. HET TASTTE JE INNERLIJK niet openlijk en zwart-op-wit aan. Het psychotechnisch rapport schept een belangrijke ONGELIJKHEID, die op niets is gebaseerd, wanneer we over RECHT willen spreken. Het is merkwaardig dat we aan de ene kant in het bedrijfsleven een grote tendens in de richting van gelijkheid zien: „op zijn plaats in het totale bedrijf is de mens gelijk in waarde." En dat nu aan de andere kant, bij het opdringen van een psychotechnisch onderzoek, de ene mens in het bedrijf tot voorwerp wordt gemaakt van de ander. De test legt een stuk van het innerlijk van de mens bloot, dat hém alleen toebe hoort en zijn kostelijkste bezit is en dat bo vendien zo goed kan worden beheerst, dat het wellicht nooit te voorschijn komt. Immers, het is een zelfverworven stuk beschaving van de mens, dat hij zich goed GEDRAGEN KAN, terwijl er in zijn diepste wezen dingen in hem leven, DIE MINDER GOED ZIJN. En dus... de test hoort thuis bij de bona fide psycholoog en alléén in DIENS zak. Het bedrijfsleven kan volstaan met een goed advies, met een paedagogische wenk. Het zal daarmee willen volstaan, wanneer de toegepaste psychologie schoon schip heeft gemaakt en men met dezelfde ge rustheid zijn rapporten afwacht als thans bij de medici het geval is.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Vrije volk | 1955 | | pagina 2